De reproductie van de Nederlandse melkkoe kan naar een hoger niveau met meer focus op vruchtbaarheidsmanagement. Amerikaanse veehouders zijn veel proactiever om koeien vlot te insemineren en dat verbetert de vruchtbaarheidresultaten.
“Amerikaanse collega-melkveehouders vragen eerst hoeveel koeien je drachtig hebt, voordat ze informeren naar het productieniveau”, zegt Peter van der Vegt, sales support manager bij Diamond V en Speerstra Feed Ingrediënts. Van der Vegt spreekt uit eigen ervaring met management van melkveebedrijven van 500 tot 1.500 koeien in de VS. “Amerikanen zitten er veel meer bovenop met tijdig insemineren, drachtcontroles en proactief voer- en koemanagement van droge en verse koeien. Veel Amerikaanse bedrijven halen een tussenkalftijd (TKT) van minder dan 400 dagen, ook bij producties van 12.000 liter”, aldus Van der Vegt. In Nederland daalt de gemiddelde tussenkalftijd elk jaar iets. In 2008 was deze nog 420 dagen, in 2016 is het 413 dagen. Volgens CRV ligt de streefwaarde van de TKT tussen 365 en 385 dagen, met een zo kort mogelijk interval afkalven- eerste inseminatie. Uit Wagenings onderzoek blijkt dat het voor 90% van de koeien economisch interessant is om ze voor week 10 te insemineren.
Van der Vegt vindt dat in Nederland wordt overschat hoeveel koeien één man aan kan. “Ze rekenen hier al naar 150 koeien per man. In de VS stellen ze dat 60 tot 80 koeien het maximum is. Want een koe kan een hoge productie alleen combineren met een goede vruchtbaarheid als er voldoende tijd en aandacht is voor individuele dieren.”
Berdine Sweep, adviseur rundveehouderij en vennoot van Valacon, vindt streven naar een korte TKT geen doel op zich. “Gemiddeld brengt een korte TKT meer rendement op, maar je moet de tussenkalftijd wel relateren aan de productie van een individuele koe. Want het is niet logisch om persistente hoogproductieve koeien die nog 30 liter per dag produceren, droog te zetten.” Bij persistente koeien is het niet raadzaam om de lactatieduur te beperken. Veehouders moeten het energie- en eiwitniveau dan wel goed afstemmen op de melkproductie en niet te snel afremmen op een vast aantal lactatiedagen.
Voeropname van verse en droge koeien
Voor goede reproductie zijn gezonde koeien nodig, waarbij het voorplantingssysteem van de koe optimaal functioneert. Vruchtbare koeien zijn vlot tochtig en snel drachtig na inseminatie. Een optimale voeding in elke levensfase van een koe is daarbij cruciaal, met een hoofdrol voor de voeding van droge en verse koeien, weten Van der Vegt en Sweep. Daarbij gaat het om de periode van circa 60 dagen voor tot 30 dagen na afkalven. Bij afkalfkoeien is beperking van de negatieve energiebalans belangrijk. Want de activiteit van eierstokken en de eisprong zijn sterk afhankelijk van ernst en duur van de negatieve energiebalans. Een negatieve energiebalans geeft ook meer risico op baarmoederontsteking, aan de nageboorte blijven staan, lebmaagdraaiing of ketose. “Dat werkt negatief door in het tonen van tochtigheid, in vruchtbaarheidsresultaten en in melkproductie”, zegt Van der Vegt. Minder vaak afkalven betekent minder vaak een piekproductie. Een slechte vruchtbaarheid en lange TKT geven verlies aan melk, minder geboren kalveren en meer gedwongen afvoer. Per extra dag tussenkalftijd bedraagt het verlies, gemiddeld en afhankelijk van melkprijs en voerprijs, één tot twee euro.
Vanaf 30 dagen na inseminatie is scannen van koeien op dracht mogelijk. Dat verbetert de reproductieresultaten, want hoe sneller duidelijk is dat een koe niet drachtig is, hoe eerder veehouders hierop actie kunnen ondernemen.
Een te lage voeropname bij droge en verse koeien, te zien aan minder goede pensvulling, is vaak het gevolg van een te hoge stal- of hokbezetting. Van der Vegt adviseert een bezetting van 80% bij transitiekoeien en voldoende vreetplaatsen. Sweep vindt het bijhouden van de conditiescore van droge koeien van belang. Het beperken van vervetting (te grote conditietoename) of vermagering (te groot conditieverlies) helpt om vervolgproblemen zoals een moeilijke bevalling, melkziekte of ketose te voorkomen.
Amerikanen investeren volgens Van der Vegt meer in optimalisatie van melkvee- en droogstandsrantsoenen dan Nederlandse veehouders. “Zij weten precies wat de drogestofopname is van hun koeien, in Nederland is dat nog lang niet altijd het geval.” Amerikanen vinden dat het droge koeienrantsoen het beste rantsoen moet zijn. Elke dag vers voer, geen selectie en goed uitgebalanceerd in voedingswaarde en mineralen. “Daarnaast streven ze naar constante rantsoenen, omdat koeien het beste gedijen met rust, reinheid en regelmaat”, vertelt Van der Vegt. “Nederlanders hebben de neiging om continu aan de knoppen te draaien. Doe dat vooral niet als het goed loopt.”
Rondom afkalven zijn hygiëne en koecomfort belangrijk om infecties en verlaagde weerstand door stress te voorkomen. “Zorg ook voor voldoende ruimte voor kalfkoeien om een piek in het aantal afkalvingen op te vangen, want dat gaat soms mis”, zegt Van der Vegt. Het apart huisvesten van verse koeien is sowieso een aanrader om deze groep goed te kunnen controleren op voeropname en gezondheid. Standaard temperaturen en vijf dagen na afkalven opvoelen of de koeien schoon zijn, is aan te bevelen. “Wacht niet tot een koe een baarmoederontsteking ontwikkelt, maar werk preventief”, meent Sweep. “Zorg voor voldoende energie in het begin van de lactatie, bij voorkeur glycogene energie met bestendig zetmeel en let op de krachtvoergift bij lagere ruwvoeropname om pensverzuring te voorkomen.”
Tochtsignalering en drachtcontrole
Ondersteuning van tochtsignalering met stappentellers of activiteitmeting in halsbanden is op grote melkveebedrijven nuttig. “Op het oog zie je 50% van de tochtige koeien, met technische hulp, haal je een tochtdetectie van 75 tot 90%”, zegt Van der Vegt. Ook Sweep ziet de meerwaarde van dergelijke systemen op grotere melkveebedrijven. “Zeker omdat de laatste jaren de tochtduur is afgenomen. Dan heb je minder tijd om tocht op het oog te zien. Koeien die ’s nacht tochtigheid tonen, mis je dan al”, aldus Sweep. Zij vindt dat het fokken van een functionele, productieve en robuuste koe ook bijdraagt aan vruchtbaarheidsverbetering. “Let wel op inteelt, want dat heeft een negatief effect op reproductie.”
Halstransponders die de dieractiviteit meten geven betrouwbare tochtattenties.
Huub Peek van fokkerijadviesbureau Peek & Van der Kroon bevestigt dat. “Op DNA-niveau is al langer te verklaren dat inteelt leidt tot minder goede vruchtbaarheidsresultaten. Bij Holstein, Jersey, Brown Swiss en Fleckvieh zijn letale haplotypes of erfelijke gebreken gevonden die kunnen leiden tot embryonale sterfte. Haplotypes zijn stukjes DNA die recessief overerven net als CVM, BLAD of de roodbontfactor. Bij paring van twee dragers van hetzelfde haplotype leidt dat bij een kwart tot embryonale sterfte”, legt Peek uit. “Letale haplotypes zijn wijdverbreid, omdat stieren als O Man, Jocko Besn en Shottle dragers zijn van deze haplotypes.” Peek & Van der Kroon houdt in paringsadviezen rekening met inteeltbeperking en met bekende dragers van letale haplotypes om embryonale sterfte te voorkomen.
Drachtcontrole is op Amerikaanse bedrijven gemeengoed. Sweep zegt dat dit op sommige bedrijven in Nederland nog niet gebeurt en dat is zeker een beperking in verbetering van reproductieresultaten. Want hoe sneller duidelijk is dat een koe niet drachtig is, hoe eerder veehouders hierop actie kunnen ondernemen.
Vanaf 30 dagen na inseminatie is scannen van koeien op dracht mogelijk en vanaf 42 dagen kan rectaal onderzoek plaatsvinden. Ook kunnen melkveehouders via MPR Dracht een melkmonster laten onderzoeken op bepaalde eiwitten in de melk die dracht voorspellen vanaf 35 dagen na insemineren. “Amerikanen sturen op zogenoemde key perfomance indicators, zoals bijvoorbeeld aantal geïnsemineerde koeien, aantal drachtige koeien, aantal herinseminaties en aantal open koeien. En ze hebben protocollen voor open koeien om deze zo snel mogelijk weer drachtig te krijgen”, zegt Van der Vegt. “Want zij realiseren zich dat elke drachtige koe bijdraagt aan de melkproductie van volgend jaar.”
Sweep zegt dat in de VS het inseminatiegetal hoog is en synchronisatie met hormoonbehandeling veel voorkomt. “Het is de vraag of dat maatschappelijk gewenst is. Al jaren blijkt uit onderzoek dat Amerikaanse veehouders veel geld laten liggen, omdat de gemiddelde koeleeftijd te laag is”, zegt Sweep. Van der Vegt betwijfelt of dat waar is. Sweep merkt dat in Nederland juist wordt gestreefd naar gezonde koeien die probleemloos melken en een lange levensduur hebben.
Vroeg insemineren en TKT van 370 dagen
In 2011 schafte maatschap Van Schot het vruchtbaarheidsmanagementprogramma Ovalert aan en is er elke twee weken vruchtbaarheidsbegeleiding. “We willen efficiënt melken en een korte tussenkalftijd helpt daarbij”, meent Arne van Schot. “Ovalert verhoogt de tochtsignalering, waardoor we minder tochtige koeien missen.” Van Schot werkt met halstransponders, die activiteit en herkauwactiviteit meten. Daarmee komen zowel tocht als mogelijke gezondheidsproblemen in beeld. “Alhoewel de tochtdetecties vrij betrouwbaar zijn, vaar ik er niet blind op, maar kijk ik eerst goed naar de koe of ze daadwerkelijk tochtig is.” Het interval afkalven-eerste inseminatie is gemiddeld 62 dagen en het inseminatiegetal van de koeien is 2,6 en van de pinken 1,5. “Ik begin op tijd met insemineren, soms al op 40 dagen na afkalven als ik tochtigheid zie. Vroeg insemineren kost wat meer rietjes, maar het levert gemiddeld een kortere tussenkalftijd op en de vaarzen kalven af op gemiddeld 23 maanden en dat is netto extra rendement.”
Van Schot krijgt vruchtbaarheidsbegeleiding van CRV en van particulier adviseur vruchtbaarheid runderen Auke Bremer. Tussen afkalven en insemineren worden koeien opgevoeld om te controleren of ze schoon zijn. Circa 30 dagen na insemineren scannen de begeleiders de dieren op dracht. “Met scannen hebben we sneller in beeld welke koeien drachtig zijn en welke niet. Ook zijn eventuele afwijkingen aan eierstokken te zien, zoals inactiviteit of cysten of bijvoorbeeld een baarmoederontsteking”, vertelt Van Schot, die bij 10% van koeien die slecht opschonen een hormoonbehandeling toepast. “Deze koeien zijn dan weer eerder tochtig, waardoor we ze tijdig succesvol kunnen insemineren.” Als bekend is wat mogelijke oorzaken zijn bij vruchtbaarheidsproblemen helpt dat in de keuze om door te gaan met insemineren of om afscheid te nemen van een koe. “Vanwege de fosfaatwetgeving zetten we Holstein-embryo’s in uit het CRV Satelliet-programma om sneller de melkproductie per koe te verhogen.”
Naam: Arne van Schot (29). Woonplaats: Oude Pekela. Bedrijf: in maatschap met zijn ouders Warner (57) en Joke (59) 350 melk- en kalfkoeien en 197 stuks jongvee met 110 hectare grond in gebruik. Er is deels ingekruist met Scandinavische roodbont, Fleckvieh en Brown Swiss. Het rollend jaargemiddelde is 8.800 kg melk per koe met 4,47% vet en 3,65% eiwit.