Doe kunstmest de deur uit. Het is een van de aanbevelingen van DLV Advies-directeur Herrold Lammertink voor melkveehouders. Net als liever twee locaties dan één supergroot melkveebedrijf. Hij uit zijn zorgen over de groeimogelijkheden in de melkveehouderij.
Nu de stofwolken rond de regeling voor fosfaatrechten optrekken, komt in beeld wat de effecten zijn. Vooral de financierbaarheid van groei gaat een bottleneck vormen, verwacht Herrold Lammertink. “Door de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij en door de komst van de fosfaatrechten worden groeimogelijkheden sterk beperkt.”
De DLV Advies-directeur is bepaald niet optimistisch over de gevolgen voor een grote groep bedrijven. Dan gaat het om melkveehouders die in de jaren voor 2 juli 2015 met geleend geld geïnvesteerd hebben in uitbreiding of nieuwbouw en die de stal op de peildatum 2 juli 2015 niet vol hadden staan. Lammertink: “Een behoorlijk aantal veehouders maakt op dit moment bezwaar tegen de fosfaatbeschikking van hun bedrijf. Veehouders hebben een stal gebouwd conform alle regels en vergunningen en zijn hiervoor financieringsverplichtingen aangegaan. Om bestaansrecht te hebben in de toekomst zullen deze bedrijven op de geplande omvang moeten komen. Door overheidsingrijpen zijn ze nu in een onmogelijke positie gebracht, terwijl ze alles netjes gedaan hebben. Ik moet nog zien wat de rechters daarvan zeggen.”
Herrold Lammertink (47) is sinds 2005 directeur en mede-eigenaar van DLV Advies. 3,5 dag in de week verricht hij zelf advieswerk bij klanten in de melkveehouderij om voeling met de praktijk te houden. Het adviesbureau met kantoren in Deventer, Uden, Vianen en Heerenveen heeft bijna 120 medewerkers in dienst (100 fte). Het bedrijf onderzoekt momenteel hoe het zijn activiteiten in het buitenland – nu voornamelijk begeleiding van bouwprojecten – verder kan uitbouwen.
Te zware financieringslasten
Hoe dan ook is de toekomst van deze bedrijven volgens Lammertink een stuk onvoorspelbaarder doordat ze de financieringslasten (rente en aflossing) niet kunnen opbrengen. “Er komen echt bedrijven financieel in de knel. Voor hen zijn de financieringslasten gewoonweg te zwaar.” Om die lasten te kunnen betalen moeten ze hun stal vol zetten. Daarvoor is de aanschaf van fosfaatrechten nodig, maar daarmee lopen de veehouders vast. Het is bijna onmogelijk om die rechten gefinancierd te krijgen, signaleert Lammertink. “Een extra knelpunt bij de beslissing over toekennen van financiering is, dat de banken in de basis een 5-jaars aflossingstermijn hanteren. Dit ondanks het feit dat het ministerie een afschrijvingstermijn aangeeft van 10 jaar. In een sector waar voor banken zekerheid geen issue is, er zit immers voldoende waarde in het onderpand, zou ik veel liever maatwerk zien.”
Hoeveel bedrijven raken in de knoei?
“Ik schat een kwart tot 30%van de bedrijven. Groot en klein. Daar zit van alles tussen, ook bedrijven met jonge ondernemers die een groeisprong hebben gemaakt en van bijvoorbeeld 150 naar 250 koeien wilden gegaan. Nu ze de stal niet vol hebben, krijgen ze het financieel heel moeilijk. Minder pijnlijk is het voor bedrijven zonder opvolger, waarvan de veehouder tegen de 60 jaar loopt en over een paar jaar stopt. Ga er maar vanuit, dat we over 10 jaar niet meer dan 8.000 tot 10.000 melkveebedrijven over hebben. Dat lijkt een grote achteruitgang. Als je de gebruikelijke 2, 3% van de bedrijven die jaarlijks stoppen, aanhoudt, valt het nog mee, maar het zou nu versneld kunnen gaan.”
‘We hebben over 10 jaar niet meer dan 8.000 tot 10.000 melkveebedrijven’
En hoe zit het met de andere bedrijven?
“Met de bedrijven die de laatste jaren niets in uitbreiding hebben gedaan, is niet zo gek veel aan de hand. Als ze ten minste de kostprijs in de hand houden en goed boer zijn. Ze hebben natuurlijk met een sterker schommelende melkprijs te maken, maar over een langere reeks jaren gaat die prijs wel omhoog. De wereldbevolking stijgt en de wereld moet gevoed worden.”
Welk advies geven jullie?
“Kostprijsbeheersing is het allerbelangrijkste. Financiering wordt moeilijker. Je ziet dat banken hier en daar een terugtrekkende beweging maken uit de landbouw. Dat betekent dat er meer verwacht wordt van je eigen cashmanagement als veehouder. Steeds aankloppen bij de bank als het even tegenzit, is verleden tijd. Kijk bijvoorbeeld naar alternatieve financiering voor je vervangingsinvesteringen. Asbestdaken vervangen, in combinatie met een toegekende SDE en de plaatsing van zonnepanelen biedt kansen. Zeker als investeerders in zonne-energie betrokken kunnen worden in dit traject. Dan is die verplichte investering (asbest moet er voor 2024 af, red.) deels anders gefinancierd, waardoor je niet voor de gehele investering bij de bank hoeft aan te kloppen. Dat is gunstig voor je liquiditeit. Denk ook na over het leasen van een trekker in plaats van kopen van de lopende rekening voor een ton. In sommige gevallen kan het zelfs slim zijn om de stille reserve die in grond zit te activeren door een erfpachtconstructie met Fagoed, ASR of particulieren. En waarom duur nieuw bouwen als er in de buurt een prima stal te koop staat? Laten we ook kijken naar de circulaire economie: kunnen we materialen hergebruiken. En waarom bouwen we dure stallen die 50 jaar meegaan terwijl we iedere 20 tot 25 jaar een nieuwe stal bouwen?”
Komt er meer aandacht voor die circulaire economie?
“Daar zit veel meer in. We moeten bijvoorbeeld ook kijken hoe we meer dierlijke mest kunnen inzetten bij de ruwvoerproductie. De BEP-pilot laat al zien dat we met meer dierlijke mest en duidelijk minder kunstmest prima resultaten halen. Ook kunnen we meer bewerkte mestvormen inzetten als kunstmestvervangers. Europese wetgeving sluit deze richting vooralsnog af. Ik denk dat dit niet oneindig houdbaar is. Leg maar eens uit aan de maatschappij dat we mineralen afvoeren met vrachtwagens om vervolgens diezelfde mineralen in kunstmestvorm weer aan te voeren. Optimalisatie daar gaat het om. Maar er blijven altijd tegenstrijdigheden. Neem de koeien op stal. Optimalisatie van de voeding en maximalisatie van de ruwvoerproductie staat dan haaks op de wens vanuit de maatschappij om koeien te weiden.”
Komen we uit dit soort tegenstrijdigheden?
“Dat kan als iedereen zich aan de echte feiten houdt. We hebben niets aan populistische verhalen. Dat wil niet zeggen dat je niet naar de maatschappij moet luisteren. Er is een algemene weerstand tegen mammoetbedrijven. Dat is een feit, of je het nu wil zien of niet. Wil je groeien, denk dan ook aan andere oplossing dan verder vergroten van het ene bedrijf. Waarom niet twee locaties? Neem een andere locatie of een bedrijf over van een stopper. Het komt ook de leefbaarheid op het platteland ten goede, geen lege stallen die staan te verkrotten.”
‘Groeiende bedrijven kunnen denken aan twee locaties in plaats van een grote’
Wordt door de fosfaatproblematiek de concurrentiepositie slechter?
“Door de fosfaatrechten wordt de concurrentiepositie zeker niet beter. Wel is er in 2017 1,4 miljard kilo melk meer geproduceerd dan in 2015 dankzij een hogere productie per koe en hebben we tegelijkertijd de fosfaatproductie met 7,4 miljoen kilo teruggebracht. Kortom, er zit nog veel rek in. We kunnen dus veel, maar het is niet oneindig.”
In Estland werkt een groot modern melkveebedrijf met een kostprijs van 25 cent per kilo. Daar kan Nederland toch nooit tegen concurreren?
“En toch wil het buitenland onze zuivelproducten hebben. Hoe dat kan? Onze kwaliteit, producten en betrouwbaarheid is belangrijker. Dat is een meerwaarde in afzet en prijs.”
Kortom, we teren op onze goede naam. Is dat niet riskant?
“De hele wereld laat zich lovend uit over de Nederlandse agrarische sector, behalve Nederland zelf. Als agrarische sector lopen we vooruit op bijna alle terreinen. Als we dat volhouden, houden we concurrentiekracht. Als overheid hebben we, met premier Rutte voorop, de mond vol over Nederland als kennisland. Dan moet je ervoor waken dat een belangrijke sector als de agrarische niet verdwijnt. Ik zie jammer genoeg niet dat de overheid zuinig is op onze sector, ondanks de enorme bijdrage aan het bruto nationaal product en daarmee dus ook onze welvaart. Dat moet veranderen.
Maar de sector is zelf ook aan zet. Het heeft ook alles met beeldvorming te maken. Laat mooie innovaties zien. Ik zal een voorbeeld noemen: als we willen, kunnen we de boodschap uitdragen dat melkveehouderij ook voor energie zorgt met allemaal zonnepanelen op het dak en dat de sector zelfs zonder kunstmest kan. De productie van kunstmest vraagt veel energie. Met een groter gebruik van dierlijke mest werk je dus aan het verminderen van de CO2-footprint. Je kunt niet om de methaanuitstoot van koeien heen, die omgerekend wordt naar CO2-equivalenten. Daar zullen we aan moeten werken. Werken aan de koolstofkringloop is ook voor de beeldvorming van groot belang.”
Mestkorrels in plaats van kunstmest is er qua regelgeving nog niet door. Je maakt je ook niet populair bij de kunstmestfabrikanten.
“Dat hoeft ook niet. Belangrijk is, wat het beste is voor de sector.”