Doorgaan naar artikel

Intensief melkveebedrijf heeft een groot fosfaattekort

Intensieve melkveebedrijven in Noord Nederland hebben een groot fosfaattekort. Dat tekort is op bedrijven die beweiden kleiner dan bij opstallers. Dat blijkt uit de eerste resultaten van het project Vruchtbare Kringloop Noord Nederland die tijdens een studiedag op de Dairy Campus zijn gepresenteerd.

Het gemiddelde bedrijf in het project (zie kader) had in 2016 146 koeien op 74 hectare en een melkproductie van 17.360 kilo per hectare (zie tabel). De jongveebezetting was 6,3 stuks per 10 melkkoeien. Alle bedrijven op klei- en veengrond voldeden aan de norm voor het maximaal toelaatbaar stikstofbodemoverschot. Op zandgrond voldeed de helft daaraan, bedrijven met gemengde grondsoorten voor krap 90 procent.

Het stikstof bodemoverschot is gemiddeld 143 kilo per hectare, en verschilt niet tussen intensieve en extensieve bedrijven. Er is wel veel ruimte voor verbetering, want de spreiding is groot bij een gelijke intensiteit”, stelt WUR-onderzoeker Gerjan Hilhorst.

Alleen de meest extensieve bedrijven hebben een fosfaat bodemoverschot. Met toenemende intensiteit stijgt het tekort, tot 18 kilo per hectare per jaar bij een melkproductie boven 22.500 kg per ha. Reden hiervoor is dat de bedrijven bij uitrijden van drijfmest stikstof de eerst beperkende factor is. “Dit is geen duurzame situatie”, aldus Hilhorst.

Beweiders en opstallers hebben een gelijk stikstof bodemoverschot, het fosfaattekort is kleiner op de weidebedrijven. Die zijn gemiddeld ook iets extensiever en zijn sturen daarom minder op verlaging van de excreties. In het RE en P-gehalte van de rantsoenen zitten tussen weiders en opstallers geen verschillen. Beweiders voeren wel meer vers gras. Dat is bij hen 14 procent van de droge stof in het rantsoen, bij opstallers slechts 3 procent.

Vruchtbare Kringloop Noord Nederland

In het project vruchtbare kringloop Noord Nederland draaien nu 190 melkveehouders uit Groningen, Friesland en Drenthe mee. Van 156 deelnemers is de Kringloopwijzer (KLW) over 2016 ingelezen. In 9 procent daarvan zaten aantoonbare fouten, deze zijn buiten de analyses gelaten. Volgens WUR-onderzoeker Gerjan Hilhorst hebben deze fouten vooral te maken met onbekendheid van adviseurs (die veelal de invoer verzorgen) met de KLW. In vergelijkbare projecten in de Achterhoek, waar veehouders en adviseurs al langer werken met de KLW, is het percentage fouten volgens hem minder dan 2 procent.
De 190 deelnemende veehouders zitten verdeeld over 20 studiegroepen. 15 daarvan zijn algemeen, 5 hebben een thematische aanpak.
Het doel van het project, dat uitgevoerd wordt door LTO Noord, is om in 2020 500 deelnemers te hebben. Deze worden begeleid naar een stikstof bodemoverschot van maximaal 25 kilo op zand en kleigrond en 75 kilo op veengrond en en fosfaat bodemoverschot van 0 kilo.

 

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin