Melkveehouders kunnen op de nieuwe fosfaatwetgeving anticiperen door hun situatie in beeld te brengen en een strategie kiezen die aansluit bij de gewenste bedrijfsontwikkeling. Minder jongvee levert vaak veel winst op.
Elders opfokken
In de studiegroepen is een scala aan maatregelen langsgelopen om in te spelen op de nieuwe fosfaatwetgeving. Jongvee speelt daarbij een cruciale rol. De grootste klapper wordt gemaakt door het jongvee elders op te laten fokken. De bespaarde hoeveelheid fosfaat van het jongvee kan dan geheel of gedeeltelijk worden ingevuld door melkvee.
Bedrijfsspecifieke aanpak
De beste jongveeaanpak is bedrijfsspecifiek. De afweging om jongvee volledig uit te besteden, hangt van meerdere factoren af: wat kan een ondernemer binnen de eigen bedrijfsvoering nog winnen, is er een goede opfokker in de buurt en kan de stalruimte van het jongvee worden benut voor koeien?
Lagere opfokkosten
Naast het uitbesteden van jongvee kunnen melkveehouders de hoeveelheid benodigde vaarzen beperken. Boeren: “Het is een ook economisch verhaal: bedrijven die de jongveeopfok verbeteren zien veel lagere opfokkosten.” Een vervanging van maximaal 25 procent drukt de benodigde stuks jongvee en bespaart op mineralenaanvoer. Dat vraagt secuurheid op veel fronten, waaronder het vruchtbaarheidsmanagement. Het is belangrijk dat jongvee bij afkalveren niet ouder is dan 2 jaar. “Sommige veehouders uit de studiegroep slagen erin de vaarzen af te laten kalven op 1 jaar en 11 maanden. Soms nog jonger. Er is bij topmanagement best wel wat mogelijk.”
Visie ontwikkelen
Ook voor zelfstandig melkveeadviseur Rob Huinink zijn strategische plannen rond het inpassen van de nieuwe fosfaatwetgeving regelmatig gespreksonderwerp bij klanten. “Aandacht voor efficiënte productie was altijd al belangrijk. Maar nu de mestwetgeving scherper is en melkprijzen meer fluctueren, bepaalt het mede het bestaansrecht van een bedrijf.”
Betere gronden gebruiken voor melkvee
De nieuwe fosfaatwetgeving schudde bij Alfred Scholten, die in Winterswijk Woold (Gld.) 175 melkkoeien houdt, de uitgestippelde route aardig door de war. “Na het quotum wilden we melkproductie en hoeveelheid grond in balans brengen. Daarvoor konden we groeien van 125 naar 175 koeien.” Die groeistap is gezet, maar met de nieuwe fosfaatwetgeving heeft hij interne maatregelen moeten nemen.
Zo gaat het jongvee van 1 tot 2 jaar voortaan naar een opfokbedrijf. Ook het fokkerijbeleid is aangepast. Zo wordt via gesekst sperma en Belgisch Witblauw op het ondereind het aandeel jongvee beperkt terwijl de melkproductie moet stijgen. “Maar ik wil de hoge gehalten in de melk behouden.” Hij streeft naar een optimale productie van 8.500 tot 9.000 kilo melk per koe, bij minimaal 3,7% eiwit en 4,7% vet. “Dat is voor ons bedrijf de meest efficiënte productie.”
Een ander vlak waar hij met de efficiëntie verbetert, is de grond. Vooruitlopend op het belang van grond heeft de ondernemer twee jaar geleden ruim 20 hectare grond er langdurig bij kunnen huren, wat het totale areaal op 88 hectare bracht. Dat maakte het mogelijk om de betere gronden voor het melkveebedrijf te gebruiken en de mindere gronden voor akkerbouw. Ook probeert hij op perceelsniveau op maat te bemesten, bijvoorbeeld door aan de randen waar bomen staan zuiniger te zijn met mest. “Het is wel jammer dat we jaarlijks worden afgerekend op productie van fosfaat. We zouden de fosfaat over meerdere jaren moeten kunnen verrekenen.”
De komende jaren staan in het teken van het verder optimaliseren van de productie en de fosfaatefficiëntie. Zo denkt hij na over het inzetten van sensoren om meer nauwkeurig de werkelijke ruwvoerhoeveelheid te bepalen. Via de BEX realiseert Scholten al een voordeel van 10% (stikstof) en 12% (fosfaat) en dat wil hij via de Kringloopwijzer verzilveren. Verdere groei van het bedrijf verwacht hij eerder in verbreding dan in aantal koeien. “Dit aantal past goed bij de grond. Misschien dat we in de toekomst energie gaan opwekken met een kleinschalige mestvergisting.”
Drie keer daags melken, jongvee weg
Het bedrijf van Marijn en Pascal van Thiel in Velp (N.-Br.) telde in 2014 nog 150 melkkoeien. Na het bouwen van een nieuwe stal staat de teller op 300 koeien aan de melk. Dat is net iets te veel om binnen het fosfaatquotum te blijven, dus hebben ze besloten een deel van de jongveeopfok uit te besteden. Gekozen is om de pinken na de inseminatie tot aan het afkalven elders te stallen. “Uitbesteden van de opfok heeft voor- en nadelen maar onder de streep is dit voor ons het beste.”
Naast het uitbesteden van het jongvee streven de broers naar een vervanging van 25 procent. Zodoende is minder jongvee nodig. “In de oude stal was dat 32, 33%.” Op allerlei fronten wordt daaraan gewerkt. De bouw van de nieuwe stal maakt het een stuk gemakkelijker, aldus Pascal. Het geeft de gezondheid en het koecomfort een impuls.
Ook laten de broers de koeien na het afkalven 20 dagen in een aparte controleruimte lopen, waar ze maar 2 keer per dag worden gemolken. Momenteel bouwen de melkveehouders een aparte stal voor de jongste kalveren tot 4 maanden. Een eigen klimaat en afscheiding van de rest van de veestapel moeten de gezondheid van het jongvee een verdere impuls geven.
Nu het fosfaatquotum beperkend is voor de productie, is het uitgangspunt om een maximale melkproductie te realiseren per koeplaats. “Voor een zo intensief bedrijf als het onze is dat het meest interessant.” Een belangrijke maatregel is driemaal daags melken. De benodigde arbeid wordt ingevuld door een medewerker. Naast een circa 10% hogere melkproductie verwachten de broers dat de voerefficiëntie stijgt. Door onder andere het voerregime aan te passen en overal de puntjes op de i te zetten, is de voerefficiëntie gestegen van 1,3 naar bijna 1,5. Dat moet ook gunstig uitpakken voor de BEX en KringloopWijzer. “Het BEX-voordeel was 6% maar het streven is 15%” aldus Marijn.
Door de nieuwe stal zijn de omstandigheden gunstiger voor een efficiëntere productie. Maar de ondernemers weten waar ze mee bezig zijn en hebben de drive om hun gestelde doelen te realiseren.
Efficiëntie in beeld met BEX en KringloopWijzer
In grote lijnen geeft een BEX-voordeel ook voordeel in de KringloopWijzer. Toch zijn beide systemen niet volledig vergelijkbaar. De BEX draait om het in beeld brengen van de stikstof- en fosfaatefficiëntie van de veestapel. Daarbij wordt geen rekening gehouden of het voer is aangekocht of wat er met de mest gebeurd. In de KringloopWijzer gebeurt dat wel. Omdat de KringloopWijzer alle bedrijfsonderdelen meeneemt, kan het voordeel via de KringloopWijzer kleiner zijn dan het BEX-voordeel.
De KringloopWijzer werkt met een Centrale Database waar alle gegevens worden opgeslagen. De ondernemer kan zelf de resultaten bekijken.
ZuivelNL gebruikt de data om de prestaties van de hele sector te monitoren. De database wordt deels gevuld via datakoppelingen met leveranciers.
Handmatig ingevoerde gegevens uit andere wettelijke programma’s ten behoeve van het bemestingsplan en de BEX kunnen automatisch worden ingelezen in de Centrale Database KringloopWijzer.