De veel beproefde methode om via vergroting van de productieomvang het exploitatieresultaat te verbeteren, past of lukt niet altijd meer. Maar de behoefte aan (groei in) rendement blijft. Hoe bepaalt u het verwachte rendement van uw investering?
Gerichte aandacht voor rendement is passend en van belang. En zeker ook relevant voor de melkveehouder die straks, vanwege de stikstofproblematiek, bijvoorbeeld moet gaan overwegen om te investeren in hightech-oplossingen of liever kiest voor extensivering.
Welke kengetallen beoordelen?
Tot nu toe wordt er bij investeringskeuzes niet of nauwelijks naar rendement gekeken. Gangbare praktijk is dat, als er (ook) na investeren voldoende liquide middelen zijn om aan de verplichtingen te voldoen, de meeste melkveehouders tot investeren overgaan. Daarbij staat vaak dus niet het rendement van een investering centraal, maar het wel of niet kunnen terugbetalen van de bijbehorende financiering.
Het rendement op een investering krijgt dus nog onvoldoende voorrang in de beoordeling van plannen en investeringskeuzes. Toch moet een investering zichzelf binnen afzienbare tijd terugverdienen.
De interne rentevoet is de meest directe graadmeter voor het rendement. Stel: de interne rentevoet ligt op twee procent en aan de bank betaalt u vier procent. Dan weet u dat u uit de pas loopt.
Reserveringscapaciteit
Vanuit de banken is er bij de beoordeling van investeringsplannen lange tijd vooral aandacht geweest voor de reserveringscapaciteit. Dit is de financiële ruimte, na uitgaven voor privé en belastingen, die beschikbaar is voor aflossingen en de jaarlijkse vervangingsinvesteringen. In de praktijk zijn dit voornamelijk machines. De reserveringscapaciteit en marge zijn relevant voor de beoordeling van de bedrijfsexploitatie en liquiditeit. Maar deze kengetallen geven geen informatie over het rendement van een investering.
In de praktijk is het vaak gelukt om, bij een lage rente en met relatief langzame aflossingen, bij de banken ‘de handen op elkaar te krijgen’ voor onrendabele investeringen. Ook vanuit banken en adviseurs is er regelmatig met name aandacht voor ‘het kunnen (terug) betalen’ van een investering en ligt er te weinig nadruk op het rendement. Gevolg is dat een ondernemer hiermee uiteindelijk zijn of haar bedrijf op slot zet.
Terugverdientijd en interne rentevoet
Kengetallen als terugverdientijd en de interne rentevoet zijn aanknopingspunten om het rendement te begroten. Een kengetal als de terugverdientijd van een investering levert zinvolle informatie op over het rendement.
Voorbeeld: bij een investering in fosfaatrechten voor 7.000 euro per koe en een kasstroomtoename van 2.500 euro per koe op jaarbasis, wordt de terugverdientijd berekend op 7.000 euro gedeeld door 2.500 euro. Het resultaat is de terugverdientijd van de geïnvesteerde fosfaatrechten in jaren, in dit geval 2,8 jaar. Waarbij een hoger saldo zorgt voor een verkorting van de terugverdientijd en minder risico.
Het gebruik van de ‘interne rentevoet-’ of ‘discount cashflow-methode’ is nog niet erg gangbaar in de melkveehouderij. Voor dit kengetal wordt de verwachte kasstroom na investeren op een contante waarde gezet, dat wil zeggen op het bedrag dat het nu waard is. Door dit vervolgens te delen op het investeringsbedrag, ontstaat een verwacht rendement. Dit rendement kan worden vergeleken met het rentepercentage dat aan de bank moet worden betaald. Waarbij u natuurlijk streeft naar een hoger rendement dan het tarief dat u aan de bank betaalt!