LTO Melkveehouderij zet in op een mestbeleid dat vooral beloont via meer dierlijke mest op eigen land en minder tot niet via extra dieren. Een gesprek met Henk Schoonvelde, portefeuillehouder mestbeleid.
Een derogatie van 300 kilo stikstof alleen op grasland, structureel minder fosfaat produceren dan het fosfaatplafond toestaat en (beperkte) extra ruimte voor melkveebedrijven die aantoonbaar efficiënt produceren. De kwaliteit van de bodem staat centraal en het mestbeleid moet het sluiten van kringlopen bevorderen. Dat zijn de hoofdlijnen van de nieuwe visie op het mestbeleid van LTO melkveehouderij. Het is een nog ‘levend document’ waarover de leden vanaf begin maart hun zegje kunnen doen, benadrukt Henk Schoonvelde. Hij is sinds september 2018 binnen LTO Melkveehouderij de portefeuillehouder mestbeleid.
Schoonvelde wil af van het voortdurende gedoe over de mestproductie van de melkveestapel waarbij het lijkt of er elk jaar weer een ander plafond overschreden wordt. “Niet meer neuzelen over een mogelijke overschrijding van 0,3%. We moeten nu doorpakken en toe naar een werkbare situatie waarmee we voor lange tijd vooruit kunnen.”
Ruimte onder het plafond houden om efficiëntie te stimuleren? Dat zal niet in goede aarde vallen!
“Over plafonds en de hoogte daarvan kun je eindeloos discussiëren, maar de politiek en maatschappij stellen grenzen aan het aantal koeien in Nederland. Dat besef is er niet bij elke melkveehouder, maar daar lopen we wél tegenaan. We willen naar een werkbare situatie die recht doet aan wensen en mogelijkheden van boeren, met draagvlak bij boeren en maatschappij. Als je boeren wilt belonen die efficiënter werken dan gemiddeld moet je daar binnen een plafond wel ruimte voor scheppen. Want er zijn ook bedrijven die minder efficiënt dan gemiddeld produceren. Doe je dan niets aan de hoogte van het plafond, dan blijf je daar keer op keer overheen schieten.”
Hoe wilt u efficiency belonen? Meer koeien met de KringloopWijzer?
“Daar is in 2013 en 2014 veel te gemakkelijk over gedacht. Efficiënt mineralengebruik moet op termijn, eerst via pilots, wel extra ruimte opleveren binnen de fosfaatrechten op een bedrijf. Als je uitgaat van van een structurele beperkte ruimte onder het plafond, dan krijg je ruimte om uit te delen aan efficiënte bedrijven. Wél met een maximum percentage per bedrijf, ook om de kans op fraude te beperken. Wie 30% efficiënter werkt dan de norm, zal dan bijvoorbeeld maximaal 7,5% extra dieren mogen houden. Dat helpt de hele sector, zonder prikkel roeien we collectief achteruit. We moeten dit nog verder uitwerken. Het is nu nog niet haalbaar, maar we moeten er wel over nadenken.”
Er is veel gedoe over de hoogte van normen en het mestbeleid is erg ingewikkeld. Waarom stelt u geen compleet nieuw mestbeleid voor?
“We moeten niet alles weggooien wat we nu hebben, het mestbeleid is niet voor niets zo ontstaan. Wel moeten we duidelijk onderscheid gaan maken in het regelen van dieraantallen enerzijds en het verantwoord plaatsen van mest anderzijds. Deze visie focust niet voor niks juist op dat laatste deel, daar is de meeste winst te halen voor de melkveehouders. In 2012 heb ik gepleit voor dierrechten en ben ik zelfs opgestapt als LTO-lid. Maar alleen dierrechten op basis van fosfaat, dat werkt niet meer. We moeten nu ook letten op stikstof. Daarom moet er een prikkel komen via bijvoorbeeld het ureumgetal. Anders vlieg je met stikstof weer uit de bocht.”
Zijn de huidige dieraantallen houdbaar?
“We gaan ons niet vastpinnen op dieraantallen. Ik ben er van overtuigd dat we uit de voeten kunnen met de huidige melkveeaantallen in Nederland. Zowel de sector als de overheid hebben miljoenen geïnvesteerd in opbouw van kennis over de mineralenstromen. Die kennis moeten we maximaal in elkaar vlechten, bijvoorbeeld via gebruik van een Kringloopwijzer, al dan niet in aangepaste vorm. Zelf hou ik van eenvoud, maar ik wil net als veel andere boeren wel aan de knoppen zitten. Dat werkt gewoon beter. Je kunt het voor veehouders ook heel simpel houden, maar die krijgen dan minder ruimte om eigen mineralen te gebruiken.”
Een soort keuze menu?
“Ja, we willen naar drie pakketten, van simpel naar meer complex. Allereerst het generieke pakket op basis van de huidige generieke forfaits en gebruiksnormen. Dan kun je 170 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare plaatsen. Wie daarvoor kiest, krijgt minder papieren rompslomp dan nu.
Dan is er het kringlooppakket met gewasderogatie van 300 kilo stikstof uit rundveemest op grasland. Daarbij hoort een borging via de KringloopWijzer met een maximum ureumgetal of stikstofbodemoverschot. Je mag dierlijke mest gebruiken tot de fosfaatnorm op basis van de huidige forfaits inclusief BEX en bemestingsnormen.
Het meest uitgebreide pakket heeft daarbovenop evenwichtsbemesting voor fosfaat. Via de KringloopWijzer kun je dan de bijbehorende stikstofbemesting bepalen. In deze optie moet je ook de ammoniakverliezen terugdringen en positief scoren op andere milieurandvoorwaarden.”
Kort door de bocht: LTO melkveehouderij zet dus vooral in op beloning via meer dierlijke mest op eigen land en minder tot niet op extra dieren?
“Ja. We schatten in dat de melkveehouderij onder deze methodiek als sector geen mestoverschot meer heeft. Dat levert de gemiddelde melkveehouder structureel meer marge op. Bovendien zal een gewasderogatie helpen in de klimaatopdracht doordat er minder kunstmest gestrooid wordt, het aantal mesttransporten met meer dan 100.000 vermindert en door de opbouw van organische stof. Wij zijn in gesprek om dit via pilots onderbouwd te zien in 2020.”
Is zo’n gewasderogatie, op grasland 300 kilo stikstof uit dierlijke mest, wel haalbaar?
“Het is beter dan het huidige systeem. LNV ziet dat de derogatie helpt om voor heel Nederland het nitraatgehalte in het water omlaag te krijgen. Daarom willen we ook die norm van 300 kilo op grasland en 170 kilo stikstof op mais. Als je dat combineert met een maximaal ureumgetal voorkom je dat het stikstofoverschot te veel gaat stijgen. De huidige eis van 80% grasland is een draak van een regel. Doel was juist om meer grasland te krijgen en daarmee minder uitspoeling. Nu doen veel bedrijven in intensieve gebieden niet mee aan de derogatie omdat ze met die 80%-eis niet uit de voeten kunnen.”
Hoe voorkom je gerommel met cijfers voor bijvoorbeeld de KringloopWijzer?
“De overheid gaat die borging niet meer doen. We zullen dus een private handhaving moeten opzetten met accreditatie van adviseurs en accountants. 100% waterdicht gaat het nooit worden, dat is de belastingaangifte ook niet. Maar er moet wel voldoende nauwkeurigheid inzitten.”
Gaat LTO zo niet te veel op de stoel van de wetgever zitten?
“Handhaving van regels is en blijft een taak van de overheid. Daar hoort ook bij dat we als boeren op de juiste normen worden afgerekend.”
Schoonvelde tikt op tafel om zijn woorden kracht bij te zetten. “Over dergelijke normen mag geen enkele twijfel zijn. We stellen niet voor niets vragen over de normen en over de CBS-berekeningen. Daar moet een duidelijk antwoord op komen.”
Is LTO Melkveehouderij nog wel voldoende representatief voor overleg met de overheid? Moet je die verantwoordelijkheid wel willen nemen?
“Als melkveehouders moeten we heel goed nadenken over onze belangenbehartiging. Voor mij zijn LTO en ZuivelNL niet heilig. We hebben vooral capabele boeren nodig die de juiste vragen stellen. We moeten kritisch blijven op alle partijen in de keten. De zuivelbedrijven moeten zorgen voor een duidelijke meerwaarde en de overheid moet zorgen voor duidelijk beleid. Als de keten niet op orde is, dan verdien je als boer in ieder geval niets.”
Hoe ziet de melkveehouderij er over vijf jaar uit?
“We leggen nu een stevige basis voor een nieuw mestbeleid. Meer grondgebondenheid en een betere kringloop van mineralen. Meer ruimte voor het gebruik van eigen dierlijke mest via een gedegen gewasderogatie. Er is dan ruimte om zelf te bepalen hoe de diverse doelen te halen binnen de eigen omstandigheden. Het vergezicht is dat we toegaan naar evenwichtsbemesting, maar dat lukt niet direct.”
Ondernemers moeten hun stem laten horen in besturen
Henk Schoonvelde (44) is melkveehouder in Koekange (Dr.). Het melkveebedrijf is gelegen op grond die deels al sinds 1275 in de familie is. Het bedrijf telt 275 melkkoeien met 150 stuks jongvee op 145 hectare grond, de koeien worden met melkrobots gemolken. Schoonvelde ziet zichzelf meer als ondernemer dan als bestuurder, maar vindt tegelijkertijd dat ondernemers in besturen actief hun stem moeten laten horen. Voordat hij zich volledig toelegde op het melkveebedrijf was Schoonvelde een van de oprichters van het fokkerijbedrijf Xsires.