Doorgaan naar artikel

Gezondheid: first things first

Op grote melkveebedrijven is het gemiddeld lastiger om ziektes onder de duim te houden. Een planmatige aanpak is nodig om de gezondheidsstatus te verbeteren. Met een aantal eenvoudige maatregelen zijn al grote stappen vooruit te zetten.

Op grote bedrijven verspreiden infectieziekten zich sneller vanwege het grotere aantal dieren en daarmee meer contacten. Verder doven infecties minder snel uit dan op kleine bedrijven. Juist grote bedrijven doen er dus goed aan te werken aan hogere gezondheid. Het grote bedrijf heeft ook voordelen: juist deze bedrijven werken vaak planmatig en bouwen controles in om overzicht te houden. Ze kunnen meer investeren in voorzieningen en met gespecialiseerde medewerkers werken. “Deze bedrijven worden door hun omvang meer gedwongen na te denken over planmatig werken en dat sluit goed aan bij een gezondheidsaanpak”, aldus Bertjan Westerlaan, dierenarts bij veterinair adviesbureau Vetvice.

Verhogen van de gezondheid begint met bewustwording. Verder moet personeel goed geïnstrueerd worden en gemotiveerd zijn om de gezondheid te vergroten. Het verhogen van de gezondheidsstatus is hier opgedeeld in maatregelen ten gunste van de externe biosecurity, de interne biosecurity en de weerbaarheid van het dier zelf. Er is een aantal inspanningen waarmee direct veel vooruitgang is te boeken. Deze staan als eerste omschreven. Daarna volgt een greep uit de maatregelen die ook positief zijn maar waarvan het effect minder zeker of minder groot is.

Externe biosecurity

De eerste barrière die een kiem moet nemen ligt aan de buitenkant van het bedrijf. Kiemen komen binnen via aangevoerde dieren, mensen, voer, mest, lucht en ongedierte.

Aanvoer van dieren is dé belangrijkste aanvoerbron van ziektes. Hoe minder aanvoer, hoe beter. Als toch aanvoer nodig is, moet de status van het herkomstbedrijf bekend zijn. Via bloedonderzoek is duidelijk van welke ziektes het dier wel of niet vrij is. Ideaal is een quarantainestal waar aangevoerde dieren een aantal weken verblijven totdat eventuele ziektes zich geopenbaard hebben en uitslagen van bloedonderzoek bekend zijn. In de melkveehouderij komt dit nog weinig voor maar is volgens Westerlaan goed om over na te denken.

De melkveehouder kan meer verbeteringen doorvoeren:
* Laat bezoekers altijd bedrijfskleding aantrekken en zoveel mogelijk werken met materiaal van het eigen bedrijf. Richt een omkleedruimte in bij de logische ingang van het bedrijf, met voldoende schone bedrijfskleding in verschillende maten.
* Lever koeien vanaf een afleverruimte en kalveren vanaf een iglo aan het begin van het bedrijf. De veewagen blijft zo ver mogelijk van de stallen en dieren. Hetzelfde geldt voor het ophalen van de kadavers.

* Voorkom bij beweiding contacten ‘over de draad’. Maak hierover afspraken met de buren of span een extra stroomdraadje. Laat geen jongvee lopen op percelen waarop net mest is aangevoerd.
* Werk zoveel mogelijk met een schoon en vuil bedrijfsgedeelte. Voorkom dat lijnen van mest en voer elkaar kruisen. Mest is de drager voor onder meer salmonella en para-tbc.
* Houd ongedierte buiten de stal. Bestrijd acute vliegenoverlast bij de bron, dus waar ze de eieren leggen. Dat is in het bijzonder in de mestput of bij een (mest)opslag buiten. Een abonnement bij een ongediertebestrijder geeft structuur.

Interne biosecurity

De tweede barrière wordt gevormd in de stal door verspreiden van kiemen tussen de dieren te voorkomen, tijdig te behandelen en zieke dieren te isoleren. Het scheiden van de opfok van de kalveren is een must. De kleinste kans op ziekteoverdracht is door kalveren tot een jaar in een aparte jongveestal te huisvesten. De eerste zes maanden moeten ze in een aparte afdeling om daar een ideaal klimaat te krijgen. In de meest ideale situatie blijven kalveren in dezelfde groep tijden de opfok. Dat is gunstig voor beperking van ziekteoverdracht, controlemogelijkheden en sociale rangorde in de groep. Groepsgewijs verplaatsen verdient de voorkeur; all in all out maakt frequentere reiniging en desinfectie van de hakken eenvoudiger. De optimale groepsgrootte is zes tot acht kalveren.

Verder is het gezondheidsniveau te verhogen door:

* Trek bij het betreden van de jongveestal andere bedrijfskleding aan.

* Houd kalveren van dezelfde leeftijd bij elkaar en werk altijd van jong naar oud.

* Maak een aparte ziekenboeg met ruimte voor een ziek dier en om te behandelen. Merk zieke kalfjes en hokken met zieke kalfjes, gebruik apart materieel en verzorg deze dieren als laatste. Maak een aparte groep voor koeien met uierinfecties.

* Verstrek geen koemelk aan de kalveren, behalve biest van de eigen moeder. Het gevaar van overdracht van Para-tbc via koemelk is bekend maar er kunnen ook andere ziektes worden overgedragen. Bovendien is melk een voedingsbodem voor bacteriën met risico op diarree.

* Voorkom contact met honden. Honden kunnen zich infecteren via besmet vruchtwater, vruchtvliezen of een besmette vrucht.

* Laat koeien en kalveren geen water drinken dat via communicerende vaten met elkaar in verbinding staat. Vervang een systeem met lage druk voor een systeem met hoge druk.

Weerbaarheid dier

De derde barrière op de route van een ziektekiem naar een koe is het dier zelf. Een hoge weerbaarheid maakt dat kalveren en koeien beter bestand zijn tegen de aanwezigheid van ziektekiemen, van een infectie minder last hebben of eerder te boven komen. Bovendien zijn ze minder infectieus voor andere dieren. Hier zijn veel factoren van invloed zoals voeding, klimaat, huisvesting en het algehele management. De rijtjes zijn bekend maar nog te vaak gebrekkig nageleefd.

Een maximale weerbaarheid begint bij het pasgeboren kalf. Laat koeien in een schone stal afkalven en voorkom besmetting met mest. Zorg bij koud weer dat de kalfjes droog, warm en niet in de trek staan. Geef zo snel mogelijk na de geboorte biest. Dat is direct na de geboorte minimaal twee liter biest en na twaalf uur nogmaals.

Er is nog een scala aan mogelijkheden om de weerbaarheid te vergroten:
* Bekijk met de dierenarts de mogelijkheden van vaccinaties. Maak het onderdeel van het totale gezondheidsplan.
* Voorkom overbezetting in de stal, zowel bij de koeien als het jongvee. Door stress zijn koeien minder weerbaar en het geeft kans op klimaatproblemen en bevuiling. Optimaliseer het koecomfort.
* Zorg voor een goed ligbed. Westerlaan ziet bij zand minder problemen met uiers en klauwen en het is een goedkope oplossing. Wees voorzichtig met het gebruiken van dikke fractie in de ligboxen. Bij verkeerd management neemt de kans op uierproblemen toe.
* Voeding en aandacht zijn de hele productieperiode belangrijk maar de focus moet liggen in de transitieperiode en het droogstandregime.
* Maak een goed klimaat met voldoende ventilatie (droge stal) en preventie van hitte- en koudestress. Hittestress kan al beginnen bij 17 graden buitentemperatuur en hoge luchtvochtigheid. Koudestress is relevant bij jonge kalfjes tot vijf tot zes maanden. Hoe jonger, hoe gevoeliger.

Werk planmatig met stappenplan

1. Diergezondheid opdelen in deelgebieden en elk deelgebied specificeren. Dit gebeurt feitelijk al in het verplichte bedrijfsgezondheidsplan.
2. De huidige situatie meten, dus de toestand van de deelgebieden. Denk aan ziektegevallen per maand, BO tankmelk of audits. Beoordeel voorzieningen en werkwijzen, bijvoorbeeld biestopname van kalveren op de drinkautomaat.
3. Prioritering en tijdsplan maken. Dit is een afweging van nut en noodzaak, persoonlijke affiniteit en benodigde investeringen in onder andere tijd, geld en verbouwingen versus de te verwachten voordelen
4. Uitkomst van punt 3 omzetten in jaarplannen. Deze in projecten organiseren en managen. Doelen stellen, iemand verantwoordelijk maken, deadlines afspreken.
5. Uitvoering en resultaten controleren en evalueren. Met externen en eigen medewerkers.

‘Investeringen betalen zichzelf terug’

Ongezien het melkveebedrijf van Martin de Boer (50) in Makkinga (Frl.) betreden is er niet bij. Een groot hek aan de straat voorkomt dat bezoekers het schone bedrijfsgedeelte oprijden en iedereen moet eerst door de hygiënesluis. Bij De Boer, die 190 koeien en 150 stuks jongvee op 95 hectare houdt, zit werken aan een hogere gezondheid in het systeem. “Dat doen we al jaren. Het vraagt investeringen maar die betalen zichzelf terug.” Om voorkomen dat ziektes binnenkomen is er een strikte scheiding gemaakt tussen het schone en vuile bedrijfsgedeelte. Om de logistiek te optimaliseren is een tweede oprit aangelegd. Routes van mest en voer kruisen elkaar niet. De koper van kalveren en koeien komt nooit in het bedrijf. Een gescheiden opvang van jongvee is een belangrijke maatregel om verspreiding binnen het bedrijf tegen te gaan. Ook kan overal waar mensen van de roosters hebben gelopen de laarzen worden schoongespoten. Het vee heeft de hoogste ziektevrijstatus voor mogelijke ziektes als BVD, IBR en para-TBC. De meeste investeringen zijn volgens de ondernemer meer een kwestie van consequent werken dan van hoge kosten maken. De kosten voor gezondheidsprogramma’s vindt hij wel relatief hoog. “Ik kan me voorstellen dat sommigen het te duur vinden, zeker als de melkprijzen laag zijn.” Het werken aan gezondheid kost geld maar de balans is positief. “We hebben nogal wat jongvee verkocht in het verleden, en dan brengt het toch al snel €200 per dier meer op.” Ook ziet De Boer een lagere ziektedruk wat leidt tot een lage dierdagdosering. Ook belangrijk: een gezond bedrijf bespaart op arbeid. “Eén zieke koe vraagt meer tijd dan 100 gezonde dieren.” Het bedrijf is op het gebied van gezondheid goed op orde maar het is nooit af. “Het klimaat bij het jongvee moet nog beter, we gaan in huisvesting investeren. Maar eerst moeten de opbrengstprijzen omhoog.”

 

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin