Doorgaan naar artikel

Dierenbescherming wil naar ander systeem

De veehouderij is doorgeslagen in productieverhoging en kostprijsverlaging. Dat stelt de Dierenbescherming in haar recent gelanceerde Deltaplan Veehouderij. De dierwelzijnsorganisatie pleit voor een systeemwijziging.

De Dierenbescherming presenteerde eerder dit jaar haar Deltaplan Veehouderij. De visie op hoe de veehouderij er in 2050 uit zou moeten komen te zien, hanteert de organisatie als leidraad voor al haar projecten. Opvallend is dat er ten aanzien van de melkveehouderij geen criteria worden genoemd wat betreft een maximale bedrijfsomvang. Dit lijkt een bewuste keuze om grote melkveebedrijven niet direct voor het hoofd te stoten. Toch schuwt de Dierenbescherming de confrontatie niet.

In zijn algemeenheid stelt de Dierenbescherming dat de veehouderij is doorgeslagen in productieverhoging en kostprijsverlaging. Aan deze ontwikkeling koppelt de organisatie crises en schandalen van vogelgriep tot mestfraude, van misstanden in slachthuizen tot stalbranden. De Dierenbescherming noemt het symptomen van een systeem dat niet langer houdbaar is waarin verschillende negatieve effecten op de maatschappij worden afgewenteld. De organisatie noemt voorbeelden als milieuschade, biodiversiteitsschade en ook dieren die de prijs betalen doordat ze in slechte omstandigheden leven. Voor boeren is er vaak geen eerlijk inkomen. Grote vraag is natuurlijk hoe het dan wel zou moeten.

Dubbeldoelras in kruidenrijke weides

Voor wat betreft de melkveehouderij ziet de Dierenbescherming over 30 jaar het liefst alleen nog maar dubbeldoelrassen in kruidenrijke weides. Een monocultuur van Engels raaigras behoort tot het verleden en ook de teelt van mais is sterk verminderd. Het rantsoen bestaat voornamelijk uit gras en kan aangevuld worden met reststromen uit de levensmiddelenindustrie. Ook in de Europese teelt van eiwitten als lupines en voedererwten ziet de Dierenbescherming mogelijkheden.

De gemiddelde melkproductie is gedaald en komt lager te liggen dan de ruim 9.000 kilo van 2020. Hierdoor kunnen de koeien meer energie besteden aan weerstand en hebben ze minder last van bijvoorbeeld kreupelheid en mastitis. Dit zou weer een positief effect moeten hebben op de levensduur. Al het rundvee krijgt jaarrond weidegang. De weides bieden natuurlijke beschutting zodat de dieren kunnen schuilen tegen regen of zon. Veehouders beschikken over een diergerichte vrijloopstal en de dieren hebben zelf de keus of ze binnen of buiten willen zijn. Onthoornen is daardoor niet meer nodig. Kalveren blijven minimaal drie maanden bij de moeder alvorens ze het melkveebedrijf verlaten. Wat betreft de kalverhouderij is er alleen nog plek voor rosé of jong rundvlees. Kalveren gaan naar een kalverhouder zo dicht mogelijk bij het melkveebedrijf. Sowieso wil de Dierenbescherming dat kringlopen op zo klein mogelijke schaal worden gesloten. Zo wordt de mest op eigen grond of binnen een straal van 20 kilometer uitgereden.

Iedereen moet meedoen

Dierenbescherming wil via vier verschillende transitiepaden gestelde doelen verwezenlijken. Iedereen, of het nou om de veehouder, de consument of de overheid gaat, moet een bijdrage leveren. Zo is de Dierenbescherming blij met de rol van de Autoriteit Consument en Markt die in opdracht van het landbouwministerie onderzoekt of veehouders een eerlijke vergoeding krijgen voor bovenwettelijke eisen.

Gevolg van alle voorgestelde verandering is dat een veehouder volgens de Dierenbescherming in 2050 minder dieren hoeft te houden om hetzelfde inkomen te behalen. Voor wat betreft de inkomens nog meer goed nieuws. “In 2050 heeft iedere veehouder een stabiel, goed inkomen”, verwacht de organisatie. De veestapel in Nederland is mede hierdoor in 2050 flink kleiner dan in 2019. Ook hier noemt de organisatie geen aantallen. Krimp lijkt dan ook geen doel op zich, maar wel een logisch gevolg. Ook omdat de Dierenbescherming streeft naar een veehouderij die zich wat betreft de afzet van duurzame producten richt op de Noordwest-Europese markt. Dat zou betekenen dat 20% van de Nederlandse zuivelexport naar buiten de EU verdwijnt.

‘Focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit’

De tijd van schaalvergroting en intensivering binnen de melkveehouderij heeft zijn langste tijd gehad. Dat zegt Bert van den Berg, Programmamanager Veehouderij bij de Dierenbescherming. Hij pleit voor meer focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit.

In het Deltaplan Veehouderij noemt de Dierenbescherming geen maximum aantal dieren per bedrijf. Is dat een bewuste keus?
“Wij willen de dialoog inderdaad niet beginnen met een discussie over aantallen. Een bepaalde omvang van de veestapel kan wel een logisch gevolg zijn van onze visie. Denk bijvoorbeeld aan afzet van zuivel via korte transparante ketens in Noordwest-Europa. Voor ons Beter Leven-keurmerk hanteren we trouwens wel een grens van 274 koeien per bedrijf.”

De Dierenbescherming vindt dat er een beter verdienmodel moet komen voor veehouders. Wie moet daarvoor zorgen?
“Alle betrokken partijen moeten een bijdrage leveren. Dat is ook de reden voor het benoemen van een viertal transitiepaden in onze visie. Idealiter komt een oplossing uit de markt. De overheid kan wel ontwikkelingen stimuleren en toezicht houden bijvoorbeeld door de Autoriteit Consument en Markt, zoals nu ook al gebeurt.”

Valt de melkveehouderij volgens de Dierenbescherming onder de noemer intensieve veehouderij?
“Wij denken dat een deel van de melkveebedrijven, door hun koeien permanent op te stallen, de grens naar de intensieve veehouderij is overgegaan. Gelukkig zien we wat dat betreft een kentering. In de afgelopen jaren is de mindset van jonge boeren, dat weiden iets van opa was, langzaam veranderd. Binnen het Convenant Weidegang is het zaak dat er eerlijk gecommuniceerd gaat worden. Dus niet het aantal bedrijven maar gewoon het aantal koeien met weidegang melden.”

In hoeverre is realisatie van het Deltaplan Veehouderij doel op zich?
“We zien het meer als kompas en weten natuurlijk niet wat de toekomst gaat brengen. We hanteren een flexibele responsstrategie. Wel kan het plan gezien worden als een blauwdruk voor waar het Beter Leven-keurmerk naartoe gaat. Al betekent dit weer niet dat alles een-op-een wordt overgenomen.”

De Dierenbescherming geeft in haar visie aan dat het rantsoen van koeien hoofdzakelijk uit gras moet bestaan. Is er nog ruimte voor mais?
“We zijn niet per definitie tegen mais, maar een krimp van het maisareaal zou wel een logisch gevolg kunnen zijn van een andere bedrijfsvoering met meer focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Schaalvergroting en intensivering wordt door veel veehouders, ondanks negatieve gevolgen voor dierenwelzijn en milieu, als antwoord gezien op de vraag hoe voldoende inkomen te genereren. Vaak is dit beeld ingegeven door de bank. De Dierenbescherming denkt niet dat dit denken gaat leiden naar een toekomstbestendige melkveehouderij.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin