Een zo duurzaam mogelijk stal bouwen klinkt eenvoudig maar dat is het niet. Er gaan nogal wat keuzes aan vooraf over wat een ondernemer belangrijk vindt en mogelijk is. Ook zijn een aantal praktische obstakels te overwinnen.
Bij de bouw van een nieuwe stal staat duurzaamheid meestal niet bovenaan het lijstje. Toch wordt dat steeds belangrijker en zijn veel maatregelen niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee. Bovendien zijn er wettelijke verplichtingen en stimuleert de overheid het met onder andere de Maatlat Duurzame Veehouderij en fiscale prikkels.
Desondanks is het vaak lastig om bij nieuwbouw echt grote stappen te zetten, ziet Stefan van Summeren, manager/senioradviseur bedrijfslocatie bij Flynth-Rombou. Zo zijn de mogelijkheden om qua emissies meer dan alleen ammoniak aan te pakken gering. “Dat betekent in de praktijk vaak kelderloos bouwen en mest scheiden bij de bron. Maar de kelderloze systemen op de RAV-lijst zijn in Brabant niet toegestaan vanwege een te hoge ammoniakfactor.”
Op dit moment lopen er wel diverse innovatieve projecten voor de reductie van zowel ammoniak als methaan. Tevens wordt bij erkende stalsystemen de uitstoot/reductie van methaan gemeten.
Van Summeren haalt verder zonnepanelen aan, ook geen vanzelfsprekendheid. “De extra kosten en onzekerheid over problemen bij afvoeren straks, weerhouden een deel van de veehouders ervan om daarin te investeren.” Met andere maatregelen zijn juist wel gemakkelijk concrete stappen te zetten zoals mestverwerking, energiebesparing, welzijn, gezondheid en arbeid. “Een duurzame melkveestal ontwikkelen is meer dan het reduceren van emissies.”
Meer dan bouwkeuzes
Bram Bos, onderzoeker in innovatieprojecten in de verduurzaming van de veehouderij bij Wageningen University & Research, vindt dat ‘bouwen voor duurzaamheid’ verder moet gaan dan de bouwkeuzes. De stal is immers onderdeel van het totale bedrijf en alles heeft invloed op elkaar. “Sterker nog, de focus op de stal kan een ondernemer belemmeren om andere keuzes te maken die voor duurzaamheid misschien veel belangrijker zijn.”
Bos haalt het voorbeeld aan om vanwege ammoniak te investeren in een geavanceerde dichte vloer. “Maar de biodiversiteit en gezondheid van de bodem zijn beter te bevorderen door andere mest te produceren.” Hij noemt primaire scheiding zodat vaste fractie en gier op verschillende momenten in het jaar zijn aan te wenden. “De stal is dan onderdeel van de hele bedrijfsvoering.”
Aspecten als eigen voorkeuren en bedrijfsstijl zouden volgens Bos leidend moeten zijn welke invulling van ‘duurzaamheid’ het beste past. “Dan is de motivatie om daarop te blijven presteren ook beter gewaarborgd.” Veehouders kunnen hun eigen zwaartepunten leggen op thema’s als klimaat, energieproductie, biodiversiteit of dierenwelzijn/gezondheid. “Maar laat ook variatie in bedrijfssystemen bestaan.” Hij benadrukt de kansen. “Duurzaamheid wordt vaak geïnterpreteerd als dingen die niet meer mogen, maar ik zou zeggen: zie vooral de voordelen en positieve impact voor het bedrijf en de omgeving.”
Duurzaamheid toepassen
Hieronder een aantal aspecten van duurzaamheid die melkveehouders in meer of mindere mate kunnen toepassen of stimuleert tot nadenken over keuzes bij nieuwbouwplannen.
Flexibiliteit
Door flexibel te bouwen zijn stallen eenvoudiger om te bouwen met een andere inventaris of een andere functie. Flexibel bouwen betekent onder andere geen dragende constructies in de stal, ondiepe mestputten en zoveel mogelijk demontabele materialen. Het betekent ook dat de stal op de tekentafel al is voorbereid op een toekomstige uitbreiding. De indeling blijft dan optimaal met een minimale vervanging van materialen.
Materialen
Gebruik van duurzame productiemiddelen heet ook wel cradle to cradle (wieg tot wieg). De gedachte hierachter is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Het wordt ook circulair bouwen genoemd.
Over duurzaamheid van materialen specifiek voor de veehouderij is niet veel bekend. Van belang zijn onder andere de milieubelasting bij het maken van het product, de hoeveelheid benodigd materiaal, de levensduur, de milieubelasting bij het afbreken en de mogelijkheid om de materialen te recyclen. Hergebruik van bouwmaterialen, stalinrichting en machines is bijna altijd duurzamer dan in nieuw investeren. Er is een aantal keurmerken die iets zeggen over duurzaam gebruik van bouwmaterialen zoals CSC (beton) en FSC (hout).
Over het algemeen is een compacte bouw minder belastend omdat simpelweg minder materialen nodig zijn. Een eenvoudig ontwerp voorkomt moeilijke aansluitdetails en daardoor zaag- en snijverliezen. Ook aspecten als transportkilometers en terugname van overtollige materialen tijdens de bouw spelen een rol.
Emissies
Een emissiearm systeem is bij elke nieuwe stal zo goed als verplicht. Niet alle systemen zijn even duurzaam. Een luchtwasser reduceert weliswaar de meeste uitstoot aan ammoniak en stof, maar doet niets aan het klimaat en gebruikt energie. Ook zijn zuren (chemische wasser) nodig en komt spuiwater vrij. Voor de luchtwasser geldt: hoe meer andere aspecten worden verbeterd, des te duurzamer de installatie. Overigens is de luchtwasser van de RAV-lijst gehaald en dus nu alleen in een proefstal bruikbaar.
Tot nu toe zijn alleen emissiearme vloeren toegestaan maar ontwikkeling van nieuwe systemen gaat door. Potentie zit er in het optimaliseren van vloersystemen, eventueel met maatregelen in de mest of management. De luchtwasser kan een rol spelen zoals bij putafzuiging maar dan moeten de nadelen maximaal zijn beperkt.
Energie
Energie opwekken gaat vanzelfsprekend met zonnepanelen. Daarvoor zijn meerdere mogelijkheden, zowel in eigendom als huur. Windenergie is omwille van landschapsaantasting maar beperkt mogelijk. Een andere mogelijkheid is biogas uit mestvergisting.
Energie uit melk halen met een systeem voor warmteterugwinning/voorkoelen is het meest voordehand liggend. In andere sectoren is meer ervaring met energie uit mest of de bodem. Een warmtepomp maakt het mogelijk om op verschillende plekken energie over te dragen en te benutten in de waar de warmte nodig is.
Ook energiebesparing draagt bij aan een duurzame stal. Automatisch melken vraagt meer energie dan handmatig melken, blijkt uit onderzoek van CLM. Verschillen tussen bedrijven zijn echter groot. Dat is met name te wijten aan de verschillen in bedrijfsopzet en werkwijzen. Er zijn verder meerdere mogelijkheden tot energiebesparing (zie kader).
Mest
Mest in de stal is een belangrijke factor bij de uitstoot van emissies, met name ammoniak en wat methaan. Momenteel is het ammoniakbeleid vooral bepalend voor de keuze van het emissiearme systeem, zijnde een emissiearme vloer of luchtwasser.
Meer fundamenteel is de keuze wat de veehouder met de mest wil doen. Drijfmest snel verwijderen met mestschuif en vervolgens vergisten en/of verwerken geeft andere milieuvoordelen dan een kelder met een emissiearme vloer. Het past bovendien bij kringlooplandbouw. Op intensieve bedrijven is mest verwerken duurzaam, mits de totale milieubelasting omlaaggaat, dus inclusief benodigde energie en transportkilometers.
Dierenwelzijn
Een ligboxenstal maximaal gericht op welzijn heeft grotere afmetingen van boxen, koematrassen of diepstrooiselboxen, een emissiearme vloer met rubber op/in de roosters en afzonderings-/ligruimtes. Er is optimaal klimaat met grote inhoud, voldoende luchtinlaat, dakisolatie en ventilatoren, eventueel aangevuld met een koelsysteem.
Ander bedrijfssystemen zijn de vrijloopstal en de potstal. De organische bodem is een grote plus van het systeem voor dierwelzijn, maar tegelijkertijd de achilleshiel in verband met emissies. Het is minder stuurbaar en vraagt daarom meer improvisatietalent van de ondernemer.
Nog een stap verder zijn de familiestal of familiekuddes. Het idee is dat jongvee en koeien bij elkaar blijven er een betere natuurlijke rangorde ontstaat, wat leidt tot meer rust en minder stress. Praktisch is het (nog) niet of nauwelijks toepasbaar en er kleven specifieke nadelen rondom gezondheid aan.
Arbeidsgemak
Een goed doordachte stal met koeien in groepen, korte looplijnen, ruimtes om koeien af te zonderen en te behandelen maakt het werken in een stal efficiënter en aangenamer. Slimme routing met seperatiepoortjes en gedragsmetingen dragen daaraan bij. Naarmate de arbeidsdruk groeit, zal de keuze vaker op automatisch melken en voeren vallen.
Inpassing landschap
Veehouders kunnen bij nieuwbouw met materiaalkeuze en situering de stallen beter in de omgeving laten passen. Architectonisch zijn er mogelijkheden om stallen minder massaal over te laten komen, zoals twee kappen in plaats van één kap, kleur van dakbedekking en muren. In gebieden met veel open ruimte kan de kleur van de dakbedekking het grote vlak wat breken. Met damwand kunnen gemakkelijk nuanceringen in de muren en gevels worden aangebracht, eventueel in combinatie met metselwerk.
Een verzorgd erf met gebiedseigen bomen en planten is essentieel voor de uitstraling van een bedrijf. Regenwater opvangen in een bassin voorkomt afvoer via de sloten, wat gunstig is voor de hydrologie/grondwaterstand van de locatie en de regio. Het mooiste is om het bassin op een natuurlijke manier in te passen.
De kosten van duurzaam bouwen
Een veehouder die vandaag investeert in duurzaamheid krijgt vaak met meerkosten te maken. Rombou geeft een globale indicatie voor praktisch toepasbare investeringen bij circa 200 melkkoeien.
* Zonnepanelen en maatregelen voor energiebesparing (verlichting, freqentieregelaar, warmteterugwinning) verhoogt de investering tot € 1.000 per plaats.
* Een emissiearme vloer kost zo’n € 200 tot € 600 extra per plaats. Voor een luchtwasser is een veehouder een paar honderd euro extra kwijt.
* Een stal met focus op koecomfort en gezondheid kost zo’n € 1.000 tot € 2.500 meer.
* Investeringen in installaties om mest te scheiden, te verwerken en te composteren liggen voor dit aantal koeien rond de € 250.000 (inclusief composteringsinstallatie). Een mestscheider alleen kost € 20.000.
* Arbeidsbesparing met automatisch melken, voeren en monitoring verhoogt de investering met zo’n € 1.000 tot € 3.000 per plaats.
* Reken voor een fraai afgewerkte stal een paar honderd euro per plaats. Kosten stijgen snel als ook een andere constructie nodig is.
Tips voor maximale energiebesparing
Veehouders kunnen altijd investeren in energiebesparing, ook zonder nieuwbouw. Een aantal adviezen om het maximale eruit te halen.
– Breng het eigen energieverbruik in beeld en vergelijk dit met collega’s, bijvoorbeeld met een energiescan van het zuivelbedrijf. Plaats tussenmeters om inzicht te krijgen in het verbruik van specifieke apparaten.
– Richt zonnepanelen als het kan op het zuiden, dat geeft nog altijd de meeste opbrengst. Een ideale dakhelling is 35 tot 40 graden maar is voor de meeste melkveestallen lastig.
– Installeer een freqentieregelaar op de vacuümpomp. Daardoor verbruikt de machine minder energie tijdens het melken en is een besparing van 50% mogelijk. Bij oudere pompen kan het beter zijn om deze te vervangen.
– Zorg dat de koelmachine van de melkinstallatie altijd koude lucht aanzuigt en uit de zon staat. Er mag geen vermenging met warme lucht zijn en het rooster moeten goed schoon blijven.
– Maak een lichtplan voor een optimale lichtverdeling. Led en inductie geven het laagste energieverbruik. Zogenoemde T5-lampen zijn energiezuiniger dan traditionele TL-buizen.
– Plaats de compressor bij een melkrobot in een koude ruimte en laat direct buitenlucht aanzuigen. Aanvoerleidingen moeten voldoende ruim zijn.
– Met juiste drinkbakken, optimale reinigingstijd en afstelling van installaties is het waterverbruik te beperken.
– Denk bij investeringen vast na over elektrificatie van het bedrijf, inclusief machinepark. Er komen steeds meer mogelijkheden voor energieopwekking, opslag en zakelijk gebruik.