De beste kansen voor groei en efficiënte productie voor de melkvee-houderij liggen in het noorden van?het land. Maar uiteindelijk is de locatie van het bedrijf belangrijker dan de regio.
Melkveehouders die beginnen op een nieuwe locatie kunnen een gebied kiezen waar ze optimaal melk kunnen produceren. Daar kan op meerdere manieren tegenaan worden gekeken: welk gebied past het beste bij de wensen en manier van werken van de ondernemer? Aspecten als weidegang, groeiambities en grondgebondenheid zijn dan bepalend. Ook worden andere, meer zachte factoren meegenomen. Denk aan grondsoort, cultuur of religie en de afstand tot voorzieningen en scholen.
Goede ondernemers kunnen op elke locatie in Nederland goede resultaten boeken tegen lage kosten. Met andere woorden: de goede locatie binnen de provincie is belangrijker dan in welke provincie dat bedrijf staat. Dat blijkt ook uit landelijke vergelijkingscijfers: er is geen gebied dat eruit springt qua hoogte van de marge. Wel zijn er verschillen in bedrijfsomvang en -structuur. In het Noorden zitten de grootste en meest extensieve bedrijven; in het Oosten zijn de bedrijven vaker gemengd en in het Zuiden het meest intensief. Goed ondernemerschap vereffent de verschillen die door omstandigheden ontstaan.
Een andere insteek is: wat is per definitie de beste regio, dus waar kan een kilo melk nu en in de toekomst zo efficiënt mogelijk worden geproduceerd? Dan gaat het om aspecten als de omvang van de bouwkavel, afwezigheid van ruimtelijke beperkingen, vruchtbare en goed bewerkbare grond en flexibiliteit in melkafzet. Het is de manier waarop een investeerder een locatie voor een (groot) melkveebedrijf zou kiezen.
Vestiging en uitbreiding
Alle provincies hebben beleid om bestaande bouwkavels te recyclen. Meestal is het mogelijk een akkerbouwlocatie om te zetten in extensieve veehouderij. Het kan zijn dat de provincie of de gemeente uitbreiding van de bestaande bouwkavel onmogelijk maakt. Omschakelen naar intensieve veehouderij is meestal uitgesloten. De mogelijkheden per provincie staan in het kader. De noordelijke provincies bieden mogelijkheden voor grote bouwblokken met in Groningen zelfs mogelijkheden voor uitbreiding tot 4 hectare.
Natura 2000
De tweede belangrijke omgevingsfactor is de aanwezigheid van natuurgebieden, of specifiek gebieden die vallen onder Natura 2000. De gewenste afstand tot een dergelijk gebied hangt af van de gevoeligheid van het gebied en hoeveelheid veehouderij in de regio. Eric van den Hengel, directeur van Stalbouw.NL, adviseert minimaal 5 kilometer afstand aan te houden. Ook tot andere gevoelige gebieden als rivieren en meren/plassen is dit volgens hem een veilige afstand.
Akkerbouwgrond
Locaties in of dichtbij akkerbouwgebieden drukken de afzetkosten voor mest en aanvoerkosten voor ruwvoeders. Globaal zijn de akkerbouwgebieden te verdelen in Zuidwesten (Zeeland en West-Brabant), Midden (Flevoland / kop van Noord-Holland) en Noorden (noorden van Friesland en noorden en oosten van Groningen en oosten Drenthe). In deze gebieden zijn samenwerkingsverbanden met akkerbouwers mogelijk en kostenbesparend.
Productiviteit grond
Melkveehouders met de hoogste eigen ruwvoerproductie behalen het hoogste financiële rendement. Opbrengsten van 16 ton droge stof per hectare grasland en 18 ton droge stof per hectare snijmais zijn mogelijk. Verschillen in mineralenbenutting in de bodem zijn groot: tussen melkveebedrijven zitten verschillen in stikstofbenutting tot een factor 2. Vanzelfsprekend maakt het management van de melkveehouder verschil, maar ook de vochttoestand van de grond en vorm van de percelen. Van de gangbare grondsoorten (klei, zand, veen) vallen veengronden af om te vestigen vanwege draagkracht, productie en mineralenefficiëntie. In de veenkoloniën is een deel schraal en minder vruchtbaar.
Klimaat
Ondanks dat Nederland een klein land is, zijn er wel degelijk verschillen in klimaat. Met name de temperatuur en hoeveelheid regen zijn belangrijk voor maximale productie. Globaal zijn de noordoostelijke delen van Nederland milder (warmere winters, koelere zomers) dan het Zuiden en Westen. Van de noordelijke provincies zijn het oosten van Drenthe en Groningen echter wat warmer dan Friesland. Delen van de oostelijke provincies hebben gemiddeld meer regen dan het Westen.
Prijzen grond
Voor een grondgebonden bedrijf zijn de grondprijzen belangrijk. Flevoland is de provincie met veruit de duurste grond. De prijzen in Zeeland, West-Brabant en de kop van Noord-Holland liggen daar wat onder. De goedkoopste gronden zijn te vinden in de drie noordelijke provincies, met de laagste prijzen in de veenkoloniën en het Oldambt.
Melkvee-infastructuur
De melkvee-infrastructuur omvat alles wat in een gebied aanwezig is ter ondersteuning van melkveebedrijven. De waarde hiervan is de afgelopen decennia afgenomen. Kennis en advies zijn belangrijk, maar met moderne technologie steeds minder bepaald door afstand. Bouwbedrijven werken door heel Nederland, een lokaal bedrijf kan soms wel goedkoper inschrijven. In beginsel is locatie geen beperking bij de afname van melk door de grote zuivelfabrieken. Voor regionale zuivel is dat wel het geval.
Niet alles is meetbaar
Niet alle opgesomde aspecten die het ideale melkveegebied bepalen zijn direct meetbaar. Kijkend naar de belangrijke aspecten ruimtelijke ordening, natura2000 en beschikbaarheid, prijs en kwaliteit van grond, dan blijven (delen van) de provincies Flevoland, Friesland, Groningen en Drenthe over.
De centrale ligging middenin met veel ruimte en weinig beperkingen maakt Flevoland een interessante melkveeprovincie. Het belangrijkste nadeel is de zeer hoge grondprijs. Hoe meer eigen grond een ondernemer wil hebben, hoe zwaarder die factor doortelt. Andere beperkingen zijn de vaak afgepaste omvang van de kavel en een weinig flexibele grondmarkt.
De grondprijzen in de drie noordelijke provincies liggen op een lager niveau wat dat deel van Nederland zeker zo interessant maakt als Flevoland. Deze provincies hebben zowel gebieden met klei als zand, dus persoonlijke voorkeuren zijn in te vullen. De oostelijke delen van Groningen en Drenthe hebben gemiddeld een iets milder klimaat en langer groeiseizoen. Bovendien zijn er nog regio’s met nauwelijks melkveehouderij.
Deze gebieden zijn ook de afgelopen tien jaar in beeld geweest voor uitbreiding van de melkveehouderij; dat blijkt ook uit gegevens van het CBS rondom krimp en uitbreiding van de melkveestapel per regio. De grootste toenames tussen 2004 tot 2014 zijn te zien in Flevoland (18,1 procent), Drenthe (15,8 procent) en Groningen (15,2 procent). Daarnaast blijken de afgelopen tien jaar ook delen van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant in trek te zijn geweest. Door strengere (gemeentelijke) eisen rondom ruimtelijke ordening is het Zuiden steeds minder in beeld.
Bedrijfsvoering is bepalend
Ook deskundigen zien het noordelijk akkerbouwgebied als interessantste melkveeregio. Van den Hengel van Stalbouw.NL wijst vooral naar het oosten van Groningen en Drenthe. “Dat gebied geeft volop mogelijkheden voor grote kavels en heeft een wat gunstiger klimaat en betere grond dan Friesland.” Van den Hengel ziet dat in die provincies genoeg ontwikkelingsruimte is, maar groei hoeft niet per se op één locatie. “In plaats van 1.000 koeien op één plek kunnen er ook 250 op vier satellietlocaties.”
Herrold Lammertink, directeur DLV Dier Group, ziet in het noorden van Nederland interessante, betaalbare melkveeregio’s. Hij benadrukt dat elke provincie regio’s en locaties heeft waar ondernemers goed kunnen produceren. Uitbreidingsmogelijkheden zitten wel het meest in de extensieve gebieden. Voor individuele bedrijven is niet de locatie, maar de bedrijfsvoering bepalend voor het resultaat. “Goede ondernemers doen het overal goed.”
De wensen van de melkveehouder zelf zijn belangrijk, aldus Frits van der Schans, senior adviseur bij CLM. Afhankelijk daarvan noemt hij Flevoland en de noordelijke provincies ideaal melkveegebied. “Flevoland heeft een top-infrastructuur, productieve grond en er is relatief weinig melkveehouderij. Ook zijn er weinig beperkingen rondom Natura 2000.” Voor bedrijven met groeiambities richting 500 koeien en meer vindt hij Nederland echter te klein en te duur. “Daarvoor wordt het overal moeilijk. Het buitenland biedt dan meer kansen.”
Grootste bouwblokken liggen in het Noorden
Ontwikkelingsmogelijkheden liggen vast in provinciale ruimtelijke plannen. De verschillen in maximale bouwblokken en uitbreidingsmogelijkheden zijn groot.
Groningen: bouwkavels van maximaal 1 of 2 hectare, afhankelijk van de zone. Uitbreiden tot 4 hectare is mogelijk als aan extra eisen wordt voldaan.
Friesland: maximaal 3 hectare, grondgebondenheid is voorwaarde bij groter dan 1,5 hectare.
Drenthe: in principe maximaal 1,5 hectare in zone multifunctionele landbouw, onder voorwaarden is groter mogelijk. In zone robuuste landbouw is groter bouwblok toegestaan.
Overijssel: uitbreiding tot maximaal 1,5 hectare met eisen inpassing. Boven 1,5 hectare extra investeringen in kwaliteit.
Gelderland: voor melkvee geen harde bovengrens. Uitbreiding mogelijk als bedrijf grondgebonden blijft. In waardevol gebied is een beeldkwaliteitplan verplicht.
Utrecht: maximum 1,5 hectare, uitbreiding tot 2,5 hectare onder voorwaarden( goede inpassing, beter dierwelzijn, volksgezondheid).
Flevoland: geen maximum. Vergroting is mogelijk, mits onder andere het noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het bedrijf.
Noord-Holland: in zone gecombineerde landbouw tot 1,5 hectare, in concentratiegebied grootschalige landbouw tot 2 hectare, indien financiële noodzaak is ontheffing mogelijk.
Zuid-Holland: Uitbreiding tot maximaal 2 hectare, onder voorwaarden 2,5 hectare.
Zeeland: Maximum wordt bepaald door de gemeente, uitbreiding onder voorwaarde goede inpassing.
Noord-Brabant: maximaal 1,5 hectare. Alleen uitbreiden als bedrijven voldoen aan aanvullende maatregelen die de provincie middels de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij stelt.
Limburg: uitbreiding tot in principe maximum 1,5 hectare, mits goede inpassing. Bij tegenprestatie (bouwkavel op maat, BOM) is groter bouwblok mogelijk.