Er wordt vaker gesproken over geld opzijzetten voor slechte tijden. Er zijn geen uniforme normen, maar een buffer van 5 cent geldt als vuistregel.
Het is een gegeven dat de melkprijs meer dan vroeger fluctueert en dat zal naar verwachting zo blijven. Om in perioden van lage opbrengsten niet in financiële problemen te komen, moeten ondernemers in tijden van hoge prijzen een appeltje voor de dorst aanleggen. Melkveehouders beginnen zich dat steeds meer te beseffen, blijkt uit een rondgang langs een aantal financieel deskundigen.
In de Verenigde Staten speelt dit al langer. Daar wordt in het algemeen een buffer van 1.000 dollar per koe gehanteerd. Het is vrij beschikbaar geld, inclusief correctie voor vorderingen en financiële verplichtingen. Ook de ruimte binnen een krediet telt mee. In Nederland circuleert een niveau van 5 cent per kilo melk. Een bedrijf met een miljoen kilo melk moet dus € 50.000 op de bank hebben staan om een periode van lage prijzen op te vangen. Banken, accountants en adviesbureaus hanteren eigen streefwaarden om een optimale buffer te bepalen. Die 5 cent is vaak vertrekpunt maar op bedrijfsniveau is de marge bepalend; het verschil tussen kritieke en werkelijke melkprijs.
Met optimale technische resultaten en een bewust investerings- en uitgavenpatroon is de kritieke melkprijs te drukken. De werkelijke melkprijs heeft de ondernemer nauwelijks in de hand, behalve bij de keuze voor de zuivelfabriek, gehalten en weidepremie. De ideale buffer is dus per definitie bedrijfsgebonden, blijkt uit het relaas van een aantal deskundigen.
Flynth: 5 cent, wel bedrijfsspecifiek
Rinus Wientjens, bedrijfsadviseur veehouderij bij Flynth, onderschrijft de 5 cent per kilo die wordt genoemd maar benadrukt dat het niet meer dan een gemiddelde is. Het verschil tussen de kritieke melkprijs en de werkelijke melkprijs op bedrijfsniveau is bepalend. Een periode van twee jaar is volgens hem wel een veilige tijd. Bij een verschil van 2 cent per kilo tussen de kritieke melkprijs en de werkelijke melkprijs, heeft een bedrijf met een miljoen kilo melk in twee jaar tijd € 40.000 nodig. Hij benadrukt dat de verschillen per bedrijf groot zijn. “En het is alleen voor de exploitatie waarbij geen rekening is gehouden met onverwachte tegenvallers.”
De bedrijfseigen kritieke melkprijs is dus belangrijk om te kennen. Een ander kengetal is het liquiditeitsoverschot (of -tekort), oftewel: hoeveel heeft een ondernemer tekort in de vergelijking met de ontvangsten. Flynth geeft met behulp van het ‘kwartaalbericht melkvee’ ieder kwartaal inzicht in de gerealiseerde cijfers. “Belangrijker is de prognose voor het komende rollende jaar. Daarmee is vroegtijdig in beeld te brengen of het spaak gaat lopen of dat er ruimte is.”
PPP Agro Advies: 5 cent over 2 jaar
“Wij houden 5 cent per liter melk aan over een periode van 2 jaar”, aldus Klaas de Jong, adviseur economie en strategie bij PPP Agro Advies. In totaal wordt dus 10 cent gebufferd. Hij merkt dat steeds meer bedrijven zich hier meer bewust van zijn. Maar het kan nog zeker een stuk beter.
De Jong benadrukt dat bufferen op veel manieren mogelijk is, niet alleen via de ruimte op de rekening courant dan wel spaarrekening. “Het kan ook door voervoorraden op te bouwen die de veehouder kan benutten of verkopen in mindere tijden.” De prijzen bepalen wel de mogelijkheden. Andere optie is te zorgen dat vervangingsinvesteringen gedaan zijn en in mindere tijden niet nodig zijn of uitgesteld kunnen worden. “Hoewel er nog extra voordeel is om juist dan geld te hebben en vervanging tegen scherpe prijzen te doen.”
De Jong ziet dat in het buitenland de productie vaker op de melkprijs wordt afgestemd. “Hierbij is het zaak om de opbouw van de kostprijs door en door te kennen.” Een bedrijfseconomische analyse met bedrijfsspecifieke normen en vergelijkende kengetallen legt haarscherp de knelpunten bloot. Het is wel typerend dat vooral de betere ondernemers hiervan gebruik maken. “Ze krijgen meer inzicht en weten tijdig hoe ze op veranderende omstandigheden het beste kunnen inspelen.”
ING: 10 cent, helft op rekening
ING hanteert een veilige buffer van 10 cent per kilo melk, aldus Jan Willem van den Berg, agrarisch specialist. “Daarvan moet globaal de helft uit de rekening courant kunnen komen en de helft liquide op een rekening.”
Van den Berg schat dat de helft van de melkveeklanten het belang van het aanleggen van een buffer begrijpt. “Dat lukt niet bij allemaal. Het hangt ook sterk af van de bedrijfssituatie.” De hoogte van de melkprijs is niet bij alle fabrieken hetzelfde. Ook de kritieke melkprijs laat grote verschillen zien.
Nu de melkprijs flink is aangetrokken, hoopt de specialist dat melkveehouders het geld verstandig gebruiken. “Natuurlijk zijn sommige investeringen nodig, zeker als er achterstallig onderhoud is. Maar veehouders moeten zich goed afvragen welke investering echt nodig is en hoe ze die willen financieren.” Hij ziet liever dat ondernemers voor nieuwe investeringen bij de bank aankloppen voor financiering dan hun eigen liquide middelen opsnoepen. “Het hangt natuurlijk van het hele financiële plaatje af. Maar het is te hopen dat veehouders niet alle liquide middelen in een nieuwe trekker stoppen.”
ABN Amro: 5 tot 6 cent
Harm Folkers, sectorspecialist melkvee bij ABN Amro maakt onderscheid binnen een jaar en daarbuiten. In het lopende jaar hanteert hij een buffer van twee keer melkgeld om het dure voorjaar door te komen. De buffer voor perioden met lage melkprijzen komt daar nog bovenop. Wat dat betreft noemt hij 5 tot 6 cent gemiddeld een goed niveau. “Dat geeft voldoende rust en een veehouder hoeft niet direct bij de bank aan te kloppen.” Als de melkprijs langer op een lager niveau blijft, is het voor de meeste bedrijven niet voldoende, maar het geeft tijd om iets te regelen.
Volgens Folkers is het de kunst om na de uitgaven van achterstallig onderhoud de hand op de knip te houden. “De verleidingen zijn groot en groeiend bij een hogere melkprijs. Sparen doe je niet vanwege het directe rentevoordeel.” Hij benadrukt dat veehouders ook andere mogelijkheden hebben om financiële rust te creëren. “Denk aan werken aan lagere kosten, voldoende voer in voorraad of vrije certificaten van FrieslandCampina.”