De overgang naar een premiestelsel per hectare is in volle gang. Als de afbouw wordt doorgetrokken naar 2019, daalt de premie op een 100-plus-bedrijf van €?3,50 in 2011 naar €?2,15 per 100 kilo melk.
Het Europese premiestelsel is de afgelopen decennia meermalen aangepast. Met het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB) per 2015 is het aantal hectares bepalend voor de premie (zie kader). De naam is toen veranderd van toeslagrecht naar betalingsrecht. Vanaf 2019 zijn alle toeslagen even hoog, vooralsnog € 388 per hectare. Dat is opgebouwd uit een basispremie van € 275 en een vergroeningspremie van € 113.
Tot die tijd geldt een overgangsperiode. Die is in het leven geroepen om de financiële afbouw geleidelijk te laten verlopen. De waarde van het betalingsrecht in die periode is gebaseerd op de waarde van de toeslagrechten die een ondernemer in eigendom had in mei 2014. Deze wordt in vijf stappen afgebouwd naar het eindniveau in 2019.
Het mag geen verrassing zijn dat de veranderingen van het GLB gevolgen heeft voor de inkomenspositie van melkveehouders. Wat de gevolgen zijn van deze veranderingen is door Rinus Wientjens, bedrijfsadviseur melkveehouderij bij Flynth, in beeld gebracht. Hij heeft daartoe de historische gegevens rondom toeslagrechten geanalyseerd en de lijn doorgetrokken tot 2019. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen bedrijven met meer en minder dan 100 melkkoeien.
In de analyse is rekening gehouden met een plafondkorting van 1,5% en een eenmalige waardeverhoging van de betalingsrechten van 1,874% vanaf 2016. De bedrijven met meer dan 100 koeien groeiden tussen 2011 en 2015 met 2,1% per jaar in grond; op de bedrijven met minder dan 100 koeien is dat 0,9% per jaar. Tussen 2015 en 2019 is gerekend met een gelijkblijvend areaal, mede door de onduidelijkheid rondom uitwerking rondom de fosfaatrechten.
Per hectare en bedrijf
In de hoeveelheid premie per hectare hebben grotere melkveebedrijven tot en met 2018 gemiddeld voordeel ten opzichte van de kleinere. Grote bedrijven zijn intensiever waardoor ze op basis van de historie een hogere waarde van de toeslag- en betalingsrechten hebben. Het verschil neemt in de tijd echter steeds verder af; vanaf 2019 vervalt dat verschil volledig want dan zijn de rechten voor iedereen gelijk (zie grafiek). Kijkend naar de bedragen per hectare en per bedrijf zie je dat de 100-plusbedrijven tussen 2011 en 2019 een bedrag van € 179 per hectare inleveren. Op de 100-minbedrijven is dat gemiddeld € 153 per hectare.
Het gemiddelde bedrijf in de categorie minder dan 100 koeien ontving in 2011 nog € 19.695 aan toeslagrechten. Op het grote bedrijf is dat € 34.351. De afbouw is echter ingezet waardoor in 2015 nog respectievelijk € 17.395 en € 31.108 is ontvangen. De komende jaren daalt het bedrag aan toeslag verder naar respectievelijk € 14.643 en € 25.515 per jaar.
Gemiddeld gaat het kleine bedrijf er in tien jaar tijd € 5.052 in jaarlijkse ontvangsten op achteruit. Op het gemiddelde grote bedrijf is dat € 8.836. De impact op bedrijfsniveau is echter sterk afhankelijk van de intensiteit; bedrijven met relatief veel grond gaan er minder op achteruit dan bedrijven met weinig grond. Voor een deel van de intensieve bedrijven zal het voordeel van hogere premiewaarde namelijk omslaan in een nadeel; in theorie krijgt een grondloos bedrijf vanaf 2019 nul euro aan premies terwijl een bedrijf met 100 hectare grond jaarlijks nog bijna € 39.000 op de bankrekening bijgeschreven krijgt.
Per 100 kilo melk
Uitgedrukt per 100 kilo melk hebben juist de grotere bedrijven een nadeel ten opzichte van de bedrijven met minder koeien. Koeien op de grote bedrijven produceren gemiddeld ruim 200 kilo meer melk per koe, dus hebben een iets lagere toeslag per 100 kilo melk.
Voor de kleine bedrijven daalt de ontvangen bedrijfstoeslag van € 3,76 in 2011 naar € 3 in 2015 (zie grafiek). Als de lijn van afbouw wordt doorgetrokken, bedraagt de toeslag in 2019 nog € 2,53 per 100 kilo melk. De jaren daarna blijft deze toeslag – bij ongewijzigd beleid – gelijk. De afbouw bij de grote bedrijven daalt van € 3,50 per 100 kilo melk in 2011 naar € 2,62 in 2015 en uiteindelijk naar € 2,15 in 2019. Dat is uiteraard bij een gelijkblijvende productie.
De grotere bedrijven zien een relatief sterkere daling van de inkomsten uit toeslagrechten per 100 kilo melk; bij de kleine bedrijven daalt deze in tien jaar tijd met € 0,26 per 100 kilo melk; bij de grotere bedrijven met € 0,38 per 100 kilo melk. De intensieve bedrijven zijn relatief nog intensiever geworden met meer melk per hectare. Daardoor neemt de toeslag per kilo melk verder af.
Onderdeel van inkomen
Het wegvallen van een deel van de toeslagrechten heeft vooral gevolgen voor intensieve bedrijven, waarbij de impact het grootst is in een jaar met een lage melkprijs. De toeslagrechten vormen immers een vast onderdeel van het inkomen op het bedrijf, ongeacht melkprijzen en rendementen.
Dat effect is in grafiek 3 in beeld gebracht. Daarbij zijn de jaarlijks ontvangen toeslagrechten naast de bruto geldstroom gezet. De bruto geldstroom is het geld uit de totale bedrijfsvoering (opbrengsten minus variabele kosten en uitgaven vaste kosten) dat beschikbaar is voor HAARR: huur, arbeid, aflossing, rente en reservering (en privé). In een slecht jaar als 2009 maken de ontvangen toeslagrechten 26% uit van de brute geldstroom. In een goed jaar als 2013 is dat ‘maar’ 13%. Dat is dus op basis van gerealiseerde cijfers; door een verdere daling van de premies tot 2019 zal de bijdrage aan de bruto geldstroom afnemen. Dat zal vooral merkbaar zijn in een slecht melkjaar wanneer het juist een belangrijke bijdrage aan het inkomen van de melkveehouder is.
De hoeveelheid ontvangen toeslagrechten per hectare kruipen op grote en kleine bedrijven gestaag naar elkaar toe. Vanaf 2019 is alles gelijk.
Alle premies straks per hectare
Het Europese systeem van prijs- en inkomensondersteuning (nu Gemeenschappelijk Landbouw Beleid of GLB genoemd) kent een lange geschiedenis. MacSharry laat in 1992 garantieprijzen dalen in ruil voor directe inkomenssteun per hectare en per dier. In het kader van Agenda 2000 wordt de ingeslagen weg voortgezet. Om melkveehouders te compenseren voor de verlaagde garantie- of interventieprijzen wordt in 2004 de melkpremie ingevoerd.
In 2006 zijn verschillende EU-premies vervangen door toeslagrechten. Daarmee werd directe productie losgekoppeld aan het verkrijgen van premies en werd historische productie de basis. Daaronder vielen onder andere de zoogkoeienpremie, graanpremies en maispremie. In 2007 is ook de melkpremie ontkoppeld en opgenomen. In 2010 volgde de slachtpremie.
De meest recente aanpassing van het GLB is de overstap naar betalingen per hectare, ook wel flat rate genoemd. De premies bestaan vanaf 2015 uit een basispremie en een vergroeningspremie. De vergroening kent drie onderdelen: ecologische aandachtsgebieden, permanent grasland en gewasdiversificatie. Vanaf 2019 bedragen de twee onderdelen waarschijnlijk respectievelijk € 275 en € 188 per hectare. Minus de plafondkorting van 1,5% is het bedrag € 388 per hectare.
Er wordt gesproken over waardes per hectare, maar feitelijk is het waarde per recht. In de meeste gevallen loopt het aantal rechten en hectares gelijk op, maar door grond aan- en verkoop kan dat naar verloop van tijd uit de pas gaan lopen.