Voor het gemiddelde melkveebedrijf is 2017 een topjaar, met een marktconforme rentabiliteit van 105%. Vooral de ruim 25% hogere melkprijs tikt aan, terwijl er ook meer vee-opbrengsten zijn.
Dit blijkt uit de eerste ramingen van Wageningen UR van de inkomensontwikkeling in de melkveehouderij. De teruggang van het aantal koeien door het fosfaatreductieplan is meer dan gecompenseerd door een hogere melkprijs en een dito melkproductie per koe. De totale opbrengsten per bedrijf zijn met 23% (ofwel € 82.000) gestegen naar € 435.000 gemiddeld.
Daar staat tegenover dat de totale kosten met amper € 1.000 zijn gestegen naar € 332.000. Veevoer werd gemiddeld 3,5% duurder en er werd meer van gevoerd, maar de financieringslasten daalden met 7%.
De sterk verbeterde inkomenspositie maakt het voor veel bedrijven mogelijk om te herstellen van de lastige jaren 2015 en 2016 en zich voor te bereiden op weer moeilijker tijden. Het aantal bedrijven met een negatieve netto kasstroom daalde sterk. Voor heel 2017 wordt voorzien dat dit jaar nog slechts 1% van de melkveebedrijven een zodanig negatieve netto kasstroom heeft dat aflossingen moeten worden uitgesteld of dat extra krediet nodig is.
Door de sterke stijging van de gangbare melkprijs en de stabilisatie van prijzen in de biologische melkveehouderij, hebben de boeren uit de laatste categorie een flink deel van hun inkomensvoorsprong verloren. Hun inkomen daalde met 4.000 naar € 52.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheden (aje), terwijl het inkomen in de gangbare sector met € 53.000 steeg naar € 68.000 per onbetaalde aje.