Melkveehouders zijn solide ondernemers. De solvabiliteit ligt rond 60%, de liquiditeit is ook erg goed met ruime buffers. De vraag is of ze die positie zelf wel zo beleven. De hijgerigheid waarmee lage melkprijzen worden uitgemeten staat immers in schril contrast tot de werkelijke nood – die er dus niet is.
De gemiddelde melkveehouder met meer dan 100 koeien had medio 2016, op het dieptepunt van de laatste crisis, nog dermate veel vrije middelen dat hij een melkprijs van 25 cent nog 11 maanden kon overbruggen zonder dat hij naar de bank hoefde te gaan, blijkt uit een analyse van Flynth. Gemiddeld was er toen 6,5 cent per kilo melk in kas om tegenspoed te kunnen weerstaan. Let wel: dat zijn alleen bedrijfsmiddelen. Neem je de privé-spaargelden ook mee, dan is er ruim 11 cent per kilo aan reserves en loopt de uitzingtermijn op naar 2,5 jaar.
Natuurlijk is er veel spreiding in de hoogte van de buffers. Maar grofweg is het zo dat als je de middelen van buiten het bedrijf meetelt, negen van de tien bedrijven het een jaar of langer kunnen volhouden bij een melkprijs van 25 cent. En een op de 12 bedrijven heeft geeneens buffers nodig omdat ze een kritieke kostprijs onder 25 cent draaien.
Kunnen we daarmee de discussie over buffers afsluiten? Ja en nee. Ja omdat die er voldoende zijn. Nee, want wat was er een rumoer tijdens de laatste ‘crisis’. Er werd naar verluid veel pijn geleden bij een melkprijs onder de 30 cent. Hoe kan dat dan? Die korte periode was immers probleemloos op te vangen vanuit de buffers. Toch bleven veel rekeningen liggen.
Een derde van de bedrijven met 200 tot 250 koeien heeft geen buffers en bijna 3 ton aan kortlopende schulden. Dat lijkt meer een kwestie van financiële planning en keuzes in investeringsbeleid dan sec de hoogte van de reserves.
Buffers waren er volgens Flynth voldoende. Maar als je die gebruikt voor het doen van investeringen, dan kom je snel in liquiditeitsproblemen. Als er 60 mille ruimte is, moet je dan die trekker of fosfaatrechten van de lopende rekening betalen? Dan is je buffer snel weg. Beter is dan om te financieren of te leasen en de buffer achter de hand te houden.
Melkveehouders zijn solide ondernemers, je kunt bijna spreken van marathon-ondernemers. Geen sprintende hardlopers, maar wel lang op tempo door kunnen gaan. De solvabiliteit ligt rond 60%, de liquiditeit is ook erg goed met zulke ruime buffers. De vraag is of ze die positie zelf wel zo beleven. De hijgerigheid waarmee lage melkprijzen worden uitgemeten staat immers in schril contrast tot de werkelijke nood – die er dus niet is.
Jazeker, een jaar lang geld verliezen of voor niks werken is niet leuk. Maar het is inherent aan het ondernemer zijn. Goede en slechte jaren wisselen elkaar af. Als je daar niet tegen kunt, als je vast geld wilt, moet je in loondienst gaan. Als ondernemer moet je ondernemen. Onderdeel daarvan is financieel beheer. Wie dat in zijn vingers heeft, en zorgt voor een ruime kaspositie, blijft ondernemer en kan stappen zetten. De Amerikanen hebben er een gezegde voor: cash is king. Gezien de stand van de buffers zijn de meeste melkveehouders koning.