Gemiddeld is 2021 een iets beter jaar dan 2020 waarbij de kopgroep bijna € 5 per 100 kilo meer beschikbaar heeft. Dat blijkt uit de eerste resultaten van Flynth. Hoge arbeidskosten knabbelen aan de ruimte bij de grootste bedrijven.
Het jaar 2021 gaat de boeken in als grosso modo een gemiddeld melkjaar, met relatief lage melkprijzen in het begin en aantrekkende opbrengsten in de loop van het jaar. Het is ook het jaar waarin productiekosten snel begonnen te stijgen, maar nog niet zo erg als in 2022. Het jaar staat nog onder invloed van Covid, wat in meer of mindere mate doorwerkt in de diverse posten.
Technisch daalde de melkproductie in 2021 een beetje met 44 kilo naar 9.068 kilo per koe. De totale productie per bedrijf is gemiddeld 1.056.000 kilo melk; dat is zo’n 3.000 kilo meer dan in 2020. Het aantal stuks jongvee per 10 koeien steeg van 4,8 naar 4,9. De totale levensproductie daalde met 200 kilo naar 24.800 kilo per koe. Zowel de uitstoot als de kalversterfte daalde licht ten opzichte van een jaar eerder (zie tabel).
Voerkosten omhoog
Het gemiddeld melkveebedrijf ontving een € 37,76 per 100 kilo aan melkgeld tegenover € 34,99 het jaar ervoor. Dat is exclusief weidetoeslag. Vooral in de laatste maanden van het jaar steeg de melkprijs snel. De overige bedrijfsontvangsten, zoals inkomsten uit andere activiteiten en GLB-subsidie, bleven nagenoeg gelijk. De bedrijfstoeslag is met meer dan € 2 per 100 kilo ongeveer de helft van deze inkomstenbron buiten melk.
Ook de voerkosten gingen weer omhoog; in totaal stegen deze van € 11,59 in 2020 naar € 12,37 vorig jaar. Vooral krachtvoer werd gedurende het jaar steeds duurder: Wageningen Economic Research rekent met een stijging van € 25,30 per 100 kilo brok in januari tot € 29,60 in december.
Van alle andere kosten binnen het saldo stegen vooral de kosten voor mestafzet, opfok bij derden en andere en overige directe uitgaven. Alles bij elkaar resteert een saldo van € 23,04 per 100 kilo melk; dat is € 1,46 meer dan een jaar daarvoor.
Bij de indirecte uitgaven stegen vooral kosten voor machines en werktuigen (+ € 0,13 per 100 kilo), werk door derden (+ € 0,46) en algemene kosten (+ € 0,05). Als ook de kosten voor huur, pacht, arbeid en rente worden meegerekend resteert een bedrag van € 12,06 dat beschikbaar is voor huur/pacht, afschrijving, arbeid, rente en resultaat (HAARR). Door gemiddeld iets lagere kosten voor arbeid en huur van rechten is helemaal onder de streep het verschil met vorig jaar iets kleiner. Het gemiddelde bedrijf heeft dan € 10,82 over voor privé, aflossing en reservering. Een jaar eerder was dat € 9,93.
Meer ruimte kopgroep
Flynth heeft ook een selectie gemaakt voor de kopgroep; dat zijn bedrijven met 25% hoogste saldo. Deze bedrijven realiseren in 2021 een opbrengstprijs van € 38,35 per 100 kilo melk; dat is € 0,59 meer dan het gemiddelde bedrijf. Als gevolg van meer weidetoeslag en verkopen vee zijn de totale opbrengsten € 42,21; dat is € 1,01 meer dan gemiddeld.
Aan de kostenkant is de kopgroep 38 cent per 100 kilo minder kwijt aan krachtvoer en koopt minder ruwvoer aan. De totale voerkosten bedragen € 10,83 tegenover € 12,37 gemiddeld. Op alle posten bij de directe uitgaven pakken deze bedrijven voordeeltjes zodat het totale saldo melkveehouderij € 26,36 bedraagt; dat is € 3,32 méér dan gemiddeld en € 1,33 meer dan vorig jaar. Deze bedrijven hebben € 15,77 beschikbaar voor privé, aflossing en reservering; € 4,95 meer dan het gemiddelde bedrijf en € 0,72 meer dan vorig jaar. Bij de kopgroep blijft het inkomstenniveau dus op een stabiel hoger niveau dan gemiddeld.
Opvallend is dat de melkproductie op deze bedrijven 8.959 kilo is en dus wat lager ligt dan op het gemiddelde bedrijf.
Na saldo een inhaalslag
Een derde selectie is gemaakt op basis van omvang. De melkproductie per koe stijgt naarmate bedrijven groter zijn, wat wel iets ten koste gaat van de gehaltes. Qua melkgeld ontvangt de middengroep het meeste: € 37,84 per 100 kilo tegenover € 37,23 voor de grootste bedrijven. Dat wordt voornamelijk verklaard door een groter aandeel weidetoeslag. Opvallend haalt de middencategorie maar een fractie minder weidetoeslag dan de groep kleinste bedrijven.
Verder valt op dat de grootste bedrijven de hoogste voerkosten hebben. In combinatie met wat minder melkgeld en overige ontvangsten is het saldo melkveehouderij met € 26,70 per 100 kilo het laagste van de drie categorieën. Dat scheelt € 2,50 met de categorie met minder dan 100 koeien. Het verschil bij het saldo bedrijf is zelfs € 3,58 wat verklaard wordt doordat de kleinste bedrijven vaker inkomsten buiten de melkveehouderij hebben en relatief (per 100 kilo melk) meer bedrijfstoeslag ontvangen.
Na het saldo maken de grootste bedrijven een inhaalslag. Doordat de uitgaven met € 9,11 per 100 kilo melk bijna € 4 fors lager liggen dan die op de kleine bedrijven, hebben de grootste bedrijven € 0,50 per 100 kilo meer beschikbaar voor huur/pacht, afschrijving, arbeid, rente en resultaat (HAARR) dan de kleinste collega’s. Hier profiteren de bedrijven door het kunnen uitsmeren van kosten over een grote plas melk.
Helemaal onder de streep moeten de grootste bedrijven hun positie echter delen met de middengroep; met name door relatief hoge arbeidskosten (€ 1,03 ten opzichte van € 0,23 bij het kleine bedrijf en € 0,50 bij het middelgrote bedrijf), hebben bedrijven met 100 tot 200 melkkoeien het meeste beschikbaar voor privé, aflossing en reservering: € 11,11 per 100 kilo melk tegenover € 10,63 bij de kleinste bedrijven en € 10,08 bij de bedrijven met de meeste koeien.
Aanpassingen bedrijfsvoering
Gezien de stijging van zowel opbrengsten als kosten kan het jaar 2021 kan worden gezien als een vingeroefening voor dit jaar en misschien wel de periode daarna. Naast hoge en stijgende kosten krijgen veehouders ook te maken met gevolgen van het nieuwe GLB; wat toch op veel bedrijven een welkome aanvulling is van de inkomsten: met gemiddeld € 2,17 per 100 kilo melk is dat voor een bedrijf met 1,5 miljoen kilo melk ruim € 32.000.
Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, adviseert de gevolgen van zowel veranderende opbrengsten en kosten nauwlettend te blijven volgen. Inzicht in cijfers zijn ook belangrijk om het effect van eventuele aanpassingen in de bedrijfsvoering op de kritieke melkprijs snel en goed in beeld te hebben. Specifiek voor de grote bedrijven benadrukt hij dat deze efficiënter produceren door schaalvoordelen. “Het is wel belangrijk oog te houden voor de (extra) financieringslasten die met de vergroting samenhangen. Beoordeel het netto effect op kostprijs en kritieke opbrengstprijs. Sta ook stil bij de eventuele schaalnadelen die in de praktijk kunnen ontstaan.”
De cijfers van 2021 maken volgens Scholte ook duidelijk dat de optimale melkproductie iets anders is dan de maximale, aangezien de kopgroep met minder melk onder de streep meer overhoudt. Kritisch zijn is ook nodig bij de inzet van krachtvoer. “Duur voer kan nog altijd uit maar beoordeel steeds of het beoogde effect wel wordt gerealiseerd.”