Het voeren van natte en droge bijproducten aan melkkoeien geeft gemiddeld geen verlaging van de voerkosten of verhoging van het saldo. Dat laat een analyse van Flynth zien. Voeradviseurs zien dit ook in de praktijk.
Het voeren van losse en natte bijproducten is in de melkveehouderij een veelgenoemde mogelijkheid om de voerkosten te verlagen en de marge te verhogen. Producten als bierbostel, maisgluten, soja, perspulp en andere grondstoffen uit de verwerkende industrie weten de melkveehouderij goed te vinden. Met de juiste inzet van deze producten kunnen veehouders besparen op mengvoer en dus de voerrekening drukken.
Tot zover de theorie. Want op basis van de boekhoudrapporten van zo’n 1.500 klanten van accountants- en advieskantoor Flynth blijkt dat de bedrijven met een hoog aandeel bijproducten in het rantsoen geen lagere voerkosten realiseren. Sterker, de totale voerkosten zijn zelfs hoger dan op bedrijven met weinig of geen bijproducten.
Dat resulteert ook onder de streep een lagere marge op de bedrijven met veel bijproducten (zie tabel 1). Dit zijn natuurlijk gemiddelden; een individueel bedrijf kan wel voordeel halen van bijproducten voeren. Maar over alle bedrijven heen is dat voordeel er niet.
Investeringen in opslag
Voor de analyse zijn de gegevens van melkveebedrijven gesplitst in drie groepen: het gemiddelde van alle bedrijven, de bedrijven met meer dan € 80 per koe aan aankoop van bijproducten en bedrijven met minder dan € 80 per koe. Gemiddeld bedragen de kosten van bijproducten € 58 per koe. Bij de groep veelgebruikers van bijproducten is dat € 155 en bij de weinig gebruikers € 13 per koe.
Bij de statistieken van de bedrijven valt op dat de ondernemingen met veel bijproducten wat groter zijn dan de andere groep. Logisch, want het voeren van deze producten vraagt investeringen in opslag en mechanisatie, en dat is interessanter bij grote aantallen.
Verder valt op dat de melkproductie per koe ruim 360 kilo per jaar hoger ligt. Daar staan wel wat lagere gehalten tegenover. Dat is deels te verklaren door het rantsoen, maar ook door de hogere productie. Het bijproductenbedrijf heeft verder meer grond, maar tevens een hogere productie per hectare. De verschillen tussen de bedrijven bestaan, maar kunnen volgens bedrijfskundige Henk van Dijk van Flynth niet de verschillen in voerkosten en saldo verklaren.
Trend over jaren
Door de lagere gehalten in de melk heeft het bedrijf met veel bijproducten € 0,77 per 100 kilo melk lagere totale opbrengsten. Inclusief de hogere voerkosten (inclusief aankoop ruwvoer) bedraagt het saldo daardoor € 29,52 per 100 kilo melk, tegenover € 31,17 bij de bedrijven met weinig of geen bijproducten.
Het is geen eenjaarlijks fenomeen; uit grafiek A komt naar voren dat er ook in 2011 en ’12 verschillen in marge waren, ten gunste van de bedrijven met weinig bijproducten. Het gemiddelde verschil over die drie jaren is precies € 1,50 per 100 kilo melk. Van Dijk heeft ook twee jaren daarvoor nog meegepakt (niet in de grafiek) en ook daar blijft dezelfde trend zichtbaar.
Dat betekent voor een bedrijf met 1 miljoen kilo melk een verschil in saldo van € 15.000 per jaar. Daar komen nog jaarkosten voor opslag en mechanisatie bij.
Hogere voerkosten
Verder zijn verschillen tussen de twee groepen nader bekeken. Dat is gebeurd op basis van de BSG, het bedrijfsspecifiek gemiddelde. Voor een individueel bedrijf geeft de BSG aan hoe het gemiddelde bedrijf realiseert als ze op dat bedrijf zouden ondernemen. De cijfers worden daartoe gecorrigeerd voor onder andere hoeveel-heid melk per bedrijf, bouwplan, intensiviteit, jongveebezetting, grondsoort en veeslag. Dat geeft dus een objectievere vergelijking hoe een bedrijf werkelijk presteert ten opzichte van de ‘gemiddelde’ veehouder.
Extensieve bedrijven
In grafiek B de afwijking ten opzichte van de BSG in beeld gebracht met betrekking op de intensiteit. Gemiddeld hebben de bedrijven met een hoog aandeel bijproducten € 0,28 hogere voerkosten dan het gemiddelde bedrijf. De groep bedrijven met weinig bijproducten heeft € 0,20 lagere voerkosten dan de BSG. In deze grafiek valt op dat de extensieve bedrijven met veel bijproducten fors hogere voerkosten per 100 kilo melk hebben. Bij de bedrijven met weinig bijproducten is dat effect veel kleiner. Een verklaring hiervoor is dat extensievere bedrijven meer weiden en minder voer van hun eigen land halen. De bijproducten vervangen daar ruwvoer en niet krachtvoer. In beide situaties is er bij de zeer intensieve bedrijven slechts een beperkt effect op de voerkosten. Op de intensievere bedrijven vervangt het bijproduct krachtvoer, dat is prijstechnisch beter dan ruwvoer vervangen. De intensievere bedrijven zijn beter in staat om door het jaar heen een goed totaalrantsoen samen te stellen.
In tabel 2 is voor beide typen bedrijven een aantal afwijkingen van het saldo ten opzichte van de BSG op een rij gezet. De totale voerkosten zijn bij de grote gebruikers (van bijproducten) € 0,33 per kilo melk hoger dan bij het gemiddelde bedrijf. Bij de beperkte gebruikers is dat € 0,14 lager. Onder de streep resteert een saldo dat respectievelijk € 0,40 per kilo melk lager is en € 0,21 per kilo melk hoger is dan de BSG.
‘Deel van bijproducten werkt niet als krachtvoer’
“Wij zien ook al jaren dat bijproducten niet perse tot lagere voerkosten leiden”, zegt Alidus Hidding van adviesbureau VIB Consulting. “Een groot deel bijproducten werkt niet als krachtvoer en ook niet als ruwvoer in de pens. Wanneer ze wel als krachtvoer beschouwd worden, leidt dat tot hogere kosten per kilo melk.” Ook geeft hij aan dat vaak te weinig rekening wordt gehouden met perssap- en kuilverliezen, worden fouten gemaakt bij indoseren en zet hij vraagtekens bij de stabiliteit van de eiwitten in natte zure bijproducten.
René Knook, productmanager rundvee bij De Heus, zegt dat de verdeling van krachtvoer over de lactatie bepalend is voor de efficiëntie van een kilo voer. “Bedrijven met veel bijproducten hebben doorgaans een hoog basisrantsoen, waardoor koeien vanaf 150 dagen al boven de behoefte worden gevoerd.” Knook benadrukt wel dat de situatie dit jaar anders gaat worden. “De melkproductie is dan niet meer limiterend. Het kengetal om op te sturen is dan saldo per koe of bedrijf om het hoogste rendement te realiseren. De groep met veel bijproducten kan per dag dan wel eens meer gaan verdienen.”
Ook Klaas Deelstra, productmanager van Agrifirm, verwacht dat grote bedrijven eerder kiezen voor gemak en vaak liever een hoger basisrantsoen hebben voor meer kilo’s melk per koe. Hij benadrukt dat saldo’s per koe waarschijnlijk hoger zijn bij het gebruik van bijproducten omdat de koeien er meer melk van produceren. “Ook is het belangrijk naar de totale voerkosten te kijken, dus krachtvoer en ruwvoer. Bijproducten verdringen ook een gedeelte van het ruwvoer.”
“Met krachtvoerautomaten is de voergift op het individuele dier afgestemd. Bij krachtvoervervangers vaak op een groep dieren”, zegt Robert Meijer, productmanager rundvee bij ForFarmers Hendrix. “Dat geeft risico op een stuk luxe consumptie en dat kan geld kosten.” Meijer ziet wel dat er veel variatie is tussen bedrijven. Het monitoren van de rantsoenefficiëntie is het hulpmiddel om inzet van bijproducten te evalueren. “Ook het vakmanschap van de melkveehouder is een belangrijke factor.”