De grootste melkveebedrijven hebben de laagste kritieke melkprijs en zijn iets beter bestand tegen lage melkprijzen. Toch slagen ze er dit jaar niet in om dat te vertalen naar winst. Massa is bij de huidige prijzen geen kassa meer.
De melkveehouderij is het afgelopen jaar geconfronteerd met een moeizame zuivelmarkt. In hoeverre bedrijven financieel bestand zijn tegen een periode van zeer lage opbrengstprijzen hangt voornamelijk af van de kritieke opbrengstprijs. Dat is de prijs van de melk waarbij alle kosten, verplichtingen en privé-uitgavenbetaalt kunnen worden. Het verschil tussen de kritieke opbrengstprijs en de werkelijke melkprijs is de marge. Die kan worden besteed aan uitbreidingsinvesteringen, extra aflossen, sparen of extra privé-uitgaven. Een lage kritieke melkprijs levert direct voordeel op omdat er meer marge overblijft. Bovendien is er dan, dankzij een positieve kasstroom, gemakkelijker een buffer op te bouwen om perioden van lage melkprijzen te overbruggen. Het mes snijdt dus aan twee kanten.
Over de relatie tussen bedrijfsomvang en de mate van bestand zijn tegen lage prijzen bestaan verschillende meningen. Op een aantal fronten scoren de grote bedrijven beter qua kritieke melkprijs. Ze kunnen immers een deel van de vaste kosten over meer kilo’s melk uitsmeren. Ook hebben ze een aantal schaalvoordelen bij de aankoop van voer. Aan de andere kant hebben grote bedrijven vaste lasten voor arbeid en hard gegroeide bedrijven vaker een hoge financiering per kilo melk.
Om de relatie tussen bedrijfsomvang en kritieke melkprijs in beeld te brengen heeft Henk van Dijk, bedrijfskundige melkveehouderij bij Flynth adviseurs en accountants, analyses gemaakt met behulp van klantgegevens van het bedrijf uit 2015. Het betreft ongeveer 1.000 bedrijven. Ook is een prognose gemaakt voor de situatie in 2016, op basis van de voorlopige cijfers over de eerste negen maanden van het jaar. Voor de laatste drie maanden zijn de cijfers van het vierde kwartaal van 2015 gecorrigeerd voor dit jaar. De bedrijven zijn verdeeld in drie categorieën: klein (in 2015 gemiddeld 540.810 kilo melk), middel (876.840 kilo melk) en groot (1.475.291 kilo melk). Gemengde en biologische bedrijven zijn uit de analyse gelaten.
Dit jaar is de melkproductie op de bedrijven flink toegenomen. Daardoor worden een aantal vaste lasten over meer kilo’s melk verspreid. De melkprijs voor 2016 is begroot op €29,25 per 100 kilo melk.
Voordelen groot bedrijf
Uit de analyse van de cijfers blijkt dat de kritieke melkprijs op de grote bedrijven lager ligt dan op de kleine en middelgrote (zie tabel). Dit jaar realiseren de grote bedrijven een kritieke melkprijs van €32,62 per 100 kilo melk. Bij de groep kleinste bedrijven is dat met €34,64 ruim €2 méér. Grote bedrijven zijn dus beter bestand tegen lage melkprijzen dan de andere twee categorieën. Dat is voor het gemiddelde bedrijf; in individuele situaties kan het verhaal natuurlijk anders zijn, bijvoorbeeld bij forse groei of als niet de hele stalruimte kan worden benut.
De grote bedrijven weten vooral voordelen te realiseren bij uitgaven voor onroerende zaken. Dat zijn onder andere onderhoud van de melkinstallatie, waterschapslasten en verzekeringen. Ook werk door derden en algemene kosten liggen een stuk lager. Bij die laatste post pakt de elektriciteitsrekening voor grootgebruikers per koe een stuk voordeliger uit. Een belangrijke post is ook privé; doordat de privé-uitgaven over meer kilo’s melk uitgesmeerd worden, zijn ze gemiddeld relatief lager dan op de kleinere bedrijven.
Grote bedrijven hebben echter ook nadelen; zo liggen de voerkosten een stuk hoger en waren ze vorig jaar meer kwijt aan lease van melkquotum en betalen van superheffing. Ook de kosten voor de financiering (rente en aflossing) liggen op een hoger niveau. Bovendien hebben deze bedrijven gemiddeld wat lagere overige bedrijfsopbrengsten.
Opvallend is dat de grote bedrijven gemiddeld een lagere melkprijs ontvangen. Dit jaar scheelt dat ongeveer €0,50 met de middelgroep en €0,69 met de kleinste bedrijven. Op de grote bedrijven zijn de gehaltes van de melk gemiddeld wat lager: de kleinste bedrijven hebben 3,57% eiwit en de grotere 3,52%. Bij het vetgehalte is het zelfs 4,49% versus 4,37%. Verder missen de grote bedrijven vaker de premie voor weidegang.
Schuld rekening-courant
Een ander criterium dat iets zegt over de weerbaarheid tegen de lage prijzen is de schuld in rekening-courant. Simpel gezegd: hoe ver mag de lopende rekening oplopen voordat problemen met de bank ontstaan. In de praktijk hanteert Flynth een maximum van 10 cent per kilo melk. In dit overzicht zien alle drie de typen bedrijven hun schuld toenemen: van 3 cent in 2015 naar 7 en 8 cent in 2016. De kleinste bedrijven hebben daarbij een cent hogere schuld. Dat is per kilo melk, dus in absolute aantallen is de schuld nog steeds het kleinst. Overigens is uit dit overzicht niet te halen of bedrijven al zijn bijgefinancierd of op andere manieren de schuld is teruggebracht.
Ook de hoogte van het lang vreemd vermogen is een indicator. Die is echter meer structureel en minder afhankelijk van een paar goed of slechte jaren. Grote bedrijven hebben meer vreemd vermogen per kilo melk. Wel is bij alle drie de categorieën het vreemd vermogen per kilo melk gedaald. Dat is te danken aan een hogere productie; de totale schuld per bedrijf bleef namelijk nagenoeg gelijk.
Het lang vreemd vermogen per 100 kilo melk ligt op grote bedrijven op een hoger niveau dan op de kleinere. Vooral bedrijven die snel zijn gegroeid zien een snel gestegen kengetal.
Lage melkprijs tikt door
Kijkend naar de geldstroom op de bedrijven dan zijn de saldo’s bij alle drie de typen bedrijven verder gedaald. Het gemiddeld kleine bedrijf realiseert dit jaar een saldo van €122.000; op het grote bedrijf is dat €300.000. Na aftrek van alle kosten en rente resteert een magere winst op het kleine bedrijf van €10.000 en €9.000 op het grote bedrijf. De winst wordt berekend op basis van inkomsten en kosten. Dat de winst nog altijd positief uitpakt komt omdat met name privé en aflossingen hiervan nog betaald moeten worden. Het middelgrote bedrijf doet het iets beter, maar de verschillen zijn beperkt. Als de winst wordt gecorrigeerd voor het aantal volwaardige arbeidskrachten, resteert op het kleine bedrijf een winst van €6.000 per VAK en €4.000 bij het grote bedrijf.
Het is opvallend, want vorig jaar kon het grootste bedrijf nog wel flink meer winst maken dan het middelgrote en het kleine bedrijf. In tijden van hoge melkprijzen profiteren grote bedrijven van hun omvang. Andersom tikt een slechte melkprijs, die bij deze bedrijven toch al lager was, juist op bedrijven met een grote productie extra hard door. Massa is dan geen kassa meer.
Werk aan een lage kritieke opbrengstprijs
Breng de kritieke melkprijs in beeld en maak een plan welke maatregelen nodig zijn om deze te verlagen. Goede hulpmiddelen zijn een liquiditeitsplan of meerjarenbegroting.
Optimaliseer de verhouding tussen jongvee en melkvee. In veel gevallen zit daar nog ruimte. Een laag aandeel jongvee is ook gunstig voor de fosfaat-/milieuwetgeving.
Werk aan een hoge productie en kwaliteit van ruwvoer van eigen land om voerkosten te verlagen.
Werk gestructureerd en efficiënt om arbeidskosten in de hand te houden. Maak een analyse van vraag en aanbod van arbeid, per activiteit. Welke werkzaamheden wilt en kunt u zelf doen en welke met losse oproepkrachten of vast personeel invullen?
Bepaal wat de kosten zijn van eigen mechanisatie en welke werkzaamheden in aanmerking komen voor uitbesteden aan de loonwerker. Vooral bij vervanging van machines is dat een geijkt moment.
Bespreek uw bedrijfseconomische resultaten met collega’s. Dit maakt u bewuster van kosten en maakt inzichtelijk hoe de posten zijn opgebouwd.
2016: record melkproductie én negatieve marge
Het effect van wegvallen van het melkquotum is goed terug te zien in de gemiddelde cijfers van de afgelopen jaren. Het gemiddelde bedrijf zag de melkproductie tussen 2009 en 2016 stijgen van ruim 705.000 kilo naar bijna 961.000 dit jaar. Als de gegevens van de eerste negen maanden van dit jaar worden doorgetrokken tot en met december, stijgt de productie gemiddeld met bijna 77.000 kilo per bedrijf. Het aantal hectares groeide niet gelijk mee waardoor de intensiteit steeg van ruim 15.300 kilo melk per hectare naar ruim 18.500 kilo dit jaar.
De afgelopen jaren heeft de kritieke opbrengstprijs gestaag een stijging laten zien. Tussen 2009 en 2014 steeg deze met bijna 10 cent van €28,91 naar €38,77 per 100 kilo melk. Door met name het wegvallen van quotumkosten was de gemiddelde kritieke melkprijs vorig jaar €35,04 per 100 kilo melk. Flynth verwacht dat deze dit jaar nog verder daalt, namelijk naar €33,34.
Vanwege de lage melkprijzen in 2009, 2015 en 2016 is in die jaren de marge negatief. Dit jaar wordt een diepterecord gevestigd met een negatieve marge van €4,09 per 100 kilo melk. Door de forse toename in melkproductie in 2010 kruipt het lang vreemd vermogen dit jaar richting de euro per 100 kilo melk.
Ook de winst staat in die jaren met lage melkopbrengsten fors onder druk. De winst per bedrijf is sinds 2013 afgenomen van €101.000 naar €10.000 in 2016. Als dit wordt omgerekend naar arbeidskrachten gaat de daling van €55.000 naar €5.000 per VAK vorig jaar.
Grote bedrijven realiseerden vorig jaar nog een fors hogere winst dan de andere bedrijven. Dit jaar is dat niet het geval en liggen de winstniveaus veel dichter bij elkaar.
Alle typen bedrijven realiseren dit jaar een lagere kritieke melkprijs en werkelijke melkprijs.
Bij alle typen bedrijven is de afgelopen jaren een negatieve marge gerealiseerd. Door een betere kritieke melkprijs realiseren de grotere bedrijven een iets betere marge maar de verschillen zijn beperkt. Dat komt ook omdat de grote bedrijven minder voor de melk ontvangen.
De kritieke melkprijs is de afgelopen twee jaar gedaald. Dit jaar wordt een marge verwacht van -€4,09 per 100 kilo melk.