De afnemende bedrijfstoeslag laat de post overige opbrengsten jaarlijks dalen. Verbreding biedt de kleinste bedrijven extra inkomsten terwijl de allergrootste bedrijven juist extra inkomsten halen uit werk voor derden buiten het eigen erf.
In de bedrijfseconomische boekhouding zijn er verschillende opbrengstposten. Natuurlijk de melkgeldinkomsten en de omzet en aanwas. Daarnaast zijn er nog overige inkomsten, soms gerelateerd aan de melkveetak, soms staan ze ook helemaal los van het melkvee en gaat het om een tweede tak of werk voor derden. Vaak zit ook de bedrijfstoeslag verwerkt in de post overige opbrengsten.
Deze post ‘overige opbrengsten’ is gemiddeld € 4 per 100 kilo meetmelk. Dat blijkt uit de cijfers van Alfa Accountants en Adviseurs over 2015. Bij een toen gemiddelde leverantie van 832.000 kilo meetmelk is dat € 33.300 op bedrijfsniveau. Van de € 4 komt € 2,23 per 100 kilo meetmelk uit bedrijfstoeslag. Dan resteert € 1,77 ofwel € 14.725 uit overige opbrengsten (zie kaders: ‘Wat zijn overige opbrengsten’ en ‘Overzicht subsidies’). Niet alle accountants verwerken de bedrijfstoeslag direct in de post ‘overige opbrengsten’, maar melden deze apart. Zo becijferde AgroFinancieel over 2015 € 3,65 per 100 kilo geleverde melk inclusief bedrijfstoeslag over 2015.
Dalende trend
Uit de brochure ’Cijfers die spreken’ van Alfa Accountants blijkt dat de totale post ‘overige opbrengsten’ per 100 kilo melk, inclusief bedrijfstoeslag, jaarlijks afneemt (zie tabel Bedrijfstoeslag.) Dat komt door de afbouw van de bedrijfstoeslag naar hectaretoeslag maar ook door de groei van de bedrijven waardoor er een verdunningseffect per 100 kilo melk optreedt. Tussen 2013 en 2015 groeiden de bedrijven gemiddeld met ruim 60.000 kilo meetmelk.
Grote variatie
Rick Hoksbergen, relatiemanager bij Alfa accountants Fryslân, geeft aan dat uit de gespecificeerde cijfers van Friesland blijkt dat de spreiding flink is. Over 2015 varieert dat van € 0 tot € 6,40 exclusief bedrijfstoeslag, met een gemiddelde van € 1,60 per 100 kilo meetmelk. “En juist de grootste bedrijven hebben de hoogste post ‘overige opbrengsten’. (zie tabel Grote bedrijven in Friesland.) Bedrijven tot 65 hectare oppervlakte halen € 0,97; tussen 65 en 85 hectare komen ze uit op € 1,55 en de bedrijven met meer dan 85 ha realiseren € 2,23 per 100 kilo meetmelk.”
In een rapport over 2014 meldt Klaas de Jong, adviseur economie en strategie bij PPP-Agro Advies, dat bijna 40% van de bedrijven wel een neventak heeft. Die bestaan onder meer uit ‘werk voor derden’, diverse vormen van recreatie, kaasmakerij, winkelverkoop en handel. Het resultaat in 2014 komt gemiddeld uit op 2,2 cent per kilo melk oftewel € 16.000 per bedrijf bij ruim 700.000 kilo melk. Daarnaast wordt het saldo van grotere tweede takken gemeld als ‘resultaat neventakken’.
PPP-Agro Advies heeft vooral klanten in het Westen van het land. Het is duidelijk te zien dat de structuur van de melkveehouderij daar heel anders is als in Friesland. “Hier is de gemiddelde bedrijfsgrootte 45 hectare en zien we juist dat de relatief kleinere bedrijven een tweede tak exploiteren om inkomen te genereren”, stelt De Jong. Zo hebben de bedrijven met minder dan 700.000 kilo melk in 2015 € 4,78 aan overige opbrengsten (inclusief bedrijfstoeslag) en € 3,29 aan opbrengsten neventakken. Een totaal van ruim € 8 per 100 kilo melk. De bedrijven tussen 700.000 en 870.000 kilo melk realiseren € 3,46 overige opbrengsten en € 1,11 per 100 kilo melk uit neventakken, terwijl de grootste bedrijven € 3,11 overige opbrengsten hebben en € 1,12 per 100 kilo melk uit neventakken. De Jong: “Hieruit is duidelijk dat de grotere bedrijven in deze regio zich vooral toeleggen op optimaliseren van de melkveetak.”
Ondernemen
Hoksbergen vindt allereerst dat de beste tweede tak een heel goede eerste tak is. Ofwel: zorg dat je melkveetak, waar je het hoofdinkomen uit haalt, optimaal draait, precies wat de grotere bedrijven in het Westen van het land doen. Pas dan kun je omzien naar andere activiteiten. Dat in Friesland juist de grotere bedrijven de hoogste extra inkomsten binnenhalen, vindt hij niet vreemd. “Het gaat hier vaak om ondernemers die willen ondernemen. Ze willen niet alleen maar 24/7 voor het bedrijf klaar staan en ze zijn vaak ook groot genoeg om personeel in te schakelen.” Dat geeft ze (deels) de vrije hand om andere dingen te doen. Omdat ze daarbij buiten het eigen bedrijf komen, zien en horen ze veel van andere bedrijven, afnemers en leveranciers om zich heen. Die kennis gebruiken ze weer op het eigen bedrijf en dat leidt veelal weer tot voordeel, zo stelt Hoksbergen.
Wat zijn overige opbrengsten?
De post ‘overige opbrengsten’ bestaat onder meer uit vergoedingen voor natuurbeheer. Hierbij valt te denken aan vergoedingen voor uitgestelde maaidatum of weidevogelbeheer. Ook verhuur van grond en/of mestopslag, en tot en met 2015 vergoeding voor verlease van melkquotum, tellen mee in deze post. Verder kan er nog sprake zijn van rente op ledenkapitaal (mits het op bedrijf staat) en bestuursvergoedingen. Daarnaast worden in deze post de opbrengsten uit kleinschalige nevenactiviteiten opgenomen. Daarbij valt te denken aan een mini-camping, een kleine boerderijwinkel of verhuur van gebouwen voor bijeenkomsten en vergaderingen op het platteland.
Dan is er nog de post werk voor derden. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit uitvoeren van taxaties. Hier gaat het vaak om taxeren van gewasschade, zoals door ganzenvraat of spuitschade.
Zelfzuivelaars zien hun opbrengsten hier vaak niet terug, omdat deze tak al snel een financieel grotere omvang heeft. Deze tak heeft dan een eigen boekhouding. Voor de melkveehouderij wordt de melk tegen een bepaalde vergoeding als opbrengstenpost ingebracht en voor de zuiveltak als kostenpost. Je ‘koopt’ dan je eigen melk. Door dit zo te splitsen is de rentabiliteit van beide takken beter inzichtelijk.
Overzicht subsidies
Voor een overzicht van de verschillende subsidies kunt u terecht op www.portaalnatuurenlandschap.nl De site somt de volgende mogelijkheden op en verwijst u door naar relevante pagina’s met meer informatie en eventuele contactpersonen of instanties.
Natuurbeheer Natuurbeheerders met Nederlandse natuurgrond kunnen subsidie ontvangen voor natuur- en landschapsbeheer. Dit kan alleen als de grond is begrensd voor subsidie in een provinciaal Natuurbeheerplan.
Agrarisch natuurbeheer Collectieven van agrarische natuurbeheerders kunnen subsidie ontvangen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dit kan alleen als de Nederlandse landbouwgrond is begrensd in een provinciaal Natuurbeheerplan.
Landschapsbeheer Subsidie voor landschapsbeheer is een jaarlijkse vaste vergoeding voor het onderhoud van bestaande landschapselementen. Deze subsidie is mogelijk binnen natuurterreinen en op landbouwgrond. Voorwaarde is dat deze percelen begrensd zijn voor subsidie in het natuurbeheerplan van de provincie.
Kwaliteitsimpuls: investeringen en functieverandering De subsidie kwaliteitsimpuls is voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken (omzetten van agrarisch naar natuurbestemming) voor (agrarisch) natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen.