Spelen met over- en onderbezetting naar rato van de melkprijs is op de grote bedrijven in de VS een bijna standaard procedure. In Nederland komt het nauwelijks voor. Volgens kenners moeten de Nederlandse melkveehouders juist meer dan ooit sturen op optimalisatie van de melkproductie.
De melkprijs krijgt hogere pieken en diepere dalen dan voorheen. Sturing op dieraantallen, meer en minder onder- of overbezetting in de stal, zou daarin positief kunnen uitwerken. Toch zien adviseurs van melkveehouders daar weinig in. “De melkprijs moet bij een goede voerefficiëntie wel heel ver zakken, voordat het financieel interessant is om de stalbezetting te verlagen en om minder liters te leveren. Ook deel je dan de vaste lasten toe naar minder liters”, stelt Andries-Jan de Boer, eigenaar van 3D Agro Advies.
Hij kent ook geen melkveehouders die bij slechte melkprijzen bewust de stalbezetting flink verlagen. Bij hoge melkprijzen de stalbezetting verhogen, gebeurt eerder. “Ga dan niet verder dan 110 tot 115 procent bezetting, anders heeft het nadelige gevolgen voor vruchtbaarheid, diergezondheid en dierenwelzijn”, zegt De Boer.
Robert Meijer, productmanager melkvee van ForFarmers, kent ook geen veehouders die bewust sturen op een lagere stalbezetting, ook niet bij de huidige lagere melkprijzen. Zowel De Boer als Meijer geven aan dat veehouders huiverig zijn om in crisistijd koeien weg te doen, omdat het weer op peil brengen van de productiecapaciteit bij stijgende melkprijzen zeer waarschijnlijk extra geld kost. “Bij een stijgende melkmarkt zijn vaarzen en gebruiksvee in de regel duur”, stelt De Boer.
Vaker minder bezetting in toekomst
Rick Hoksbergen, directeur agro van Alfa Accountants, verwacht dat verlaging van de stalbezetting in tijden van lagere melkprijzen in de toekomst wel meer zal voorkomen. “Allereerst op intensieve bedrijven die hoge kosten hebben van voeraankoop, mestafzet en vreemde arbeid. Daar is het risico dat de kostprijs van melk hoger uitkomt dan de melkopbrengst groter is. Want de laatste 40 koeien draaien op gekocht voer en geven extra mestafzetkosten. Dan is het de vraag of dat nog uit kan.”
Volgens Hoksbergen sturen Amerikaanse en Franse melkveehouders wel op een lagere stalbezetting bij lage melkprijzen. “Fransen ruimen dan koeien eerder op en vervangen grasland door het inzaaien van meer tarwe. Omdat in Amerika alle voer wordt gekocht, komen de veehouders daar eerder in liquiditeitsproblemen en kiezen ze sneller voor meer leegstand”, zegt Hoksbergen. “Ik bespreek sturing op stalbezetting wel met melkveehouders die in financiële problemen raken.”
Efficiëntie in alles
Bij lagere melkprijzen komt het meer dan ooit aan op optimaliseren van de bedrijfsvoering. Meijer en De Boer adviseren om binnen de bestaande bedrijfsomvang zo efficiënt mogelijk te produceren, zowel wat jongvee, ruwvoer als melk betreft. “Op bijna alle bedrijven is hiermee nog veel winst te halen”, weet Meijer op basis van talloze bedrijfsspecifieke voerwinstberekeningen. “Alles draait in feite om hoe efficiënt een veehouder eigen ruwvoer produceert, hoe efficiënt de jongveeopfok en veevervanging is en hoe efficiënt koeien voer omzetten in melk. De melkprijs kunnen melkveehouders niet beïnvloeden, de efficiëntie van de processen op hun bedrijf wel en dat maakt het verschil.”
Door de aangekondigde fosfaatrechten zal groei van melkveebedrijven meer geld gaan kosten. Daarbij is het de vraag of groei altijd meer rendement oplevert. Met technisch beter en efficiënter draaien, is vaak net zo veel te verdienen als door uitbreiding van een bedrijf. “Meer liters per koe met gezonde koeien is altijd rendabeler dan meer liters met meer koeien”, stelt De Boer. “Melkveehouders moeten ten eerste zorgen dat ze tegen een zo gunstig mogelijke prijs het rantsoen samenstellen. Ten tweede dat ze de voerbenutting verhogen. Het maakt voor het rendement nogal wat uit of je een voerefficiëntie hebt van bijvoorbeeld 1,2 of van 1,5.”
Als de melkprijs daalt, komen volgens De Boer melkveebedrijven die technisch niet goed draaien het eerst in de problemen. “Veehouders die alle processen op hun bedrijf goed in de vingers hebben, verdienen altijd nog geld aan het produceren van melk”, meent De Boer, die voorrekent dat de kosten van voer, vee en mestafzet bij deze ondernemers ergens tussen 22 en 26 cent per kilo melk blijven. De variatie in kostprijs tussen kop- en staartbedrijven is circa 8 cent per kilo melk.
Vaak anticiperen melkveehouders op een lage melkprijs door het verlagen van de kosten, onder andere door minder krachtvoer te verstrekken. “Voor een hoge rantsoenefficiëntie is het juist beter om meer krachtvoer te geven”, vindt Hoksbergen. De Boer is het daarmee eens. “Als de penswerking optimaal is, levert de laatste kilo krachtvoer altijd nog 1,5 tot 2 kilo melk op.”
Met verhoging van de ruwvoerproductie per hectare en verbetering van de ruwvoerkwaliteit kunnen veel melkveehouders ook nog flinke winst boeken. Er zit ook veel winstpotentie in verlagen van de jongveebezetting, het verkorten van de droogstand en door guste koeien en koeien met hardnekkige gezondheidsproblemen sneller af te voeren. Ook het verlagen van tussenkalftijd, (kalver)sterfte en afkalfleeftijd van de vaarzen verbeteren het rendement. “Het komt in feite neer op efficiëntie in alles, want bovengemiddeld presteren is belangrijk voor continuïteit van melkveebedrijven”, meent Meijer.