Nederland staat bekend om de relatief hoge vaste kosten per kilo melk en bedrijf. Toch zijn deze al jaren aan het dalen, blijkt uit een analyse van Flynth. Dat is gunstig, maar moet wel passen binnen de totale kostenontwikkeling.
Nederland heeft in de EU het hoogste vastgelegde kapitaal per 100 kilo melk, blijkt uit cijfers van het internationaal economisch bureau IFCN uit 2016. Met € 325 per 100 kilo melk liggen deze circa € 100 boven het niveau van Duitsland en Polen, de nummer twee en drie. De hoge kosten voor grond en gebouwen zijn daar debet aan. Al langer waarschuwen sectordeskundigen, onder andere van Rabobank en LTO, voor het hoge aandeel vaste kosten in de Nederlandse kostprijs. Het maakt bedrijven inflexibel. Door de toenemende prijsschommelingen van melk is dat erg lastig.
De afgelopen decennia hebben melkveehouders hun vaste kosten proberen te verlagen door verhogen van de productie. Zowel meer kilo’s melk per koe als in totaal drukken de vaste kosten. Beïnvloeden van de vaste kosten is moeilijk omdat ze meestal voortvloeien uit genomen investeringsbeslissingen, aldus Henk van Dijk, sectorspecialist rundveehouderij bij Flynth. “Bovendien hebben ondernemers op de ontwikkeling van de prijs van een aantal posten weinig invloed, zoals uurloon van betaalde arbeid en kosten van machines en gebouwen.”
Kosten verdubbeld
Het niveau van vaste en variabele kosten de afgelopen jaren is door Van Dijk op een rij gezet uit de klantendatabase van het accountantskantoor. Wat als eerste opvalt, is dat tussen 2009 en 2015 het totaal aan variabele kosten per kilo melk met 32% is gestegen. De vaste kosten zijn juist met 8% gedaald. Het totale kostenniveau (onderdeel van de kritieke opbrengstprijs) nam toe van € 37,48 in 2009 naar € 39,19; een stijging van 5%. Het verschil was tot 2014 veel groter, tot een stijging van 24%, maar neemt sindsdien sterk af.
In totaal zijn de variabele kosten vorig jaar € 15,51 per 100 kilo melk. In 2009 was dat € 11,75. Binnen de variabele kosten is met name voer bepalend; die steeg van € 6,63 naar € 10,03; eens stijging van 51%. Vooral ruwvoer werd duurder en het gebruik nam door intensivering toe. Ook de uitgaven voor krachtvoer en bijproducten gingen omhoog. Op bedrijfsniveau zijn de kosten, als gevolg van uitbreiding, zelfs verdubbeld. De stijging van voerkosten heeft te maken met hogere voerprijzen en bedrijfskeuzes; per kilo melk is 7% meer krachtvoer gebruikt en veehouders gebruiken door een groter aandeel mais meer duurder eiwitrijk krachtvoer.
In dezelfde periode namen de vaste kosten juist af; van € 25,73 in 2009 naar € 23,68 in 2016. De post betaalde arbeid nam procentueel het meeste toe (62%), daarna pacht en uitgaven voor brandstof en machines (18%). Een aantal vaste kosten is echter ook gedaald. Zo betaalt een ondernemer 31% minder aan rente en 21% minder aan algemene kosten. Rentekosten zijn gedaald door de gedaalde renteniveaus en de lagere schuld per kilo melk. Kosten voor melkquotum (lease en superheffing) zijn vanzelfsprekend weggevallen.
Meer afhankelijk
Alles bij elkaar blijkt dat vaste kosten een steeds kleiner aandeel vormen binnen de kostenstructuur. Dat is in beginsel positief; bedrijven kunnen dan beter inspelen op veranderde (markt)omstandigheden. Maar er is ook een kanttekening bij te plaatsen benadrukt Van Dijk; ondernemers worden als ze intensiveren voor hun kostprijs meer afhankelijk van prijzen voor met name voeders en mest. “Als het vaste deel van de uitgaven daalt, moet eigenlijk het totaal aan kosten dalen. Op die manier wordt een bedrijf minder afhankelijk van marktomstandigheden.”
Klik hier voor een vergroting van de tabel