Bij een investering kijken velen vooral of ze de financiële lasten kunnen betalen. Maar het is ook zaak de terugverdientijd te kennen om de risico’s. Daarmee zijn risico’s beter beheersbaar.
Afgelopen najaar bracht Wageningen UR een rapport uit over de melkveehouderij in 2030. Eén van de conclusies is dat melkveehouders en hun adviseurs bij investeringskeuzes vooral kijken of de financiële lasten kunnen worden betaald. En dat er te weinig oog is voor het echte rendement van investeringen. Critici stellen hiertegenover dat investeringen in melkquotum ook nooit uitkonden. En dat hetzelfde geldt voor de aankoop van land. Veelgehoorde opmerking is ook “Ondernemers die deze investeringen niet uitvoerden, die zijn er al niet meer”. Dus toch onderzoeken welke mogelijkheden er zijn.
Het terugverdienen van investeringen zorgt voor het rendement op het bedrijf. Rendement is nodig om de exploitatiekosten te kunnen betalen. En er moet ruimte zijn voor vervangingsinvesteringen, aflossingen en privé-uitgaven inclusief belastingen. Hiernaast moet er nog ruimte over zijn, om enige bufferruimte op te kunnen bouwen. Hoe nuttig bewijst het ondernemerschap in Corona-tijdperk. Naast het terugverdienen van de investering is het zaak dat de terugverdientijd niet te lang is. Een kortere terugverdientijd betekent minder risico.
Saldo
Voor de terugverdientijd is het saldo van de opbrengsten minus de toegerekende kosten voor melkproductie bepalend. Bij de opbrengsten gaat het om het melkgeld en de opbrengst via uitstoot vee. Hier moeten de kosten vanaf die zijn toe te rekenen aan het vee (kosten voor voer, veearts, fok- en controle, strooisel, mestafzet) en de kosten voor de teelt (kosten voor bemesting, zaaizaad en gewasbescherming. Voorbeeld: opbrengst melkgeld bijvoorbeeld 36 cent + opbrengst uitstoot vee 2 cent maakt totale opbrengsten 38 cent per kg melk. Bij een totaal aan toegerekende kosten van bijvoorbeeld 16 cent, resteert een saldo van 22 cent per kg melk. Bij een melkproductieniveau van 9.000 kg is het saldo dan 1.980 euro per koe per jaar, dus bijna 2.000 euro per koe op jaarbasis.
In de praktijk zien we saldo’s variëren van 10 cent tot boven de 25 cent per kilogram melk, omgerekend tussen 600 euro en 2.600 euro per koe, dus nogal een verschil! Intensieve bedrijven moeten bij uitbreiding rekening houden met (extra) kosten voor aankoop van ruwvoer en kosten voor mestafzet. Bij een hoger saldo wordt een investering in een stal, fosfaatrechten en of stikstofrechten sneller terugverdiend. Hoe is het saldo op uw bedrijf?
Investering stalcapaciteit
De investering in een nieuwe stal gaat tegenwoordig inclusief melkwinning richting 10.000 euro per plaats. Voor het voorbeeld gaan we uit van alleen uitbreiding in koeplaatsen voor 7.000 euro per plaats. We rekenen met 9% jaarkosten voor rente, afschrijving en onderhoud. Hiermee liggen de jaarkosten per koeplaats op 630 euro.
Bedrijf A: heeft een melkproductieniveau van 8.000 kg melk. Het bedrijf realiseert met de extra kilo’s melk een saldo van 15 cent per kg melk, oftewel een (extra) saldo van 1.200 euro per koe per jaar. Dit is ruim voldoende om de 630 euro jaarlijkse lasten van de investering in extra stalcapaciteit te betalen.
Bedrijf B: heeft een melkproductieniveau van 9.500 kg melk. Dit bedrijf realiseert met de extra kilo’s een saldo van 25 cent per kg melk, oftewel een (extra) saldo van 2.375 euro per koe per jaar. Ruim voldoende om de investeringslasten van extra stalcapaciteit te dragen.
Investering in fosfaatrechten
Bedrijf A: op bedrijf A met 8.000 kg melk per koe zijn ruim 50 kg fosfaatrechten per koe inclusief jongvee nodig. Bij een prijs van 125 euro per kg vergt dit een investering van 6.263 euro per extra koe. Per kg fosfaat wordt 160 kg melk geproduceerd. Kijken we alleen naar de investering in fosfaatrechten, dan wordt deze op dit bedrijf in ruim 5 jaar terugverdiend.
Bedrijf B: op bedrijf B met 9.500 kg melk per koe zijn 54,4 kg fosfaatrechten per koe inclusief jongvee nodig met een investering van 6.800 euro per extra koe. Per geïnvesteerde kg fosfaatrecht wordt 175 kg melk geproduceerd. Bij een saldo van 25 cent per kg melk kan de investering in fosfaatrechten in 3 jaar worden terugverdiend.
Investering in stikstofrechten
We gaan uit van een stal die voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Voor 1 koe geldt een norm van 8 kg en per stuks jongvee wordt met 2,2 kg gerekend. Voor één extra koe met bijbehorend jongvee is netto 10 kg nodig en bruto afgerond 13 kg. Bij een prijs van 75 euro per kg betekent dit een investeringsbedrag van 975 euro per extra koe inclusief jongvee.
Uitbreidingsinvesteringen bij elkaar
Het melken van een extra koe vergt meestal een investering in extra stalruimte, fosfaatrechten en stikstof. Bij elkaar een investering tussen de 14.000 en 15.000 euro, mede afhankelijk van het melkproductieniveau als het om de fosfaatrechten gaat. Op bedrijf A kost het bijna 15 jaar om de combinatie van deze investeringen terug te verdienen. Op bedrijf B is de terugverdientijd met ruim 6 jaar, aanmerkelijk korter.
Investering in grond
In hoeverre ook uitbreiding nodig is van grond, wordt bepaald door de uitgangssituatie op het bedrijf. De contouren van het nieuwe mestbeleid tonen volledige grondgebondenheid. Vraag is natuurlijk of een eventuele behoefte aan extra grond niet op een andere wijze kan worden ingevuld, bijvoorbeeld via samenwerking met collega of huur.
Afgelopen najaar lag de gemiddelde grondprijs in Nederland op ruim 65.000 euro per hectare. We gaan uit van een zelfvoorzienende veebezetting van 15.000 kg melk per hectare. Dit betekent dat er bij deze omvang precies voldoende ruwvoer van het land wordt gewonnen voor de veestapel. Gaan we uit van een saldo van 20 cent per kg melk, dan wordt op de grond een saldo gerealiseerd van 3.000 euro per hectare. Bij een rentelast van 2% en aflossen in 30 jaar, liggen de financieringslasten het eerste jaar op 3.445 euro per hectare, dus hoger dan het saldo. Bij gekozen uitgangspunten moet het saldo boven de 23 cent liggen om überhaupt de financieringslasten van de (extra) grond gedurende het eerste jaar te kunnen betalen. Gemiddeld over de totale looptijd bedragen de financieringslasten bijna 2.800 euro per hectare.
Advies
• Bepaal wat u voor uw bedrijfssituatie een verantwoorde terugverdientijd vindt.
• Bepaald de hoogte van het saldo opbrengsten minus toegerekende kosten op uw bedrijf
• Beoordeel de omvang van de benodigde uitbreidingsinvesteringen en bijbehorende extra kosten.
• Is er een andere optie, via een samenwerkingsvorm voor extra grond of fosfaatrechten, met een collega-agrariër?