Lease is de laatste jaren steeds populairder als alternatief voor een bankfinanciering. Vooral het gemak maakt het een aantrekkelijke financieringsvorm maar soms gebeurt het uit noodzaak. Risico’s voor de liquiditeit zijn er altijd.
Niet alle bedrijven kunnen nieuwe of vervangingsinvesteringen uit de rekening-courant betalen. Financieren via de bank ligt dan voor de hand, maar de laatste jaren wordt vaker voor lease gekozen. Mede omdat banken terughoudender zijn geworden, is lease van trekkers en werktuigen de afgelopen jaren toegenomen. Cijfers van het aandeel lease zijn echter niet bekend. Deskundigen schatten dat een kwart tot een derde van de nieuwe melkrobots via lease is geplaatst.
Lease heeft een aantal voordelen. Belangrijk is dat het werkkapitaal (liquiditeit) niet wordt aangetast. Bij lease financier je maximaal 80 tot 100% op het object en de totale zekerheidsstelling van het bedrijf wordt niet minder. Met lease heeft de melkveehouder ook altijd de beschikking over moderne machines en zijn de maandelijkse kosten van tevoren duidelijk, zonder verrassingen. De restwaarde, en daarmee de netto-investering en maandlasten, zijn in beeld waardoor lease meer houvast biedt in het kostenpatroon.
Het aangaan van een meerjarige verplichting kunnen ondernemers ervaren als een beperking/nadeel. Ook moet na eventuele verkoop van het object de onderliggende lening worden afbetaald. Een ander nadeel van een specifieke leasevorm (operational lease) is dat de investering niet fiscaal aftrekbaar is; deze drukt dan niet de winst en dus de te betalen belastingen.
In een paar dagen geregeld
Leasen gaat in de meeste gevallen via een leasemaatschappij. Vaak zijn het labels waar uiteindelijk een bank of grote verzekeringsmaatschappij als kredietverlener achter steekt. Enkele bekende namen zijn Rabo Lease, ABN Amro Lease, De Lage Landen (DLL; een dochter van Rabobank) en ING Lease. Veel trekker- en melkmachinefabrikanten werken samen met leasemaatschappijen als BNP Paribas (zoals John Deere en SAC), DLL (onder andere Fendt) of hebben een eigen maatschappij (Case New Holland).
Een veelgehoord argument voor lease is dat het zo gemakkelijk is. Aanvragen van een bankfinanciering kost veel tijd en alle cijfers worden doorgelicht. Lease is – gechargeerd – in een paar dagen geregeld. Dat komt vooral omdat de risico’s voor de leasemaatschappij op een andere manier worden vastgesteld. Jan Dortmans, adviseur Financieel Management bij DLV Advies, noemt als voorbeeld een nieuwbouw waarbij de bank sputtert als het gaat om de investering in drie melkrobots. “Via een leasemaatschappij is dat sneller geregeld. Maar de veehouder krijgt wel jarenlang een forse betaling per maand.” Dat kan een zwaar beslag leggen op de liquiditeit. “Mijn advies is daarom om te kijken naar andere opties, bijvoorbeeld aanschaf van tweedehandsrobots.” Een mogelijkheid is om het leasebedrag te verlagen of de investering deels aan te betalen. Dat is een optie in de meeste leasecontracten.
Hoge financiering of tegenslag
Toch kleeft aan lease nog het imago dat het uit noodzaak gebeurt als de bank niet wil. Dat is volgens Dortmans niet vaak het geval. “Een beperkt deel kampt met een hoge financiering of heeft tegenslag en kan niet bij de bank terecht. Als dan de trekker kapot gaat, moet er iets gebeuren. Lease is dan een goede optie, nood breekt wet.”
Hij waarschuwt zeker in zulke situaties voor de risico’s; lease vraagt voor een afgesproken periode, bijvoorbeeld vijf jaar, een maandelijkse betaling. “In tijden dat er minder wordt verdiend of lage cashflow moet wel aan de leaseverplichting worden voldaan. Een bank is dan doorgaans wat soepeler dan een leasemaatschappij.” Hij benadrukt dat het niet de last van de lease op zich is die voor problemen zorgt, maar inkomsten en uitgaven die structureel uit balans zijn.
Ook Jorchy Pollemans, specialist food & agri bij Rabo Lease, merkt dat veehouders bijna nooit ‘uit armoede’ voor lease kiezen. “Klanten willen vaak vooral tempo. Het helpt ook dat banken bij machines nu vaker lease zelf voorstellen in plaats van een bancaire financiering.” Wel ziet hij een generatieverschil; kort door de bocht ziet Pollemans vooral jonge ondernemers gemakkelijker voor lease kiezen. “Die kijken toch wat minder traditioneel naar financiering en hoeven ook niet per se eigenaar te zijn van een machine of werktuig. Ook merkt hij dat bij lease vaak een ander sentiment speelt als over de investeringsplannen wordt gesproken. “Bij de bank wordt achterom naar de cijfers gekeken, bij lease is het vooruitkijken, dat is toch een ander gevoel.”
Pollemans onderschrijft het beeld dat een bedrijf voor lease ‘niet helemaal binnenstebuiten wordt gekeerd’, maar helemaal zonder inzicht in cijfers gaat het ook niet. Hij maakt daarbij wel onderscheid met lease via trekker- en melkmachinefabrikanten. “Dealers of importeurs hebben ook een doelstelling op gebied van verkoop of inruil, dit nemen ze mee in de besluitvorming of tariefstelling. Dat is een verschil met algemene (merkonafhankelijke) leasemaatschappijen die deze mogelijkheid niet hebben.” Bij klanten die niet door de bank financierbaar zijn, zou daar kritischer mee om mogen worden gesprongen. “Maar de bank kan een klant niet verbieden om een alternatief te zoeken tenzij hier specifieke afspraken over zijn gemaakt zoals een niet-investeringsverklaring.”
Aandeel lease neemt toe
Eén van de bedrijven waar klanten via lease een melkrobot kunnen financieren is SAC/Boumatic. Directeur Ruud Schlenter heeft leasen zien veranderen. “Vijf of tien jaar geleden gebeurde het vaker dat een bedrijf geen bankfinanciering kreeg. Nu kiezen ondernemers voor gemak en de zekerheid dat ze weten waar ze aan toe zijn met een vast bedrag per maand inclusief alle service.” Schlenter verwerpt het beeld dat elke aanvraag wordt gehonoreerd. “De financiële achtergrond wordt zeker wel gecheckt, maar dat gaat wel veel sneller dan via de bank.”
Schlenter schat dat het aandeel lease bij SAC/Boumatic rond een kwart van alle verkopen ligt. Tien jaar geleden was dat ergens tussen de 10 en 15%. “Het neemt wel toe maar niet zo heel hard. We merken wel dat veehouders het steeds meer gewend zijn, een deel van de leasers van een robot leasen ook al een trekker.”
Ook Dortmans van DLV verwacht dat het aandeel lease binnen de totale financieringsopties blijft toenemen. Riemen voor bankfinanciering worden steeds strakker aangetrokken en lease is een geaccepteerde en werkbare mogelijkheid. Andere alternatieven blijven op verre afstand maar hij verwacht dat de komende jaren ook investeerders zich zullen melden.
Omstandigheden medebepalend
In de basis werken banken en leasemaatschappijen met dezelfde renteniveaus. Wel worden soms interessante aanbiedingen gedaan met lagere rentes, waardoor het meerjarig voordeel snel richting lease rekent. In vergelijkingen blijken bancaire financiering en financial lease over periode van vijf jaar nagenoeg hetzelfde te kosten. Een investering van € 80.000 in een trekker kost bij beide – alles meegeteld – tussen de € 1.400 tot € 1.500 per maand. Operational lease is over die periode enkele honderden euro’s per maand goedkoper, maar daar staan geen fiscale voordelen tegenover.
Of lease wel of niet interessant is blijft maatwerk en de spreekwoordelijke kleine letters kunnen het verschil maken. Bepalend zijn onder andere de financiering met eigen middelen en of gebruikt wordt gemaakt van aanbiedingen. Vaak is de looptijd van die contracten zeer kort, waardoor de machine in een paar jaar tijd moet zijn afgelost met hoge maandlasten tot gevolg. Ook omstandigheden zijn bepalend. Een melkveehouder met weinig onvoorziene kosten kan met financial lease gunstiger uit zijn. Iemand met veel kosten buiten de garantietermijn heeft dan pech. En bij financial lease of eigen koop kan het voorkomen dat de inruilwaarde minder is waarvan uit werd gegaan bij aanschaf.
In de landbouw vooral financial lease
In de landbouw komt financial lease het meeste voor. De machines komen daarbij gewoon op de economische balans van de ondernemer. Afschrijvingen komen dan bijvoorbeeld ten laste van de jaarwinst. Na het voldoen van de koopoptie aan het einde van het contract wordt de ondernemer eigenaar. Het economisch eigendom ligt bij de gebruiker. Het werkkapitaal blijft onaangetast. Het is makkelijker om te profiteren van fiscale faciliteiten.
Bij operational lease komt het geleasete middel niet op de balans. De melkveehouder betaalt ‘huur’, de leasemaatschappij blijft juridisch en fiscaal eigenaar. Na afloop van het contract kan de machine voor een van tevoren afgesproken restwaarde worden gekocht. Een operational lease-koper kan echter geen aanspraak maken op subsidies zoals Mia/Vamil of de investeringsaftrek.
Er zijn ook andere leasevormen die in de landbouw veel minder worden toegepast. Bij sale and lease back wordt een bestaande machine verkocht aan de leasemaatschappij, waarna een leaseconstructie wordt gemaakt. Zo kan er geld vrijkomen voor andere zaken. Seizoenslease is toepasbaar in de situatie dat de cashflow sterk fluctueert door seizoensgerichte activiteiten.
Plan voor lease koeien heeft het niet gehaald
Lease beperkt zich niet alleen tot machines en werktuigen. Lease van melkquotum was jarenlang een gewoonte en sinds het fosfaatquotum vindt ook lease van dat productierecht plaats. Dat gebeurt op drie manieren: eenjarig om (meestal) voor het einde van het jaar gaatjes te vullen, meerjarig als alternatief voor koop en als onderdeel van een samenwerking in de vorm van lease-koop. Het voorkomen van afroming bij overdracht is altijd een vertrekpunt. Gemiddeld nemen deze leasekosten toe, blijkt uit cijfers van Flynth (zie grafiek).
De Lage Landen (DLL) oriënteerde zich enkele jaren geleden op leasen van de veestapel. Aanschaf van het vee is weliswaar niet de grootste investering maar het grootbrengen van een kalf tot een koe die melk produceert vergt een lange aanloop. De gedachte was om die tijd dat een veehouder investeert zonder opbrengsten te overbruggen. In Nederland is koe-lease niet bekend, maar in het buitenland zijn wel voorbeelden, met name in Australië en de Verenigde Staten. Dit zijn wel andere markten dan Nederland waar bedrijven snel groeien. Het betreft daar ook vaak grote vleesveebedrijven. Voor Nederland bleek het niet haalbaar.
De gemiddelde kosten voor lease van fosfaatrechten nemen de afgelopen jaren gestaag toe. Het wordt op verschillende manieren toegepast. Flynth rekent voor dit jaar met een niveau van 55 cent per kilo melk. Prijzen per kilo fluctueren de afgelopen jaren tussen de € 30 en € 50 per kilo, waarbij onder andere verschil wordt gemaakt tussen wel of niet afromingsvrij (minder dan 100 kilo).