Door efficiënt energieverbruik en landgebruik kunnen melkveehouders hun CO2-voetafdruk verkleinen. Dit zijn slechts enkele aspecten waarop de Noord-Ierse melkveehouder Stephen Gibson zich richt om ervoor te zorgen dat zijn boerderij zo milieuvriendelijk mogelijk is.
Stephen Gibson runt met zijn ouders en vrouw net buiten het dorp Royal Hillsborough de Hollowbridge Farm. Het is een familiebedrijf waar Stephen als zesde generatie de scepter zwaait. Het bedrijf was tot 2012 een traditioneel bedrijf met zowel een rundvlees- als een schapentak. De Gibsons schakelden toen over op melkveehouderij en de melkveehouder heeft nu 100 Holsteins aan de melk op 76 hectare eigen land. “Het was altijd mijn plan om mijn eigen kudde melkkoeien te hebben, aangezien ik vanaf mijn schooltijd op melkveebedrijven had gewerkt”, zegt Stephen. “De overstap naar melkveehouderij betekende voor ons de bouw van een nieuwe ligboxenstal met 112 boxen.”
Naast de 100 melkkoeien met bijbehorend jongvee is er ook nog een vleesveetak. De kalveren gaan als oudrosé of als vleesstier weg, afhankelijk van de verwachte prijzen. De melkkoeien kalven af van begin september tot eind februari. Ze worden gemolken in een 2×15 swing-over melkput voorzien van koeherkenning en automatische krachtvoerverstrekking. De gemiddelde productie ligt op 8.964 kilo per koe per jaar met 4,28% vet en 3,20% eiwit.
Stephens koeien volgen een roterend graasprogramma van maart tot oktober in een cyclus van 18 tot 24 dagen. In de zomer is de beoogde opname 15 tot 16 kilo droge stof uit vers gras per koe. ”Wekelijkse meting van de grashoogte helpt ons aan een constante aanvoer van hoogwaardig gras voor koeien om te grazen.” De resultaten van de grasmetingen worden geüpload naar Agrinet Grass. Dit programma voorspelt het verdere groeiverloop waarmee het grasgebruik gemaximaliseerd wordt. “We sturen vooral door percelen te maaien en in te kuilen in periodes van hoge grasgroei. Het inkuilen staat dus echt in dienst van het voeren van vers gras”, zegt Stephen.
De koeien worden in één groep gehouden. Alleen bij de start van het afkalfseizoen, in september en oktober, worden ze in twee groepen gemolken. Vers afgekalfde koeien worden opgestald om de voeropname te maximaliseren.
In de winter krijgen de koeien een PMR-mix van voornamelijk kuilgras, gehakseld stro en krachtvoer. De PMR is goed voor een basisrantsoen van ongeveer 20 kilo melk per koe, het niveau van de minst productieven. Dit rantsoen wordt in de melkstal aangevuld met 0,45 kilo krachtvoer per extra kilo melk.
Verschillende data verzameld
Naast de wekelijkse grashoogtemeting worden ook andere data verzameld en geanalyseerd. De melkgift en -kwaliteit dagelijks, de vruchtbaarheid en lichaamsconditiescore worden maandelijks bepaald en beoordeeld waarop de voeding van de koeien en het jongvee wordt aangepast
De Gibsons werken met dhz-ki en zetten Holstein-sperma in om 30 vervangende vaarzen per jaar te fokken. Op de rest van de koeien en vaarzen gaat Aberdeen Angus en British Blue vleesstieren-sperma. Dit jaar zijn het jongvee en de afgekalfde vaarzen genomisch getest. “We wilden er zeker van zijn dat we fokken met topdieren. Dat zal ons helpen sneller genetische winst te behalen en een meer winstgevend bedrijf te worden”, zegt Stephen.
Uitstoot verminderen
Stephen wil zijn landbouwbedrijf efficiënter en milieuvriendelijker maken en investeert in nieuwe technologie om zijn doel te bereiken. “Ik maak tijd vrij om op de hoogte te blijven van nieuwe technologieën en te investeren in de technologieën die mij het beste rendement opleveren”, zegt Stephen. “De technologie moet het potentieel hebben om het bedrijf te verbeteren en ook om mijn tijd efficiënter te maken, vooral omdat het bedrijf over een paar jaar misschien maar één arbeidskracht telt.” Nu doet hij nagenoeg alle werk op het bedrijf met zijn ouders, plus een avond per week een melker om rust te creëren.
Stephen werkt met een geautomatiseerd voersysteem in de melkstal, tochtdetectiesysteem, kalverdrinkautomaat, grasplaatmeter, gebruik van antibioticavrije behandelingen voor veelvoorkomende ziekten en het testen van het genoom van vaarzen. Al deze technologieën helpen de emissies te verminderen. Het energieverbruik drukt hij met een platenkoeler en warmtewisselaar in de melkstal. Daardoor vraagt de koeling van de melktank minder energie. Het levert ook water van ongeveer 60 graden op waardoor minder energie nodig is bij het reinigen van het melksysteem.
“Al ons land is blijvend grasland, met veel volwassen bomen in de heggen en langs een kleine rivier. We hebben de afgelopen jaren heggen gerepareerd en bomen geplant, wat een geweldige habitat biedt voor broedende vogels en insecten. Een loonwerker rijdt de drijfmest, waaraan een stikstofbinder is toegevoegd, uit met een sleepslangsysteem en verdeler. Dat vermindert de uitstoot van ammoniak met 60%. Bij het inkuilen gebruiken we toevoegmiddelen om de vertering en bewaring te verbeteren. Om de drie jaar worden bodemanalyses uitgevoerd die dienen als basis voor een gedetailleerd bemestingsplan om overbemesting te voorkomen.”
Stephen zet ook een voeradditief in. Die zorgt ervoor dat de pens van de koeien het meest efficiënt functioneert, wat de benutting van eiwitten verbetert. Hij koopt lokaal geteelde bonen om minder de afhankelijkheid te zijn van sojabonen als eiwitbron en om de footprint te verminderen.
Eigen merk ijs
In 2018 waagde Stephen het om zijn eigen merk ijs te produceren, wat een succesverhaal werd. “We doen er alles aan om ervoor te zorgen dat onze koeien het hoogste niveau van dierenwelzijn hebben en in de zomermaanden vrij kunnen grazen. Dit, gecombineerd met het gebruik van minimale antibiotica, is een zeer wenselijk voedselverhaal, aangezien consumenten steeds meer geïnteresseerd raken in waar hun voedsel vandaan komt en daarbij lokale producten ondersteunen.”
Nu is de ijsbereiding nog een kleine tak waarin minder dan 5% van de melk verwerkt wordt. De verkoop gebeurt vanuit huis, het bedrijf wordt op parttime basis gerund door Stephens vrouw Amanda. “Als de tijd rijp is, hopen we een klein aantal lokale winkels en restaurants te bevoorraden. We willen geen massaproductie, want dan loop je het risico de kwaliteit van het product te verliezen”, voegt Stephen toe.