Grote melkveebedrijven hebben gemiddeld de hoogste financiering per kilo melk, maar de laagste rentelasten per 100 kilo melk. Ze hebben daardoor minder last van rentestijgingen dan kleine bedrijven.
De afgelopen jaren is de melkveehouderij voor de financieringen verwend met dalende rentes tot een absoluut laagterecord. Daar is het afgelopen halfjaar een einde aan gekomen. De rentestijgingen zijn met name te wijten aan de hoge inflatie en de oorlog in Oekraïne.
Inmiddels ligt de 12-maands Euribor al rond de procent (zie grafiek); een stijging van 1,5 procentpunt ten opzichte van een half jaar geleden. Euribor is de rente die de bank zelf betaalt bij de inkoop van geld. Voor uitlenen aan klanten berekent de bank een opslag; die ligt tussen de 1,5% en 3,0%. Dit alles is ook merkbaar op de kapitaalmarkten (op basis van 10 jaar staatslening). Daardoor zijn ook rentes voor hypotheken en zakelijke leningen met langere rentevastperioden met enkele procentpunten omhoog gegaan.
Bijna alle financieringen kennen een mixvorm, waarbij ook de looptijden van de rentevastperiodes op verschillende momenten aflopen. De varianten in de rentelooptijden zijn globaal: vastzetten voor een bepaalde periode (vaak drie of vijf, soms tien jaar), variabele rente en de Euribor-rente. Zowel bij de variabele rente als bij Euribor betaalt de ondernemer naar gelang de rentestand van de markt. Het verschil tussen de twee is dat de variabele rente wat minder fel reageert op schommelingen in de geldmarkt dan de Euribor.
De rentemix geeft een stuk risicospreiding en veehouders zijn niet afhankelijk van een rentestand op één moment. Hoe lager de financiële druk, hoe meer gemiddeld voor variabele rente wordt gekozen. Dat heeft iets tegenstrijdigs in zich, want juist de zwaar gefinancierde bedrijven hebben belang bij een lage rente.
Sluimerend effect
Bedrijven met slechts een beperkt aandeel variabel merken nu nog weinig van de gestegen rente, ziet Patrick van Oijen, adviseur en mede-eigenaar bij financieel adviesbureau Exitus. “Het gaat om de hele rentemix die de impact bepaalt. Een enkel bedrijf is volledig op Euribor maar de meesten hebben nog wel een deel van de rente vast staan. De pijn gaat pas komen als de rentes vrijvallen en nieuwe rentetarieven gaan gelden.”
Hij noemt dat een sluimerend effect: als rentestanden inderdaad structureel naar een hoger niveau gaan, dan zullen de komende jaren bij steeds meer leningen nieuwe rentes gaan gelden. Zodoende gaat na verloop van tijd de hele financiering tegen een fors hogere rente. De opbouw van de rentemix maakt in zo’n situatie nauwelijks nog verschil. Pas op het moment dat rentes gaan zakken zullen degenen met een deel variabel of Euribor daar als eerste van profiteren.
Een categorie bedrijven die nu last heeft van de hogere rentes zijn die waarbij de renteperiode afloopt of die een nieuwe financiering willen aangaan. Los van de lengte van de rentevastperiode zal dit nu altijd gepaard gaan met een hoog rentepercentage. Het grootste probleem zit bij de bedrijven die nieuwe financieringen afsluiten in verband met bouwplannen; de bouwkosten zijn immers ook in twee jaar tijd fors gestegen en daar komen de hogere rentelasten dan nog bij. Dat geldt overigens ook voor de calculaties voor de financiering van grond; de vergelijking met pacht gaat bij een hogere rente steeds meer mank. Niet uitgesloten is dat dit gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de grondprijzen, maar vanzelfsprekend spelen daar veel factoren een rol bij.
Paar cent opvangen
In tabel 1 op deze pagina’s is met een voorbeeldberekening bij verschillende rentemixen en een financiering van € 1 per kilo melk in beeld gebracht wat de gevolgen zijn van bepaalde renteniveaus voor de totale rentekosten per 100 kilo melk. De rentekosten per 100 kilo melk zijn daarbij voor vijf niveaus van variabele rente in verschillende combinaties met een vaste rente van 2,5% doorgerekend.
Bedrijven zonder variabele rente blijven vanzelfsprekend € 2,50 per 100 kilo melk betalen. Aan de andere kant van het spectrum zit de groep met 100% variabel die bij 5% rente de kosten ziet oplopen tot € 5 per 100 kilo melk oplopen. Dit is allemaal op basis van een financiering van € 1 per kilo melk; op bedrijven met € 1,50 financiering per kilo melk loopt dat bedrag bij deze uitgangspunten op tot € 7,50 per 100 kilo melk.
Is een renteniveau van enkele centen tot misschien wel 7 of 8 cent per kilo melk te behappen voor bedrijven? De gemiddelde veehouder moet volgens Van Oijen gemakkelijk een paar cent kunnen opvangen. Maar structureel 5 cent of meer is voor de meeste bedrijven een ander verhaal. “De rentekosten moeten worden gezien in het totale plaatje van de kritieke melkprijs, en zeker ook de opbrengsten.” Qua rentekosten zijn de mogelijkheden voor de lange termijn beperkt maar op andere posten is vaak nog wel wat te halen.
Effect kritieke melkprijs
Een andere benadering is vanuit het werkelijke aandeel van de rente in de kritieke melkprijs en de variatie die daarin bestaat. Rinus Wientjens, adviseur melkveehouderij bij Flynth, heeft daartoe een analyse gemaakt van de financiële gegevens van klanten (zie tabel 2). Wat opvalt is dat de categorie met de laagste rentes gemiddeld de grootste bedrijven zijn. Wientjens verklaart dat door deze bedrijven waarschijnlijk recenter hun lening hebben uitgebreid en daardoor meer profiteerden van de lage rentes die tot voor kort golden. Ook is aannemelijk dat meer van deze bedrijven variabel of Euribor financieren en dus lange tijd profiteerden van zeer lage rentes. De bedrijven met de laagste rentepercentages hebben wel de hoogste financiering per kilo melk.
Het effect van 1 of 2 procentpunten hogere rente op de rentelasten en kritieke melkprijs is vanzelfsprekend bij alle categorieën voelbaar. Bedrijven die nu nog weinig rentekosten betalen, zien die snel stijgen. Een groep waar het een grote impact heeft, is de categorie met relatief hoge rentes (3 tot 4%) en een hoge kritieke melkprijs. Dit is de groep bedrijven met gemiddeld bijna 8 ton melk en ondergemiddelde financiering. Bij deze bedrijven stijgt de kritieke melkprijs tot boven de € 40 per 100 kilo melk als de rente met 2 procentpunten stijgt. Bij de grote bedrijven is het effect veel minder groot. Het zijn volgens Wientjens wezenlijke stijgingen maar hij benadrukt wel die in hun context te beoordelen. “Een stijging van de voerkosten met 20% heeft op de bedrijven een veel groter effect. Een verschil is dat op voerkosten bij elke bestelling enigszins is te sturen, waar dat bij de rentelasten niet kan.” Hij benadrukt dat bedrijven gebruik kunnen maken van de huidige hoge melkprijzen. “Het gebruik van die betere marge voor extra aflossingen is een manier om het vreemd vermogen sneller af te bouwen en daarmee indirect de rentelasten te verlagen.”
Eigen positie bepalen
De vraag is wat verstandig is te doen als melkveehouders al nieuwe rente-afspraken met de bank moeten maken. Toch maar vastzetten op een hoger niveau? Of variabel laten en erop gokken dat de tarieven weer gaan dalen als er weer rust is in de wereld. Een lastige keuze die niet helemaal is te onderbouwen. “Maar het is goed om te beseffen dat het nog steeds historisch lage niveaus zijn”, benadrukt Van Oijen.
De eigen positie bepalen is belangrijk. Adviseurs kunnen vrij eenvoudig de impact van een renteverhoging op de liquiditeit en kritieke melkprijs berekenen. In beeld moet zijn hoe groot het renterisico is, maar ook hoe de veehouder er zelf mee omgaat; een keuze voor variabele rente kan misschien financieel interessant zijn, maar als dat slapeloze nachten oplevert, is het voor een ondernemer niet de beste keuze.
Gevolgen voor alternatieve financiering
De laatste jaren komen in de agrarische sector vaker alternatieve financieringsvormen langs. Denk aan een familielening waarbij partijen afspraken maken over looptijd, aflossing en rentepercentage. Buiten de familie kunnen ook andere externen in het bedrijf investeren. Verder is lease inmiddels ingeburgerd in de veehouderij en ook erfpachtfinanciering (verkoop van grond en via erfpacht gebruiken) gebeurt op redelijke schaal.
Een drijfveer voor derden om te investeren in een bedrijf is dat geld beter rendeert dan bij de zeer lage rentes op de bank. Als rentepercentages structureel naar een hoger niveau gaan, kan dat ook gevolgen hebben voor de bereidheid van geldverstrekkers. Toch denken financieel adviseurs dat dat vooralsnog niet aan de hand is. Sowieso moet dan sprake zijn van een langdurig en structureel hoger renteniveau. Daarnaast gelden voor familiaire of private financiers ook andere argumenten, met name een stuk betrokkenheid bij het bedrijf.
Banken krijgen meer vragen, maar er is geen paniek
De twee grootste financiers van de melkveehouderij, Rabobank en ABN Amro, krijgen meer vragen over de oplopende rente. Sprake van paniek is er niet.
Het zijn vooral ondernemer met plannen waar het renteverhaal nu leeft, merkt Marijn Dekkers, sectormanager melkveehouderij bij Rabobank. Hij ziet dat de hogere rentes doorwerken in de begrotingen die de bank met veehouders maakt. “Het geeft een wat krappere begroting dan een jaar geleden”, is zijn ervaring. Daarbij plaatst Dekkers twee kanttekeningen: de hogere kosten worden nu nog gecompenseerd door de sterk gestegen melkprijs. En uiteindelijk kijkt de bank bij zowel de kosten als de opbrengsten naar het vijfjarig bedrijfsspecifiek gemiddelde. Dan ontstaat een heel ander beeld dan op basis van de actuele cijfers.
Wat betreft de impact op de liquiditeit benadrukt Dekkers dat de grote diversiteit aan bedrijven en verschillen in ondernemerschap maken dat een gemiddelde veel minder zegt dan vroeger. Voor het ene bedrijf is een financiering van € 1,50 per kilo melk geen enkel probleem; voor anderen is de helft van dat bedrag al te veel. Dat geldt ook voor de hoogte van de rentekosten.
Maurice Vossen, melkveespecialist bij ABN Amro, merkt dat het onderwerp rente vaak ter discussie komt in gesprekken. “Iedereen vraagt wat de rente gaat doen. We bepreken de opties en taxeren samen met de veehouder de risico’s.” Hij merkt een groot verschil tussen ondernemers. “Sommigen kozen er vorig jaar al voor om bij de zeer lage niveaus een deel vast te zetten, anderen bellen nu dat ze hebben gehoord dat de rente stijgt.”
Vossen benadrukt dat banken bij begrotingen een rekenrente hanteren, toen de rentes zo laag waren vaak onder protest van de ondernemer. De rekenrente, die adviseurs ook vaak gebruiken in hun exploitatieprognoses, is 3,5% tot 4% en zal naar verwachting gaan stijgen. Dat maakt nu wel dat de financiële onderbouwing van plannen niet direct anders is nu de werkelijke rente stijgt.
Ook Vossen merkt dat veehouders bij het aflopen van financieringen vaak nog voor variabel kiezen. Bij nieuwe financieringen wordt meestal voor spreiding van risico’s gekozen. Volgens hem is het rente-aspect meestal geen gamechanger voor de bedrijven. “Je ziet wel dat bouwplannen in de ijskast gaan, maar dat is veel meer het gevolg van de hoge bouwkosten of andere onzekerheden.”
In deze analyse zijn de rentekosten en kritieke melkprijs voor vijf niveaus aan rente bepaald. Voor elk renteniveau is het effect van 1 of 2 procentpunten hogere rente op de rentelasten doorgerekend. De groep die geconfronteerd wordt met de hoogste kritieke melkprijs heeft relatief hoge rentes (3 tot 4%) en een hoge kritieke melkprijs.
De rentekosten per 100 kilo melk voor vijf niveaus van variabele rente in verschillende combinaties met een vaste rente van 2,5%. De berekening is op basis van een financiering van € 1 per kilo melk. Bij deze uitgangspunten wordt maximaal € 5 per 100 kilo melk aan rente betaald.