De hoge aanvoer van dieren met een lagere leptospirosestatus leidt tot meer herbesmettingen op melkveebedrijven in Nederland.
Het percentage leptospirose-vrije bedrijven in de melkveehouderij is teruggelopen naar 97%.De aanvoer van vee, met name uit het buitenland, zorgde in 2020 op twaalf bedrijven voor een herbesmetting, en in 2021 op acht bedrijven. Dat terwijl het in de tientallen jaren daarvoor slechts om gemiddeld één bedrijf per twee jaar ging.
De aanvoer van vee van bedrijven met een lagere status leptospirose was jarenlang laag. De laatste paar jaar is daar echter verandering in gekomen, stelt Royal GD in de Veekijker. Zo werden in het eerste kwartaal door een kleine 1.200 bedrijven 8.000 dieren aangevoerd met een lagere status dan de eigen status van het bedrijf. Dat is overigens nog beduidend minder dan in het vierde kwartaal van 2019. Toen werden 15.500 dieren aangevoerd op 1.750 bedrijven.
GD adviseert altijd voor de aanvoer de dierziektestatus te checken. Deze statussen zijn voor elke melkveehouder inzichtelijk en kunnen gecontroleerd worden via Veeonline, in het openbaar register. Bij import is het lastiger om dit te achterhalen en is daarmee het risico ook veel groter.
Forse gevolgen besmetting leptospirose
De gevolgen zijn fors. Bij vaststellen van leptospirose geldt het afvoeren van besmette dieren en vaak het behandelen van een groot deel van de koppel, waarvan dan de melk niet geleverd mag worden. Er moet een plan van aanpak komen en er moet jaarlijks een update van die aanpak komen om weer naar de leptospirose-vrij status toe te werken.
Met toenemende aandacht voor ziektes die van dieren op mensen kunnen overgaan is het van belang dat iedereen in de keten scherp blijft op het voorkomen van ziekte-insleep. Dat kan door een aantal maatregelen te treffen: voorafgaand aan aanvoer de status van de dieren controleren, aangevoerde dieren apart stallen totdat de resultaten van het aanvoeronderzoek bekend zijn en besmette dieren zo snel mogelijk afvoeren.