De gewasopbrengsten van gras en mais in de melkveehouderij zijn in 2014 gemiddeld 2.000 kilo drogestof hoger dan in 2013. Dat blijkt uit een analyse van DLV op basis van cijfers van praktijknetwerk ‘Wijzer met kringloop’.
In het onderdeel bodem blijkt ook een betere benutting van stikstof en fosfaat. De benutting van stikstof is 10 procent hoger en die van fosfaat zelfs 38 procent. In totaal komt de fosfaatbenutting uit op 127 procent. Dat betekent dat er meer fosfaat aan de bodem is onttrokken dan dat er met meststoffen is opgebracht. De stijging in de fosfaatbenutting is vooral gerealiseerd op grasland. Daar steeg de benutting met 42 procent en op maisland steeg de benutting met 29 procent.
Gevolg is dat de gehalten in het ruwvoer ook zijn toegenomen. Het gemiddelde fosforgehalte in graskuilen van 2014 komt uit op 4,0 gram per kilo droge stof tegen 3,6 gram in het jaar daarvoor. Bij maiskuilen liggen de gehalten respectievelijk op 2,0 gram en 1,7 gram fosfor per kilo drogestof.
Door de hogere gehalten zullen veehouders die mest moeten afvoeren op basis van fosfaat dit jaar nog meer moeten opletten. De hogere gehalten kunnen leiden tot een lager BEX-voordeel dan in 2014. Het advies is dan ook om halverwege het jaar een tussentijdse balans op te maken voor stikstof en fosfaat en zo nodig bij te sturen met fosfaatarmer krachtvoer en of bijproducten.
De hogere opbrengsten en benutting worden vooral toegeschreven aan het feit dat de bodemtemperaturen vorig jaar al vroeg op een hoog niveau lagen en dat het groeiseizoen ook langer duurde dan normaal het geval is.