De Nederlandse kostprijs van melk is en blijft hoog, blijkt zowel uit nationale als internationale cijfers. Ondanks dat vergelijkingen tussen bedrijven in het buitenland lastig zijn te maken, is er wel degelijk wat aan de hand.
Uit cijfers van Flynth blijkt dat de gemiddelde kritieke melkprijs in 2019 uitkomt op 37,8 cent per kilo melk. Dat is de melkprijs die minimaal nodig is om alle kosten en uitgaven in een jaar precies te kunnen betalen. Flynth heeft via de eigen database inzicht in de jaarrekeninggegevens en bedrijfsresultaten van veel melkveehouders.
Over de afgelopen tien jaar bekeken, laat de kritieke melkprijs een gestage stijging zien van 30 cent naar zo’n 38 per kilo melk. Het lang vreemd vermogen en aflossingsniveau bleven ongeveer gelijk. Het wordt veroorzaakt door met name hogere toegerekende kosten per kilo melk en in minder mate door niet-toegerekende kosten. Zo stegen de kosten voor melkproductie (zoals voer, veekosten en grasland) in tien jaar tijd met 9 cent per kilo melk.
De verschillen tussen individuele bedrijven zijn echter groot. Uit een analyse blijkt dat circa twee derde deel (66%) van de bedrijven een melkprijs nodig heeft van 36 cent of meer om alles te kunnen betalen. Een derde deel (35%) heeft zelfs meer dan 40 cent nodig. Aan de andere kant van het spectrum heeft een derde (34%) minder dan 36 cent nodig en 13% minder dan 32 cent per kilo melk. Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, is niet mild over de situatie. “Het baart mij wel zorgen.”
Overigens zegt de hoogte van de kritieke melkprijs veel, maar niet alles. Op de eerste plaats bepalen de opbrengsten in hoeverre er sprake is van marge onder de streep. De melkprijs heeft de hogere kritieke melkprijs de afgelopen jaren deels kunnen compenseren waardoor de marge tussen de -2 en 6 cent per kilo schommelt. In vijf jaren sinds 2009 is er echter geen of een negatieve marge. Op bedrijfsniveau is het volgens Scholte belangrijk om de kritieke melkprijs te zien in relatie tot andere kenmerken zoals de hoogte van de financiering en de moderniteit van de gebouwen.
Hoogste kostprijs
Hoe de Nederlandse kritieke melkprijs zich verhoudt tot het buitenland is lastig te zeggen aangezien er geen uniforme rekenregels voor zijn. Wel is er een internationale vergelijking van de kostprijs. Dat gebeurt jaarlijks door het internationale onderzoeksnetwerk IFCN. Recent zijn de resultaten over 2018 naar buiten gebracht.
In deze berekening wordt verschil gemaakt tussen de werkelijk betaalde kosten enerzijds en een kostenberekening met vergoeding voor eigen kapitaal en arbeid anderzijds. De laatste is dus een meer bedrijfseconomische berekeningswijze, in tegenstelling tot kostprijzen op basis van werkelijk gemaakte kosten zoals door Nederlandse banken en accountantskantoren gebruikelijk is.
Binnen Europa heeft Nederland met bijna 43 cent per kilo melk de hoogste bedrijfseconomische kostprijs van de belangrijke zuivellanden, gevolgd door Polen en Duitsland. Daarvan zijn ruim 29 cent werkelijke betaalde kosten en ruim 13 cent berekende kosten voor eigen arbeid en eigen land. Bij een melkprijs van ongeveer 35 cent per kilo komt een veehouder dus 8 cent tekort. Met andere woorden: veehouders krijgen hun gewerkte uren lang niet allemaal betaald volgens een marktconform arbeidsloon. Daarbij wel de kanttekening dat de gegevens gebaseerd zijn op een beperkt aantal bedrijven en in de landen zelf ook verschillen zijn in omvang, productiesystemen en kostprijzen.
Bij de meeste belangrijke zuivellanden buiten Europa ligt de kostprijs rond de 27 cent per kilo. In Nieuw-Zeeland is deze het laagst met bijna 26 cent. In deze landen is de melkprijs ook lager dan in Europa, alleen in de VS ligt deze boven de 30 cent per kilo melk.
De kostprijs van melk op het Amerikaanse bedrijf (in dit voorbeeld Californië) bestaat voor het grootste deel uit betaalde kosten. Er zijn op dit grote bedrijf per 100 kilo melk nauwelijks berekende kosten voor eigen land en arbeid. Toch lag de melkprijs in dit land 4,5 cent boven de kostprijs en was de marge ten opzichte van melkveebedrijven in andere belangrijke zuivellanden het hoogst in 2018. Ook in Australië en Nieuw-Zeeland lag de melkprijs wat boven de kostprijs.
Wageningen Livestock Research levert de gegevens voor Nederland aan. Aart Evers, onderzoeker economie melkvee, vindt dat de cijfers wel inzichten geven in de verschillen maar niet te gedetailleerd met elkaar mogen worden vergeleken. “Bij dit soort internationale vergelijkingen is er altijd ruis en bovendien sprake van een typisch standaardbedrijf.”
Efficiënte productie
Op een deel van de kosten heeft een ondernemer weinig invloed, zoals de hoge prijzen voor grond, huisvesting en arbeid. Evers ziet echter dat Nederlandse veehouders dankzij een hoge arbeidsproductiviteit en efficiënte productie (zie kader) toch economisch goed mee kunnen. Bovendien is vooral de marge bepalend, en daarbij is ook de hoogte van de melkprijs van belang. Ook dat is internationaal lastig vergelijken omdat in veel landen nogal verschillen zijn tussen uitbetalingsniveau van fabrieken. Voor Nederland bevinden de meeste fabrieken in de internationale prijsvergelijking van LTO zich al jaren in de hoogste regionen.
Gezonde groei is volgens Evers nog altijd een adequaat middel om de kostprijs te verlagen. Daarbij waarschuwt hij wel voor de impact van grote investeringen en constateert een spagaat tussen enerzijds zo intensief mogelijk benutten van dure grond en anderzijds steeds meer beperkingen om dat te doen.
Ook Marijn Dekkers, sectormanager melkveehouderij bij Rabobank, is terughoudend om harde conclusies te trekken uit internationale vergelijking vanwege de onzekerheid van de bedragen en de bedrijfseconomische berekeningswijze. Maar de hoogte van de kostprijs is wel zeker een item benadrukt hij, waarbij een deel van de bedrijven een onverantwoorde hoge kostprijs heeft.
Productiemiddelen
De verschillen tussen bedrijven geven volgens Dekkers aan dat er mogelijkheden zijn om de kostprijs te verlagen. Een rode draad van bedrijven met een gezonde lage kostprijs is dat productiemiddelen optimaal op elkaar zijn afgestemd. Daarvoor wordt wel de wat abstract klinkende term ‘bedrijf in balans’ gebruikt. Dat heeft meerdere niveaus; er is de balans tussen de productieomstandigheden als grond, dieren, arbeid en kapitaal, en een balans tussen privé en bedrijf. Bovendien zitten achter een bedrijf in balans een bepaalde filosofie of visie van de ondernemer. Dat vertaalt zich erin dat keuzes die hij maakt in overeenstemming met elkaar zijn.
Meer concreet adviseert Dekkers om goed naar investeringen te kijken, zoals in stallen en grond. Wat huisvesting betreft bouwt Nederland duur, wat deels niet anders kan maar ook daar zijn de verschillen tussen bedrijven groot. “En om grond onder het bedrijf te krijgen zijn er meer mogelijkheden dan alleen aankoop, zoals (erf)pacht of samenwerking.”
Naast de kosten zegt Dekkers dat veehouders ook moeten kijken naar de opbrengsten. Daarbij is wel de crux om de kosten niet net zo snel of sneller op te laten lopen, wat bij zuivelconcepten wel het geval kan zijn.
Ook wat Dekkers betreft is grote oplettendheid nodig rondom de ontwikkeling van de kostprijs. Dat is altijd het geval maar zeker nu gezien de onzekerheid met welke investeringen en kostenverhogingen de sector de komende jaren te maken krijgt als gevolg van stikstof en het klimaatbeleid. Hiervoor is financiële weerbaarheid van groot belang om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Aan de andere kant verwacht hij dat een verdere krimp van het aantal ondernemers letterlijk en figuurlijk meer ruimte geeft voor de blijvers, wat voor de ontwikkeling van de kostprijs positief kan uitpakken. “Denk daarbij aan minder druk op de grond- en fosfaatmarkt.”
Nederlandse koe produceert efficiënt
Het IFCN heeft in de recente analyse berekend dat een Nederlandse koe ongeveer 1,3 kilo standaardmelk produceert van 1 kilo droge stof. Vergeleken met de voerefficiëntie in andere zuivellanden scoort Nederland daarmee hoog. Alleen in Frankrijk en Denemarken ligt het kengetal met 1,4 kilo melk per droge stof nog wat hoger dan in Nederland.
Aan de andere kant van spectrum bevindt zich het typisch Ierse melkveebedrijf; dat produceert minder dan 1 kilo melk per kilo droge stof. De koeien krijgen daar vooral vers gras en graskuil. Het rantsoen bestaat uit minder dan 15% krachtvoer.
Buiten Europa schat IFCN de melkproductie per kilo opgenomen droge stof over het algemeen wat lager dan in Nederland. Alleen bedrijven uit de VS (Californië) en Australië hebben een vergelijkbare voerefficiëntie. Ondanks een hoog aandeel mais en krachtvoer halen de koeien op een typisch Argentijns bedrijf slechts 0,8 kilogram melk uit een kilo droge stof. De melkproductie op dat bedrijf is met minder dan 5.000 kilo melk per koe ook fors lager dan in Nederland.
Veehouders kunnen werken aan lagere kostprijs
* Breng de eigen kritieke melkprijs in beeld en maak samen met uw adviseurs een plan welke maatregelen nodig zijn om deze te verlagen. Houd de vinger aan de financiële pols met onder andere een liquiditeitsplan of meerjarenbegroting.
* Bouw bewust. Bedenk welke eisen aan de stal belangrijk zijn, want alle opties kosten geld. Oriënteer breed en spreek met collega’s die de afgelopen jaren ook een stal hebben gebouwd.
Bekijk de mogelijkheden van grondsamenwerking met andere veehouders of een akkerbouwer. Daarmee kan goedkoop extra grond onder het bedrijf komen met andere mogelijke voordelen als vruchtwisseling en korte rijafstanden.
* Werk gestructureerd en efficiënt om arbeidskosten in de hand te houden. Maak een analyse van vraag en aanbod van arbeid, per activiteit. Welke werkzaamheden wilt en kunt u zelf doen en welke met losse oproepkrachten of vast personeel invullen?
* Werk aan een hoge productie en kwaliteit van ruwvoer van eigen land om voerkosten te verlagen. Verdiep u in goed bodemmanagement met een goede bodemvruchtbaarheid.
Bepaal wat de kosten zijn van eigen mechanisatie en welke werkzaamheden in aanmerking komen voor uitbesteden aan de loonwerker. Vooral bij vervanging van machines is dat een geijkt moment. Daardoor zijn de verschillen in kosten voor productie van eigen ruwvoer groot.
* Beoordeel de bewerkingskosten. Dat zijn alle kosten die met het werk op het bedrijf te maken hebben, dat wil zeggen voor betaalde arbeid, loonwerk en kosten voor machines en werktuigen. In de praktijk zijn er grote verschillen.
* Bepaal hoe uw bedrijf er over tien jaar uit moet zien en hoe de verschillende productiemiddelen daarin vallen. Neem ook veranderingen voor het management en arbeidsvoorziening mee. Bedenk dat niet iedereen de omstandigheden of vaardigheden voor gezonde economische groei heeft.