Doorgaan naar artikel

Hybride structuur oplossing bij stoppen bv

Bij een bepaalde bedrijfswinst kan een bv interessant zijn. Andersom kunnen veehouders soms beter terug naar maatschap of eenmanszaak, maar dat is niet zo eenvoudig. Het oprichten van een hybride structuur biedt dan soelaas.

In het artikel Fiscale jas past niet best meer is uitgebreid stilgestaan bij de verschillende bedrijfsvormen en de mate waarin deze het beste bij een bedrijf passen. Uit een inventarisatie van Flynth bleek dat grofweg een derde van alle agrarische ondernemers met een eenmansbedrijf of maatschap/vennootschap onder firma (vof) een bv kunnen overwegen.

Aan de andere kant kan naar schatting zo’n 20% van alle agrarische bedrijven vanwege het lage winstniveau fiscaal gezien beter uit de bv gaan en terug naar een eenmansbedrijf of maatschap/vof. Dat is volgens Jan Warfman, senior belastingadviseur bij Flynth, vooral het geval als winsten structureel achterblijven. Globaal ligt het omslagpunt bij € 95.000 per jaar. “Ligt de winst structureel ­lager dan betaalt een ondernemer vaak fors meer belasting. Wel moet hij goed nadenken wat de reden is geweest om ooit de onderneming in de bv in te brengen.”

Hij plaatst wel een kanttekening; met een bv is de ondernemer niet meer hoofdelijk aansprakelijk. “Maar dat aspect mag wel gerelativeerd worden aangezien banken vaak ­medeschuldenaarschap van de aandeelhouder verlangen. Natuurlijk is het een feit dat de bv de ondernemer meer tegen aansprakelijkheidsrisico’s beschermt. De hogere belastingafdracht kan dan worden gezien als een soort risicopremie.”

Eruit stappen complexer

In een bv stappen is voor een bedrijf doorgaans vrij gemakkelijk te doen. Eruit stappen is echter een stuk complexer geeft Warfman aan. “De overheid heeft in de vennootschapsbelasting wel een wettelijk regeling gemaakt, maar die is voor de praktijk vaak nauwelijks werkbaar.” Het idee van deze ‘terugkeerfaciliteit’ is dat geruisloos uit de bv kan worden ­gestapt.

Geruisloze terugkeer is alleen mogelijk als de onderneming in de IB-sfeer wordt voortgezet. Als het vermogen van de bv uit ondernemings- en beleggingsvermogen bestaat, geldt geruisloze terugkeer slechts voor het ondernemingsvermogen. Eén van de eisen van geruisloze terugkeer is dat de bv wordt geliquideerd. Indien sprake is van pensioen- en/of stamrechtverplichtingen in de bv dan moeten deze worden afgestort. “Dat betekent vaak een noodgedwongen keuze voor een splitsing van de bv, met de bijbehorende kostenbelading.”

Warfman geeft aan dat er slimmere mogelijkheden zijn om fiscaal uit de bv te stappen: Door als ondernemer een maatschap aan te gaan met de eigen bv. Het is dezelfde hybride structuur die ook mogelijkheden biedt bij het oprichten van een bv, met name voor melkveehouders met grond en fosfaatrechten. Die constructie is interessant omdat de winst wordt verdeeld tussen de vennoten. De ­vennoot-bv betaalt dan vennootschapsbelasting over zijn winst. De vennoot-ondernemer blijft recht houden op de ondernemersfaciliteiten. “Op deze manier heeft de ondernemer het beste van twee werelden.”

In het geval dat een ondernemer het fiscale keurslijf van de bv wil verlaten worden dus zowel hijzelf als de bestaande bv maten van elkaar. De bv brengt het gebruik van de bedrijfsmiddelen en onroerend goed in; de melkveehouder levert de arbeid. De winst (of verlies) die het bedrijf maakt, wordt tussen beide maten verdeeld. Er is geen verplicht salaris meer vanuit de bv en er zijn weer faciliteiten als de mkb-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek mogelijk. Dat geeft een forse belastingbesparing en voorkomt afrekenen. Afrekening met de belastingdienst vindt pas plaats op het moment dat de onderneming werkelijk stopt.

Ook bij bedrijfsovername

Het mooie van deze constructie is volgens Warfman dat de ondernemer weer de bestaande bv kan ingaan als de winsten structureel op een hoger niveau komen liggen. De hybride structuur fungeert als een soort fiscale ‘schokdemper’.

Verder biedt het mogelijkheden voor met name grote bedrijven om in het kader van de bedrijfsovername eventueel ook de andere kinderen te laten participeren in het vermogen van de onderneming. Het vermogen blijft dan van alle kinderen waarbij de opvolger de exploitatie doet, en hiervoor ook adequaat wordt beloond. “De bv kan dan fungeren als een juridisch en fiscale ‘haven’ om het vermogen in één hand te houden om daarmee het voortbestaan van de onderneming te garanderen.”

Het opzetten van een hybride structuur is volgens Warfman een volstrekt legale manier voor ondernemers om de bedrijfsvorm te wijzigen en de belastingdruk te matigen. Op papier lijkt het een eenvoudige oplossing maar hij waarschuwt voor ‘confectieadvies’. “De constructie moet zorgvuldig worden opgezet en zakelijk handelen tussen partijen is belangrijk.” Ook is afstemming met de Belastingdienst nodig, onder andere omtrent de etikettering van de aandelen in de bv. De rechter heeft daarover voor de praktijk enige duidelijkheid verschaft.

Een onzekerheid is wel of de mogelijkheid blijft bij een komende herziening van het belastingsysteem. Maar dat is volgens Warfman altijd een onzekerheid: “Fiscale wetgeving heeft de houdbaarheid van een pak melk.” ­Bedrijfsvormen kunnen om die reden naar verloop van tijd fiscaal gaan knellen, wat een nieuwe beoordeling vraagt.

Voordeel € 4.400 per jaar

Een korte berekening met het verschil in belastingdruk tussen de bv en een hybride structuur. In dit voorbeeld heeft een agrarisch ondernemer al jaren een bv voor zijn bedrijf. Hij is 52 jaar en wil met 67 jaar met pensioen gaan. Zijn winst is structureel gezakt naar € 70.000 per jaar. Hier is gerekend met de tarieven voor 2020.
In het kader van een ­hybride structuur krijgt hij bij de winstverdeling een arbeidsbeloning vooraf van € 50.000. De restwinst wordt vervolgens 50/50 verdeeld. De uitgestelde AB-claim wordt contant gemaakt tegen 1% rente per jaar.
In het geval van een bv betaalt de ondernemer € 23.854 per jaar aan belasting. Bij de hybride structuur wordt gebruik gemaakt van onder andere de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling waardoor het belastbaar inkomen zakt tot circa € 45.500. Hierover betaalt de ondernemer jaarlijks € 19.462. Het nettovoordeel is bij deze uitgangspunten € 4.392 per jaar en hij hoeft bovendien niet af te rekenen met de fiscus. Hoe lager de winst, hoe groter het voordeel.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin