Wetgeving vanuit Brussel heeft impact op de melkveehouderij. De komende jaren staan grote veranderingen op stapel die in meer of mindere mate voelbaar zijn. Betalingen per hectare gaan naar beneden, er ontstaan ook kansen.
Al sinds de oprichting medio vorige eeuw hebben de EU en haar voorgangers impact op de melkveehouderij. Recentelijk zijn er twee grote ontwikkelingen in Brussel die gevolgen gaan hebben voor de sector: het nieuwe GLB voor de periode na 2021 en de zogenoemde Green Deal waarvan de contouren eind vorig jaar zijn geschetst. Daarbij opgemerkt dat beide nog niet definitief zijn en de coronacrisis zeker nog gevolgen kan hebben voor de definitieve invulling.
De aanpassing van het GLB is een terugkomend fenomeen in de EU. Oorspronkelijk zou een nieuw GLB vanaf 2021 moeten gelden maar dat is opgeschoven naar 1 januari 2023. Daardoor komt er een overgangsperiode van twee jaar en is het huidige GLB met twee jaar verlengd. Zowel de overgangsperiode als het nieuwe GLB staan onder invloed van de Europese meerjarenbegroting.
Als gevolg van het coronaherstelfonds wordt een grotere korting op het GLB-budget voorgesteld dan eerst was voorzien. Het bedrag wordt niet met 5, maar met 10% verlaagd ten opzichte van de huidige periode. Ook komt er voor Nederland geen extra geld vanuit het herstelfonds beschikbaar voor pijler 2 (plattelandsontwikkeling). De verdere invulling moet nog worden uitgewerkt, maar duidelijk is dat voor directe betalingen en sectorale steun (pijler 1) en ook pijler 2 minder geld beschikbaar is.
Verleende diensten
De melkveehouderij ontvangt nu vooral geld via de eerste pijler, dus de directe inkomenssteun en vergroeningspremie per hectare. Volgens Wil Meulenbroeks, voorzitter van de vakgroep melkveehouderij van LTO, zijn er voor de sector meerdere bedreigingen. Dat is ten eerste dat het totale budget opnieuw omlaaggaat. Ten tweede willen sommige lidstaten de steun per hectare op Europees niveau gelijktrekken. Vanwege de grote verschillen in kosten en structuur is Nederland daarop tegen. Op basis van de bedragen in 2018 ligt de gemiddelde inkomenssteun in de EU op € 235 per hectare. In Nederland is dat inclusief vergroening gemiddeld € 400. Veel Oost-Europese landen zitten duidelijk onder het gemiddelde, de meeste landen in het Noordwesten van de EU zitten er duidelijk boven.
In de nieuwe plannen verschuift geld per hectare naar betaling voor verleende diensten, zoals randen- of waterbeheer. Meulenbroeks maakt zich vooral zorgen over de eisen die daaraan worden gesteld. “Een deel van de bedrijven zal daar vrij gemakkelijk aan kunnen voldoen. Maar er zijn ook bedrijven met bijvoorbeeld zeer dure grond waar dat geen echte keuze is.” Daarnaast vreest hij dat ‘andere partijen’ voor het leveren van extra inspanningen steeds vaker zullen wijzen naar de vergoeding die ondernemers via het GLB krijgen. “Het extra werk en de waardevermindering van grond worden dan niet meer vergoed. Het is belangrijk dat het een beloning is in plaats van een vergoeding voor gederfde opbrengsten.”
Klimaatneutraal
De tweede grote ontwikkeling is de zogenoemde Green Deal. Het eind vorig jaar gepresenteerde akkoord bevat een pakket aan maatregelen om de ambitie te verwezenlijken dat Europa in 2050 het eerste klimaatneutrale continent ter wereld is. Voor de landbouw zijn met name de ‘Farm to Fork’- en biodiversiteitsstrategie 2030 van belang. De eerste omvat een aantal doelen, zoals de helft minder gewasbeschermingsmiddelen, 20% minder kunstmest en een daling van het antibioticagebruik met 50%. In de biodiversiteitsstrategie gaat het areaal biologische landbouw naar 25%. Het idee is dat elke lidstaat een eigen invulling maakt om de doelen te bereiken.
Aangezien Nederland al in de voorhoede zit met een laag gebruik van antibiotica en gewasbeschermingsmiddelen verwacht Meulenbroeks daar weinig problemen. Wel als voorwaarde dat er gelijke Europese regels zijn. De impact hangt wel af van de manier waarop de reductie moet gebeuren. In het algemeen waarschuwt Meulenbroeks ervoor dat overheid en bedrijfsleven moeten blijven investeren in kennis en innovatie om deze slagen te kunnen blijven maken.
Meer zorgen maakt hij zich over klimaatneutraal zijn in 2050. “Methaan is het belangrijkste broeikasgas uit de melkveehouderij en dat kunnen we nooit tot nul reduceren.” Mogelijk vindt compensatie met andere aspecten plaats, zoals energieopwekking. Maar ook daarvoor geldt dat de uiteindelijke berekeningswijze bepalend is.
Bomen planten
Een aspect van de Green Deal is dat bomen een rol gaan spelen om de CO2-uitstoot te beteugelen. De commissie noemt geen concrete maatregelen of doelen, maar wel dat de kwantiteit en kwaliteit van Europese bossen verbeterd moet worden. Agroforestry is een voorbeeld van een duurzame maatregel. Er zijn verschillende definities van agroforestry maar over het algemeen zijn vier typen te onderscheiden: rijenteelt met rijen bomen op een perceel, bosweides met vee op gronden waarop ook bomen groeien, oeverstroken in lijnvormige beplanting langs terrassen en watergangen, en voedselbossen met bossen en struiken met eetbare gewassen of producten. Vooral de eerste zou volgens een inventarisatie door Wageningen University & Research voor agrarische bedrijven kansen bieden (zie kader WUR: Agroforestry biedt kansen).
De twee miljard bomen waar bij de Green Deal wel over is gesproken, staan overigens niet in de huidige voorstellen. Ook in het Nederlandse klimaatakkoord is sprake van extra aanplant van bomen en wordt dit als een oplossing gezien in de CO2-problematiek.
WUR: Agroforestry biedt kansen
Over de mogelijkheden van agroforestry zijn de meningen verdeeld. Voor de veehouderij kan rijenteelt op grasland een interessant model zijn, aldus Wijnand Sukkel, onderzoeker agro-ecologie bij Wageningen University & Research. In dat geval staan er rijen bomen op 25 tot 50 meter afstand op percelen. Als voordelen van agroforestry noemt hij onder andere extra inkomsten uit de producten (bijvoorbeeld noten), een vergoeding voor diensten en de voordelen voor het vee, zoals schaduw en voederwaarde van het blad. Daarnaast draagt het bij aan duurzaamheid en biodiversiteit. Het verkopen van CO2-equivalenten is een optie, maar daarvoor zijn prijzen nog laag.
Nadelen zijn er ook, zoals de arbeidsintensiteit, de regelgeving rondom bestemming en de onbekendheid van combinatiepercelen bij instanties. Sukkel schat dat het verlies aan gewas circa 10% is. “Maar we zien dat de voordelen groter kunnen zijn, ook zonder financiële compensatie.” Of het past hangt ook erg van de bedrijfsomstandigheden en het landschap af.
Pilot voor nieuwe GLB draait
De uitwerking van het nieuwe GLB voor Nederland wordt geregeld in het zogenoemde Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP). Deze omvat alle bestaande GLB-regelingen, van basispremies en sectormaatregelen tot subsidies voor plattelandsontwikkeling. Het GLB-NSP bevat ook nieuwe EU-regelgeving, zoals zogenoemde eco-regelingen. Dit zijn vrijwillige regelingen waarin door middel van eenjarige overeenkomsten betaald wordt voor extra inspanningen voor klimaat, milieu en biodiversiteit. Minister Schouten denkt bijvoorbeeld aan teelt van eiwitrijke gewassen, kruidenrijk grasland en verhogen van het grondwaterpeil.
Inmiddels zijn zo’n 500 ondernemers betrokken bij zeven GLB-pilots. Zij nemen concrete maatregelen op hun bedrijf, waar zogenoemde ‘prestatiegerichte betalingen’ tegenover staan. In de pilots zijn samen twintig gebiedsplannen opgesteld met ruim 80 verschillende maatregelen. De looptijd van de GLB-pilots is twee jaar, van maart 2019 tot maart 2021. De opgedane ervaringen leveren input op voor het strategisch plan.