De weidegangdiscussie had volgens NAJK-portefeuillehouder Bart van der Hoog tijd nodig om te kantelen. Nu is het de standaard. De volgende discussie wordt al volop gevoerd. Meer aandacht voor natuur speelt een grotere rol.
Melkveehouders kunnen niet zonder de maatschappij en de consument. “De tijd van baas op eigen erf is echt voorbij”, stelt NAJK-portefeuillehouder melkveehouderij Bart van der Hoog. Hij verwacht dat het aantal melkstromen in Nederland gaat toenemen. De melkproductie voor een tussensegment op de Europese markt gaat komende jaren groeien. Veehouders moeten voor zichzelf bepalen of dit voor hun bedrijf kansen biedt om extra omzet te genereren. “Mopperen op dit soort ontwikkelingen heeft geen enkele zin en is zonde van de energie. Iedereen moet gewoon voor zichzelf uitrekenen of het uit kan of niet.”
Hoe kijkt de NAJK tegen de ontwikkelingen in de melkveesector aan?
“We onderscheiden 3 categorieën bedrijven. Bedrijven die hard blijven groeien, een middensegment dat stabiliseert en als laatste een groep bedrijven die een nieuwe weg inslaat of kiest om op termijn te stoppen.”
Moeten melkveebedrijven voor een gezonde toekomst blijven groeien?
“Als je het mij vraagt, is groei gewoon nodig. De bakker van 30 jaar geleden is ook niet meer de bakker van nu. Alles gaat efficiënter, vaste kosten stijgen en die moet je als melkveehouder delen door meer liters, punt. Het tempo van groei is afhankelijk van wat in jouw omgeving acceptabel is. Groeisprongen van bijvoorbeeld 60 naar 150 koeien zullen we niet veel meer zien. Ik denk eerder aan groei van 80 naar 100, ofwel een spantje erbij. Daarbij hoeft groei lang niet altijd het houden van meer dieren te betekenen. Er kan ook worden gekozen voor verbreding van activiteiten.”
Zien jonge melkveehouders weidegang als een must?
“Je ziet eigenlijk 2 groepen. De ene groep is heel druk met weidegang in de weer en past dit volop toe. De andere groep werkt op een relatief groot bedrijf waar weidegang niet meer lijkt te passen. Ik denk dat de verhouding onder onze leden ongeveer fiftyfifty is.”
Die gaan niet meer aan weidegang beginnen?
“Dat is de vraag. Maar voorlopig past het niet in hun strategie.”
Als toeslagen oplopen tot € 3 à 4 per 100 kilo melk heb je toch weinig keus?
“Ja dat klopt. Als je enigszins kan weiden en voldoen aan bovenwettelijke duurzaamheidseisen dan moet je gezien het verschil in opbrengstprijs op den duur wel. Dat hebben we afgelopen jaren ook wel gezien in het aantal bedrijven dat toch weer is gaan weiden. Een weidetoeslag van € 2 tot € 2,50 per kilo op een productie van 1 miljoen kilo is natuurlijk wel bijna een inkomen. Wel is elke bedrijfssituatie anders. Dat kan het moment van inspelen op een trend beïnvloeden. Iemand die net een nieuwe stal heeft gebouwd voor 400 melkkoeien zonder weidegang kost dit waarschijnlijk meer tijd en moeite.”
Hoe groot is de weerstand?
“Er zijn er natuurlijk altijd een paar die het allemaal onzin vinden, maar de meeste jonge boeren hebben heus wel door wat er gaande is. Ze beseffen dat ze op deze ontwikkeling moeten inspelen om bestaansrecht te houden. De tijd van baas op eigen erf is voorbij. We kunnen het allemaal wel onzin noemen, maar we hebben de maatschappij en consument gewoon nodig. Iedereen moet gewoon voor zichzelf uitrekenen of het uit kan of niet. Als een nieuw concept past, zou ik er niet te lang over zeuren, maar het gewoon gaan doen.”
De helft van de leden-melkveehouders NAJK heeft niet veel met weidegang of kan niet aan de vraag voldoen. Is dat gezien de huidige maatschappelijke ontwikkelingen niet veel?
“Je ziet dat discussie tijd nodig heeft om te kantelen. Tien jaar geleden was opstallen nog stoer. Dan was je een echte manager die alles kon reguleren en sturen. Toen kwam de tijd van uitleggen waarom je weer met weidegang wilde starten. Nu is weidegang de standaard en kijken we hoe we dat het beste kunnen doen. Er verandert dus echt wat. Onderschat niet het psychologisch effect als FrieslandCampina je belt met de vraag of je weer wilt gaan weiden. Dat hoefde het bedrijf 6 à 7 jaar geleden echt nog niet te proberen. Dat een bepaalde groep niet voor weidegang kiest, vind ik trouwens niet erg zolang ook naar deze melkstroom vraag blijft. De vraag is wel of er over 10 jaar nog wel voldoende plek is in Nederland voor een extreem groot melkveebedrijf zonder weidegang. Ik ben ervan overtuigd dat een groep melkveehouders naar het buitenland vertrekt om daar hun droom te realiseren.”
Moet de sector duidelijkere keuzes maken ten aanzien van grondgebondenheid en intensiteit?
“Het is goed dat er een commissie is die zich hierover buigt. De melkveehouderij moet in ieder geval haar grondgebonden karakter behouden. Dus dat koeien buiten lopen en weidegang krijgen. Van wie de grond is, maakt mij niet uit. Een voer-mest contract is voor mij ook prima. Eerlijk gezegd heb ik meer moeite met een grondgebonden bedrijf met grond op naam op 150 kilometer afstand, waar mais wordt geteeld voor de verkoop. Ik wil ook benadrukken dat grondgebondenheid wat mij betreft geen relatie heeft met milieu. Het zegt niets van het vakmanschap waarmee een veehouder omgaat met zijn land.”
Wat wordt na weidegang het volgende discussiepunt?
“Als je kijkt naar de markt zie je dat de factor natuur een steeds grotere rol krijgt. De boer als landschapsbeheerder. Dan heb je het over grondgebonden bedrijven die extra maatregelen treffen ten aanzien van weidevogels, biodiversiteit of bijvoorbeeld grasgevoerde koeien. Komende jaren gaan we meer van het soort initiatieven zien als bij Albert Heijn. De melkproductie voor een tussensegment op de Europese markt gaat de komende jaren groeien.”
Is het gevaar niet dat de huidige extra eisen straks de nieuwe standaard zijn?
“Dat vind ik niet erg. Zaak is dat we proberen als sector zelf het tempo van invoering te bepalen. Niet alles voor zoete koek aannemen en doen wat iedereen mooi vindt, maar ook niet te langzaam acteren zodat we door de markt worden ingehaald. We moeten kijken wat past bij onze moderne bedrijven. Onze zuivelondernemingen moeten goed in kaart hebben welke markten ze bedienen en ervoor zorgen dat ze dit ook in de toekomst kunnen blijven doen.”
Moet je de groep veehouders die niet mee wil bewegen harder aanpakken?
“Ik ben niet voor ‘gij zult’. Je moet keuze laten. Natuurlijk zijn er zaken waar je niet over in discussie wilt gaan. Goed voorbeeld is dierenwelzijn. De imagoschade kan simpelweg te groot zijn. Wat betreft veel andere zaken als de KringloopWijzer en plusconcepten vind ik dat je mensen moet laten kiezen. Zolang de markt ook naar ‘normale’ melk vraagt kun je ook ruimte bieden voor grote intensieve bedrijven.”
De meststoffenwet is er in Nederland niet eenvoudiger op geworden. Hoe verder?
“Eigenlijk zouden we de meststoffenwet opnieuw moeten ontwerpen. De minister zegt eigenlijk hetzelfde in het zesde actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn. Bij melkvee werken we nu met 3 verschillende referenties. Het is goed om te kijken of dit anders kan. Ik wil niet zozeer één systeem noemen, maar heb wel een duidelijke voorkeur voor bedrijfsspecifieke regelgeving. Alleen staarten en bunders tellen, daar kunnen we niets mee. De KringloopWijzer kan daarbij helpen. Ik verwacht met name veel van de BEP- en BES-pilots (bedrijfsspecifieke fosfaat- en stikstofgebruiksnormen), daar gebeuren goede dingen. De ene grond is de andere niet en hetzelfde geldt voor gewassen. Bij hoge opbrengsten kun je prima 300 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruiken.”
Moet je het belonen van bedrijfsspecifieke instrumenten belonen met het houden van meer dieren?
“Ik denk met mate en vind het een goede zaak dat ze bij de KringloopWijzer nu al gezegd hebben dat een veehouder maximaal 7,5% meer dieren zou mogen houden op basis van zijn fosfaatrechten. Hiermee voorkom je dat mensen de grenzen gaan opzoeken. Daar hebben we niets aan.”
Moet je voor 7,5% wel zoveel trammelant maken?
“Dat hangt van de bedrijfsomvang af. Bij 100 koeien is het voordeel beperkt, bij 200 koeien levert het al een stuk meer op. Daarbij is het invullen van de KringloopWijzer niet veel werk. Ik merk bij jongeren weinig weerstand en snap eigenlijk niet wat je erop tegen kunt hebben. Je bent niets verplicht, je hoeft alleen nog maar in te vullen.”
Alleen nog máár.
“Ja, ik begrijp wat jullie bedoelen. Maar door bedrijfsspecifiek te werken weten we steeds meer. Daarbij kunnen we steeds meer meten. Dit zorgt voor bewustwording. Zo hoorde ik laatst iemand die grasland was gaan scheuren om mais te telen. Hij schrok zich helemaal het apelazarus toen hij erachter kwam hoeveel nitraat er daardoor in de bodem vrijkwam. Hij had zelfs nog bij bemest. Ik denk dat er wat betreft milieuwinst met bedrijfsspecifiek beleid veel meer te halen is dan met generiek beleid. Het lastige is natuurlijk wel dat bedrijfsspecifieke regelgeving moeilijk in wetgeving is te vangen. Toch zou ik het niet bij voorbaat willen afschieten omdat er een risico op fraude bestaat.”
Hoe ga je voorkomen dat 5% van de veehouders het voor 95% gaat verpesten?
“Dat wordt moeilijk. Er zullen altijd rotte appels zijn in welke sector dan ook. We kunnen als sector wel ons best doen om mensen aan te spreken op hun gedrag en verantwoordelijkheid. Maar 100% uitbannen gaat waarschijnlijk niet lukken.”
Denk je wel dat het er meer bedrijfsspecifieke instrumenten gaan komen?
“Ik verwacht dat we uiteindelijk wel naar bedrijfsspecifiek beleid toe gaan. Alleen misschien nog niet in het 7e actieprogramma. Vooral Brussel kan lang op zich laten wachten.”
Bart van der Hoog (29) is binnen het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Sinds kort houdt hij samen met Kim Wessels (31) 500 biologische melkgeiten en 150 stuks jongvee in het Friese Wijns. Daarvoor werkte hij op het melkveebedrijf van zijn ouders in het Gelderse Enspijk. Bij het geitenbedrijf hoort ruim 11 hectare grond deels met agrarisch natuurbeheer. Daarom heeft hij voermestcontracten afgesloten met lokale akkerbouwers. Van der Hoog legt in juni dit jaar zijn bestuursfunctie na een termijn van 2 jaar neer.