Veel Amerikaanse melkveebedrijven hebben het na ruim drie jaar relatief lage prijzen moeilijk. Opvallend is dat de melkprijs te hoog is om de productie te laten zakken, maar voor veel bedrijven te laag om het bedrijf rendabel te laten draaien.
Wisconsin is al sinds jaar en dag dé melkveestaat in de Verenigde Staten (VS). Wat betreft melkproductie heeft Californië de staat weliswaar ingehaald, wat betreft de kaasproductie is Wisconsin nog steeds de nummer één. En daar zijn ze trots op. De staat profileert zich graag als America’s Dairyland. Maar ook in dit zuivelwalhalla gaat het met veel melkveebedrijven niet goed.
Het gemiddeld aantal melkveebedrijven in de VS daalde van 111.825 met 9,5 miljoen melkkoeien in 1995 naar 40.219 met 9,4 miljoen melkkoeien in 2017, zo blijkt uit cijfers van het landbouwministerie. Het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf nam in dezelfde periode toe van 85 naar 234 stuks.
Ook in Wisconsin stoppen elk jaar honderden melkveehouders hun bedrijf. Lokale media brengen met enige regelmaat schrijnende verhalen. Kleinere bedrijven die het hoofd moeten buigen voor de grote jongens, is vaak de teneur. Als melkveehouders tijdig ingrijpen, houden ze nog wat van hun opgebouwde vermogen over, wachten ze te lang dan rest niets anders dan een faillissement. Opvallend is dat dit jaar naar verwachting een recordaantal melkveehouders er de brui aan geeft. Afgelopen juni waren het er 54, een maand eerder 78. In juli ging het dit jaar in totaal al om 338 bedrijven. In de periode 2008-2018 stopten gemiddeld nog 41 melkveebedrijven per maand. Dat rechtvaardigt de vraag of er meer aan de hand is, dan een normale evolutie van de melkveehouderij. Niet voor niets besloot de gouverneur afgelopen zomer tot de oprichting van de Wisconsin Dairy Task Force 2.0, een commissie, met vertegenwoordigers uit alle geledingen van de sector, die met aanbevelingen moet komen om het tij te keren.
Dairy Task Force 2.0
Zoals de naam al suggereert is het niet de eerste keer dat er een dergelijk commissie in het leven is geroepen. Eerder gebeurde dit in 1985. Opvallend is dat toen sprake leek van overcapaciteit bij de melkverwerkers en een te lage melkaanvoer. Volgens sommigen is nu juist het tegenovergestelde het geval en is er te veel melk en te weinig verwerkingscapaciteit. Volgens Mark Stephenson, zuivelanalist van de Universiteit van Wisconsin en voorzitter van de huidige taskforce, is dat voor wat Wisconsin betreft wat te simpel gesteld.
De capaciteit houdt volgens hem niet over, maar is nog voldoende. Wel blijft de melkproductie in de VS jaar na jaar toenemen als gevolg van schaalvergroting en een stijging van de productie door het gebruik van betere genetica en management. Duidelijk is ook dat voor de extra melk geen afzetmogelijkheden in de VS zijn. Sterker, om de eigen bevolking van zuivel te blijven voorzien, zou het aantal koeien moeten afnemen. Export van zuivel bood in de afgelopen decennia toch mogelijkheden om bedrijven te laten groeien, maar de VS kent geen exporttraditie voor zuivel zoals Europa en Nieuw-Zeeland.
Voor de oprichting van de taskforce noemt Stephenson verschillende redenen. Als eerste is er de stijging van het aantal stoppers. De melkprijs schommelt al langere tijd, maar de duur van de huidige dip, ruim drie jaar, is wat een deel van de bedrijven lijkt op te breken. Een ander item waar de groep naar kijkt, is de verschuiving van melkproductie. Jarenlang kwam de groei in melkproductie uit staten in het westen van de VS, maar nu neemt de productie juist in staten in het noorden en noordoosten van de VS (van de Dakota’s tot New York) in rap tempo toe. Zo is de melkproductie in Michigan in de afgelopen 20 jaar verdubbeld naar meer dan vijf miljard kilo. Dit terwijl de melkproductie in Californië juist licht is gedaald. Deze groei is niet in lijn met de groei in lokale verwerkingscapaciteit en heeft de regionale waarde van melk veranderd.
Dit zijn twee belangrijke punten waar de taskforce naar kijkt, maar er is meer. Bijvoorbeeld de financiering van langdurig onderzoek naar melkproductie en verwerking. Vooral het laatste onderwerp lijkt geen sinecure. De exportpositie van de Amerikaanse zuivel moet beter om al de melk in goede banen te leiden. Er moeten simpelweg nieuwe klanten gevonden worden en nieuwe producten worden ontwikkeld.
Lage prijzen maar aanvoer stijgt
Het is opvallend dat ruim drie jaar relatief lage melkprijzen de melkaanvoer in de VS niet hebben weten te beteugelen. Een deel van de melkveebedrijven, vooral de grotere jongens, kan met de huidige prijzen nog steeds uit de voeten of ziet voldoende reden om de melkproductie te verhogen voor een betere cashflow, een ander deel steekt zich in de schulden of eet het eigen vermogen op. Wat ook een enorme impuls heeft gegeven aan het verhogen van de productie is het wat betreft melkprijs topjaar 2014, zo legt Kenn Buelow, mede-eigenaar van Holsum Dairies, een groot melkveebedrijf in Wisconsin, uit. Er is dat jaar veel geld verdiend en dat is deels geïnvesteerd in uitbreiding van de veestapel en het verhogen van de productie.
Het aantal bedrijven met meer dan 2.000 koeien neemt verder toe. Naar schatting van Buelow zijn de grotere en grootste melkveebedrijven in de VS nu goed voor zo’n 80% van de melkaanvoer. Voor deze schaalvergroting noemt hij verschillende redenen. Zo is er steeds meer kennis voorhanden voor het runnen van grote melkveebedrijven (gezondheid, voeding, financiën et cetera). Dit maakt dat de efficiency bij grote veestapels, en de winstgevendheid per koe, nog steeds toeneemt.
Stephenson noemt de situatie complex, maar duidelijk is dat de kern van het probleem zit in te veel melk voor te weinig consumenten, in ieder geval te bereiken consumenten. Een tekort aan verwerkingscapaciteit ziet hij niet als het belangrijkste probleem. Als de prijzen stijgen kan er volgens hem in rap tempo verwerkingscapaciteit worden bijgebouwd. Maar niemand wil extra zuivel produceren als er geen klanten zijn die het tegen een goede prijs willen afnemen.
Een overschot aan melk is volgens Stephenson trouwens niet alleen een probleem voor de VS. Wel komen daar in de VS nog een aantal specifieke problemen bij. Zo helpen de spanningen rond handelsverdragen niet mee en is het voor Amerikaanse melkveehouders erg moeilijk om voldoende personeel te vinden. Dan is er nog een krimpende Amerikaanse markt voor vloeibare zuivel en is er een groep melkveehouders de dupe van het feit dat steeds meer supermarkten zelf in zuivelverwerking stappen. Zo startte eerder dit jaar supermarktketen Walmart een eigen zuivelfabriek in Fort Wayne, Indiana. Dean Foods beëindigde daarom leveringscontracten met meer dan 100 melkveehouders en besloot een zuivelfabriek te sluiten. De kans is aanwezig dat nog meer supermarkten hun eigen melk gaan verwerken en dat is slecht nieuws voor de Amerikaanse zuivel. Vanwege een dalende afzet van vloeibare zuivel is er nu al sprake van overcapaciteit.
Melkprijs laag maar nog geen crisis
Voor wat betreft Wisconsin doet de verkoop van vloeibare melk minder ter zake. In deze staat gaat nog 85 tot 90% van de melk in de kaasbak. Indirect hebben dit soort ontwikkelingen natuurlijk wel degelijk ook in deze staat invloed. Niet voor niets noemt de taskforce de verschuiving van melkproductie en de verandering van regionale waarde van melk als aandachtspunt. Hoe de situatie zich in Wisconsin en in de VS zich verder gaat ontwikkelen is moeilijk in te schatten. Duidelijk is dat de grote bedrijven steeds efficiënter en beter draaien. Een goed melkprijsjaar maakt dat deze categorie bedrijven direct flink kan investeren. Vraag is natuurlijk wat er met deze bedrijven gebeurt in tijden van crisis. De melkprijs is nu al ruim drie jaar relatief laag, maar bevindt zich nog lang niet op het dramatische niveau van 2009. Hoe lang houden de grootste melkveebedrijven het op zo’n laag prijsniveau vol? Evident is dat in de huidige situatie juist een deel van de relatief kleine bedrijven het erg zwaar heeft.