Nick van Eekeren is sinds 1 september buitengewoon hoogleraar Regeneratieve Graslandsystemen bij Wageningen University & Research. Als onderzoeker duurzame veehouderij bij het Louis Bolk instituut houdt hij zich al jaren bezig met verduurzaming van de melkveehouderij.
Wat gaat u precies doen?
“Het is een hoogleraarschap in deeltijd, dus ik blijf het grootste deel van mijn tijd werken voor het Louis bolk Instituut. In mijn functie ga ik onderwijs geven in een aantal vakken rondom duurzaam grasland, studenten begeleiden en onderzoek doen met promovendi. Grasland speelt een belangrijke rol bij maatschappelijke opgaven rondom klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit. We noemen dit ook wel ecosysteemdiensten die grasland kan leveren. Ik ga samen met promovendi onderzoeken hoe we die kunnen versterken of herstellen, daar komt de term regeneratief vandaan. We gaan onder andere onderzoek doen aan bodemmaatregelen, andere graslandsoorten als klaver en kruiden, en weidegang.
Ik wil ook kijken naar mogelijkheden om emissies van broeikasgassen te beperken door inzet van andere graslandsoorten. Zo is bekend dat smalle weegbree een lagere emissie van lachgas geeft. Maar dat moet ook kunnen worden geborgd, zodat het kan worden meegenomen in de Kringloopwijzer.”
Waarom is aandacht voor grasland zo belangrijk?
“In ons land is ongeveer 1 miljoen hectare grasland, dat is 25% van de oppervlakte van Nederland en circa 55% van het agrarisch landgebruik. Over het algemeen presteert grasland beter dan akkerland op bodemkwaliteit, CO2-opslag en biodiversiteit. Je ziet nu dat op plaatsen waar melkveehouders stoppen, grasland soms wordt omgezet naar akkerland. Vooral rondom natuurgebieden. Dat is een ongewenste ontwikkeling.”
Toch wordt grasland door kritische partijen rondom reguliere landbouw ook wel ‘grasfalt’ genoemd. Het is groen maar er zit geen leven in. Wat vindt u daarvan?
“Ondergronds is dat zeker niet zo. De biodiversiteit in de bodem van regulier blijvend grasland met Engels raaigras is hoog. Dat is zo omdat de bodem lange tijd niet wordt verstoord door grondbewerking. Bovengronds is de biodiversiteit wel lager dan bijvoorbeeld in extensief kruidenrijk grasland. Dat is ook iets waar ik aan wil werken, om tot productief kruidenrijk grasland te komen dat productie en bovengrondse biodiversiteit zo veel mogelijk combineert.”
Er is toch al best veel bekend over biodiversiteit in grasland, ook bij jullie Instituut?
“Ons eerste projectvoorstel rondom productief kruidenrijk grasland stamt uit 1999 en is nog tien keer uitgesteld. Pas in 2020 is het gefinancierd, dus 21 jaar later. Er zijn best dingen gedaan, zeker in het buitenland. Maar substantieel onderzoek in Nederland is nauwelijks gebeurd.”
Waar liggen voor de toepassing in de praktijk van productief kruidenrijk grasland de grootste uitdagingen?
“Het is belangrijk om de persistentie van kruidenrijk grasland te verbeteren. Want die is met vier tot vijf jaar te kort. Dat is ook belangrijk voor de stikstofbinding door witte klaver. Die moet er zo lang mogelijk in blijven om geen kunstmest te hoeven gebruiken.”
Heeft u nog voorbeelden van bijzondere invalshoeken voor onderzoek?
“Nederland telt circa 25 soorten regenwormen. Twee van deze soorten maken diepe verticale gangen in de bodem en zijn dus zeer nuttig voor waterinfiltratie, ze kunnen dat verdrievoudigen. Op dit moment komen deze wormen op 25% van de graslandpercelen voor, maar ze zouden op de meeste klei- en zandgronden kunnen zitten. De vraag is daarom: kunnen we die wormen introduceren op die gronden? Ook hier is grasland belangrijk, want de wormen hebben een stabiel milieu nodig met continu aanbod van voedsel.”
In de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij is vaak sprake van tijdelijk grasland. Vallen daar de voordelen van grasland niet grotendeels weg?
“Dat kun je zo niet zeggen. In alle gevallen heeft grasland meerwaarde in de rotatie met akkerbouwgewassen, het is ook een heel goed rustgewas. Na een jaar grasland vind je in de bodem al voordelen, ook wat betreft onkruiddruk en dus minder noodzaak om herbiciden in te zetten. De duur van tijdelijk grasland heeft een optimum. De eerste jaren nemen de voordelen toe, maar na drie jaar komt er bij scheuren meer stikstof vrij dan het vervolggewas in een rotatie kan opnemen. Het is dus elke keer zoeken naar een optimum en naar inpasbaarheid in het bedrijfssysteem.”