Doorgaan naar artikel

‘Out of the box denken, helpt in ondernemen’

Melkveehouder en EDF-lid Rik Ogink stelt dat efficiëntie op melkveebedrijven in de toekomst nog veel belangrijker wordt. “We moeten arbeid, grond en bedrijfsmiddelen nog efficiënter inzetten. Alleen dan kunnen wij met relatief hoge kosten nog een inkomen verdienen”, zegt Ogink.

Van een afstandje springt de serrestal op het melkveebedrijf van Rik Ogink in Raalte het eerste in het oog. “Deze is in 2007 gebouwd, geïnspireerd door de serrestal die ik zag op de Waiboerhoeve. Veel licht, lucht en ruimte, dat wilde ik ook graag”, vertelt Ogink.

Inspiratie van elders halen. Dat is wat Ogink typeert. Hij is dan ook niet voor niets lid van de European Dairy Farmers (EDF). De 45 Nederlandse leden leveren allemaal hun boekhouding in bij EDF om financiële resultaten te vergelijken. “Dat is een voorwaarde voor deelname. Het lidmaatschap, verwerking van de boekhouding en internationale congressen kosten €2.000 per jaar. Niet goedkoop, maar kennisuitwisseling met EDF-leden is heel erg waardevol. Met een paar goede tips van een ander lid verdien je het lidmaatschap snel terug”, zegt Ogink.

Hij noemt als voorbeeld de benodigde extensivering van zijn melkveebedrijf. “In 2011 was ons bedrijf met 35.000 kilo melk per hectare erg intensief en we merkten toen al dat de politiek richting extensivering wilde opschuiven. We hadden meer grond nodig voor mestafzet en voer, maar grond is bij ons met €90.000 per hectare nogal duur. Een andere EDF-veehouder zei toen ‘je kunt beter grond in Drenthe kopen, dat is veel goedkoper’. Ik dacht er een tijdje over na en in 2012 kochten we inderdaad 6 hectare grond in Drenthe en in 2017 nog eens 14 hectare. We betaalden €30.000 per hectare minder in vergelijking met grond kopen bij ons. We bespaarden in totaal dus €600.000 en zijn geëxtensiveerd naar 17.380 kilo melk per hectare.”

Een ander voorbeeld van inspiratie was de jarenlange verhuur van springkussens door familie Ogink. “Ontstaan uit een filmpje van een collega-boer. Negen jaar lang was dat best lucratief, maar we waren er zo druk mee dat het ons te veel vrije tijd en sociaal leven kostte. Daarom zijn we daarmee gestopt en kwam er weer meer focus op ons melkvee.”

Die focus was ook een van de redenen om de jongveeopfok twintig jaar lang uit te besteden. “Vanaf 2019 doen we dat weer zelf, omdat de opfokker is gestopt met vee.” Ogink heeft wel afspraken over mestafzet en aankoop van gras op stam op 18 hectare grond van zijn voormalige opfokker. “Ik ben heel erg blij met een gegarandeerde mestafzet, net als met extra voer.”

Meer melk per koe

Het basisrantsoen van Ogink bestaat uit kuilgras, mais, tarwegistconcentraat, sojaschroot of -hullen en gemalen gerst en tarwe. Hij voert een keer daags met een voermengwagen. Daarnaast krijgt het vee maatwerkvoer, een eiwitrijke brok en een productiebrok, grotendeels in de basis en deels via de melkrobots en een extra krachtvoerbox. “Ik werk met Sander Rühl, voeradviseur van Vitalvé, en Booijink Diervoeders maakt de brok. Ik heb een goede klik met Sander en hij is voor mij een goede sparringpartner. Het advies gaat veel verder dan voeding. We bespreken allerlei aspecten van ons bedrijf en bijvoorbeeld ook een financieel gunstige invulling van GLB-eisen. Het geeft mij een brede visie op mijn bedrijfsvoering en handvatten om te sturen.”

Ogink wil de efficiëntie van de melkproductie verhogen om de stijgende kosten te dekken. “Net zoals de Denen dat doen. Een duidelijke boodschap, meegekregen op het EDF-congres in juni in Zwolle. Het draait om meer melk per koe met hoge gehaltes. Met meer granen verhoog ik het energieniveau in de basis. Vorig jaar hadden we nog ruim 4 hectare gerst, nu is dat 10 hectare. Als we te weinig eigen gerst hebben, kopen we tarwe om zelf te ontsluiten. Ik overweeg aanschaf van een extra Polem-voersilo voor een extra voersoort om nog meer te sturen in het rantsoen”, zegt Ogink, die eerder als voeradviseur bij ForFarmers heeft gewerkt.

‘20 hectare grond op afstand €600.000 goedkoper’

De Sallander optimaliseert zijn ruwvoerteelt met een strak maaischema, eens in de vier tot vijf weken, en een korte veldperiode. De op 9 mei gezaaide mais in Raalte heeft Ogink eind mei zelf gespoten tegen onkruid met een eigen veldspuit. In de gerst zijn bladmeststoffen gespoten. “De mais op onze percelen in Drenthe is pas half juni gezaaid en stond een maand later in bloei dan de mais bij huis.” Het mais hakselen, gras inkuilen en mest uitrijden op bouwland laat Ogink over aan de loonwerker.

Sterke punten en verbeterpunten

Uit de cijfers blijkt het bedrijf van Ogink goed te scoren op diergezondheid, een laag vervangingspercentage (22%) en een lage kalversterfte (6,5%). “Wij zijn vrij van IBR, BVD, leptospirose, hebben de paratbc status A en zijn salmonella-onverdacht. Onze dierenarts komt elke vier weken langs voor controle en drachtig scannen.”

De krachtvoerkosten zijn met €8,94 per 100 kilo melk lager dan gemiddeld. “Met de totale voerkosten van €17,72 per 100 kilo melk komen we uit op een gemiddeld EDF-niveau. Aankoop van gras van de voormalige jongveelocatie kost ons wat meer. Ik probeer de voerkosten wel zo laag mogelijk te houden. De benchmark met andere EDF-leden laat mij weten waar ik sta.”

De serrestal uit 2007 ligt tussen de sleufsilo’s en de jongveestal en werktuigenberging.
De serrestal uit 2007 ligt tussen de sleufsilo’s en de jongveestal en werktuigenberging.

Ogink beseft dat er ook altijd verbeterpunten zijn. “Het celgetal van 218 kan wel lager door meer te ventileren en meer zaagsel te strooien om coli-mastitis te voorkomen”, zegt Ogink. Hij heeft bewust niet voor diepstrooiselboxen en biobedding gekozen. “Dat kost te veel arbeid en mest scheiden is zeker niet goedkoper dan zaaisel strooien, wat ons ongeveer €3.000 per jaar kost.” Volgens Ogink kan de ALVA van 24,2 ook nog wel naar beneden. “Ik streef naar ergens tussen 23 en 24 maanden. Daarvoor moet ik meer tijd besteden aan tochtcontrole in de stal. Maar vaarzen moeten wel goed ontwikkeld zijn. Daarvoor houden we de groei bij, via metingen van de borstomvang.”

Stuur op wat past

In 2022 kon Ogink 14 hectare van zijn grond in Drenthe verkopen aan de provincie Drenthe en een buurman aldaar. “Voor hetzelfde geld kochten we in Raalte 10 hectare grond terug met 4 hectare randenbeheer. Dat past goed bij de eisen van PlanetProof. Vanaf 2019 zijn we vanwege die eisen het vee ook weer gaan weiden, we benutten een kavel van 12 hectare bij huis. De huiskavel is 35 hectare maar wordt doorkruist door een grote weg en door water en die grond is ook te ver van de stal om het te combineren met robotmelken.”

Ogink merkt dat het een uitdaging is om zijn vee goed te laten grazen. “Het jongvee was geen weidegang gewend. Wij gaan dat nu wel weer doen, zodat ze al jong leren weiden.” Maar hij verwacht dat PlanetProof op langere termijn voor zijn bedrijf niet houdbaar is. Het levert hem 1,5 cent per liter melk extra op, ofwel €11.500 extra per jaar. “Dat weeg je dan af tegen nieuwe eisen qua huisvesting. Als de ligboxbreedte van 1,10 naar 1,15 meter gaat, dan ben ik tien ligboxen kwijt en het vraagt een investering van €25.000 tot €30.000. En een hoger percentage blijvend grasland is op ons bedrijf zonder derogatie met granen ook een lastig verhaal. Ik wil het management van ons bedrijf zeker niet laten afhangen van PlanetProof- en GLB-eisen. Als dat praktisch en economisch niet past, laat ik dat los en stuur ik daar niet op.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin