Doorgaan naar artikel

Een getrokken of zelfrijdende voermengwagen

De voermengwagen is zeker op grotere melkveebedrijven niet meer weg te denken. De meeste veehouders hebben een getrokken exemplaar, een beperkte groep kiest voor een zelfrijdende. Omvang is een factor, maar zeker niet de enige die keuze bepaalt.

Ondanks de opkomst van automatische voersystemen staat de voermengwagen bij grotere melkveebedrijven nog altijd in de belangstelling. Veruit de meeste bedrijven werken met een getrokken exemplaar, een aantal heeft een zelfrijdende voermengwagen. Vooral onder loonwerkers is het een geliefde uitvoering, omdat ze daarmee snel kunnen verplaatsen en efficiënt met één machine kunnen voeren.

Verkopers zien een toenemende belangstelling voor zelfrijdende wagens. “Het is geen grote markt, maar wel een stijgende”, constateert Ronald van Mil, salesmanager bij Abemec. “Het zijn vooral veehouders die al een voermengwagen hebben en bij vervanging een volgende stap zetten.”

Dat de markt voor zelfrijders beperkt is, ziet ook Koen van Mispelaar, productspecialist hooibouw en voeren bij Reesink Agri. “We verkopen meer getrokken dan zelfrijdende wagens. De meeste melkveehouders kunnen uit de voeten met een wagen van 18 tot 26 kuub inhoud.” Daarmee zijn tot maximaal zo’n 200 koeien in één keer te voeren.

De meeste bedrijven kunnen goed uit de voeten met een zelfrijdende voermengwagen. Nadeel is dat er altijd een trekker, shovel of verrijker beschikbaar moet zijn bij het laden. – Foto: Michel Veldermand
De meeste bedrijven kunnen goed uit de voeten met een zelfrijdende voermengwagen. Nadeel is dat er altijd een trekker, shovel of verreiker beschikbaar moet zijn bij het laden. – Foto: Michel Velderman

Gebruik van de machines

Een belangrijk aspect bij de keuze is de hoogte van de investering en het gebruik van de machines. Een getrokken voermengwagen is een stuk goedkoper, maar er is wel een aparte trekker en shovel voor nodig. KWIN rekent met een investering van pakweg € 254.600 voor een zelfrijdende voermengwagen van 30 kuub (zie tabel). Een getrokken voermengwagen van dezelfde inhoud kost € 86.300. Aan een inhoud van 41 kuub hangt een prijskaartje van € 121.400. Daarbij opgemerkt dat de verschillen in investering tussen merken en uitvoering groot zijn. Bij een getrokken voermengwagen zijn verder een trekker en shovel nodig. De investering is sterk afhankelijk van type en model, maar onder de streep is de totale investering nagenoeg gelijk.

Afbeelding

Het is volgens Van Mispelaar lastig in het algemeen te zeggen welke voermengwagen, zowel getrokken als zelfrijdend en daarmee ook de gevraagde investering, het beste past. “De diversiteit is zo groot.” Er zijn meerdere modellen, het rantsoen is bepalend maar ook de bedrijfssituatie zoals breedte van de voergang en inrichting van het erf. Ook vergt een model een manier van laden: een smalle wagen is hoog en je hebt er een verreiker of flinke shovel voor nodig. Dat is anders dan laden van een lage wagen met een compacte shovel.

Wat wel verschil maakt, is hoe de investeringen worden meegeteld. Sommige veehouders maken gebruik van een vaste trekker en shovel, anderen gebruiken die ook voor andere werkzaamheden. Van Mispelaar: “Een deel van de grote bedrijven heeft nauwelijks eigen mechanisatie. Als je de extra trekker en shovel niet kunt uitsmeren over andere werkzaamheden is het vaak duurder voeren dan met een zelfrijdende. Het voordeel is dat je dan de kosten goed in zicht hebt.”

Bovendien wordt op bedrijfsniveau nogal eens gerekend met de waarde die de machines nog hebben, in plaats van met de vervangingswaarde. Niet reëel, maar als er al een trekker staat, dan voorkomt dat een aanslag op de liquiditeit.

Grotere inhoud verkrijgbaar

Waar andere investeringen bij een oplopende omvang eerder interessant worden, is dat bij de keuze tussen een getrokken of zelfrijdende voermengwagen niet zo rechtlijnig. Daar komt direct een aspect om de hoek kijken dat bepalend is voor de keuze: getrokken wagens zijn met een grotere inhoud verkrijgbaar dan de zelfrijdende varianten. Afhankelijk van het merk ligt het maximum zo’n beetje bij 30 kuub. Bij 7 koeien per kuub is dat voor maximaal 210 koeien. Grotere aantallen kan wel, maar dan moet twee keer worden geladen wat ten koste gaat van de efficiëntie. Dat kan wel met een kleinere, goedkopere uitvoering.

Verder werken grote bedrijven vaker met meerdere productiegroepen met eigen rantsoenen. De optimale capaciteit van de voermengwagen is dan niet afhankelijk van de omvang, maar van de groepsgrootte.

Van Mil geeft aan dat vooral gebruikskosten een bepalende economische factor is. Onder de streep is dat afhankelijk van het aantal uren per jaar en het aantal jaren dat de machine meegaat. Daarnaast zijn het aantal producten en de routing op het bedrijf van invloed op de tijd per voerbeurt en dus de kostprijs. In het algemeen wordt bij een toenemend aantal draaiuren een zelfrijdende voermengwagen eerder financieel interessant (zie kader).

Met één machine werken

Wat betreft arbeid geeft een zelfrijdende voermengwagen voordeel. Er hoeft immers niet gewisseld te worden tussen trekker en shovel. Hoe verder kuilen van elkaar liggen en hoe complexer het rantsoen, hoe groter het voordeel om met één machine te werken. Daar komt bij dat een zelfrijder gemiddeld wat minder knoeit tijdens het laden, wat ook werk kost om op te ruimen. Ook kan het rantsoen met een shovel minder nauwkeurig worden gedoseerd als met een frees. Secuur doseren kost extra tijd. Gaat er te veel in van één product, dan is het accepteren dat het rantsoen niet helemaal klopt. Van Mispelaar wijst er nog wel op dat een zelfrijder bij achteruitrijden minder zicht heeft en niet iedereen op een zelfrijder even gemakkelijk op spiegels en camera’s kan rijden.

In een begroting moet altijd een reëele vergoeding voor eigen arbeid worden geteld. In de praktijk gebeurt dat niet altijd. Vooral veehouders met betaalde arbeid merken een arbeidsvoordeel direct in de portemonnee en zullen de voordelen rondom arbeid in veel gevallen harder laten doortikken in de afweging.

Verder zijn bij een getrokken systeem twee motoren aan het werk, bij een zelfrijder maar één. Dat geeft in de basis een voordeel in brandstofverbruik. Het uiteindelijke verbruik is echter ook sterk afhankelijk van de mengtijd en gebruikte grondstoffen. In de praktijk is volgens Van Mil een factor 3 in verschil in gebruik bij dezelfde mengwagen geen uitzondering.

Kwaliteit van mengen en voeren

Een niet zo goed in euro’s uit te drukken verschil is de kwaliteit van mengen en voeren. Een frees geeft een mooier snijvlak van de kuil, doordat deze heel gelijkmatig producten freest, krijgt het de tijd om beter te mengen. Andersom gezegd, is voor hetzelfde mengresultaat bij een getrokken exemplaar meer mengtijd nodig. Een selectie-effect blijft bestaan bij het voeren van grove producten als bieten, aardappelen of pennen. Voor een shovel zijn deze gemakkelijk te pakken, maar ze moeten flink versnipperd worden om selectie te voorkomen. Met een gewone voermengwagen gebeurt dat niet of minder.

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin