Tom Leonardy kent zijn marge zes maanden vooruit. Niet uit noodzaak, want hij heeft weinig financiering op zijn bedrijf met nagenoeg nieuwe stallen. Hij wil het bedrijf over vijftien jaar schuldloos overdoen aan zijn kinderen.
Het bedrijf van Tom Leonardy ligt aan de rand van het dorp. “Nee, in het dorp”, verbetert de Luxemburger. Zijn nieuwste stal staat op 20 meter van het woonhuis van de naaste buren, de andere stallen binnen 100 meter van burgerbewoning. “Dat geeft geen enkele wanklank. Hier in Luxemburg wordt de boer gezien, en er wordt ze wat gegund.”
Leonardy begon in 2002, na de landbouwschool, te werken op het ouderlijk bedrijf waar destijds 60 melkkoeien en 120 vleesstieren stonden op 100 hectare. “We kochten het bedrijf van mijn oom erbij, dat was om fiscale redenen een fusie. Dat bracht 380.000 kilo melkquotum mee, 40 koeien en 65 hectare pachtland. We moesten er wel stalruimte voor bijbouwen.” In 2007 werd hij zelfstandig. Daarna kocht hij nog 1,1 miljoen kilo melkquotum bij. Het goedkoopste kostte 80 cent per kilo, de laatste portie € 1,70. De stieren zijn wegens almaar afnemend rendement in 2009 afgestoten, de stallen omgebouwd naar jongvee. In 2010 stond er een bedrijf met 200 melkkoeien in merendeels nieuwe stallen met 1,8 miljoen kilo quotum.
Eerst optimaliseren, dan uitbreiden
Tot de afschaffing van het melkquotum is optimaliseren het parool. In 2017 verrijst een stal met 140 ligboxen en een gebouw voor de nieuwe 36-stands binnenmelker plus tanklokaal. Daarmee kwam het totaal op 340 koeien. “De buren zagen daar geen enkel probleem in en vertrouwden erop dat we zo min mogelijk overlast zouden veroorzaken.” Dat deed hij toch al niet. “Ik wil dat het werk hier ’s avonds om acht uur klaar is, misschien dat we dat drie dagen per jaar bij inkuilactiviteiten niet halen.”
De nieuwe stal kwam deels vol met eigen aanfok, ook zijn 80 koeien bijgekocht. “Een week na de oplevering van de nieuwe stal was die al volop in productie, 340 koeien. Een lege plaats brengt geen geld op.” Die stal kostte € 1,4 miljoen waarvan bijna € 6 ton voor de draaimelkstal en het tanklokaal. Dat extra koeien vroegen dus zo’n € 6.400 per plaats. Aankoop van dierrechten is onbekend in Luxemburg. Nederlandse veehouders zijn alleen daaraan al dat bedrag kwijt.
De veehouder heeft een uitgebreid machinepark met onder andere een zelfrijdende hakselaar, een combine waarmee hij ook jaarlijks 300 hectare loonwerk doet en twee grote giertanks. “We kunnen alle werkzaamheden zelf uitvoeren.” Toch schakelt hij bij de eerste snede de loonwerker in. “Snelheid staat dan voorop om kwaliteit te houden. Met twee opraapwagens erbij, kan de eerste snede er in twee dagen in zitten.” Het meeste veldwerk laat hij aan zijn zeventigjarige vader en de medewerkers over. “Ik heb nog nooit op de hakselaar of combine gereden en daar ook geen enkele behoefte toe. Ik beperk me tot gras wiersen en de onkruidbestrijding.”
Of hij blijft investeren in een uitgebreid machinepark is de vraag. “De komende jaren blijven we alles zelf doen, mijn vader heeft er nog plezier in. Mijn kinderen zijn te jong om bij te springen als mijn vader zijn uren vermindert. We krijgen dan een arbeidsprobleem en loonwerk is hier in opkomst tegen almaar scherpere prijzen.” En de eventueel vrijvallende middelen? “Er is niks mis met liquide middelen, cash is king. Dat merk ik bij alle transacties. Als men weet dat je heel snel en correct betaalt, gaan leveranciers een stap verder voor je.”
Zo min mogelijk eiwit aankopen
De Luxemburger haalde de laatste vijf jaar gemiddeld vier sneden gras van zijn land. “Je verwacht misschien meer, maar het is hier een droog gebied.” Hij streeft naar een hoog eiwitgehalte en maait daarom in een vroeg stadium, de eerste snede gaat eind april onder plastic. De veehouder maait ongeveer 8 ton product per snede, dat komt neer op ruim 2 ton droge stof per hectare met 18,6% ruw eiwit. “Eiwit is de duurste component in het rantsoen, dat wil ik zo min mogelijk aankopen.” De eiwitbehoefte wordt voor de helft gedekt uit eigen ruwvoer.
Leonardy heeft twee medewerkers die samen ongeveer € 95.000 per jaar kosten. “Goede medewerkers zijn in deze regio bijna niet meer te krijgen; de industrie- en dienstensector trekken te hard en bieden aantrekkelijker uren.” Vermindering van de arbeidsbehoefte door overschakeling op melkrobots ziet de Luxemburger niet zitten. “Met een melkstal is het werk rond half acht ’s avonds af. Dat is belangrijk als je met medewerkers werkt. Robots geven storingen buiten de daguren en het oplossen daarvan komt dan op mij neer. Dat wil ik niet, ook omdat ik regelmatig ’s avonds weg ben vanuit mijn nevenfunctie als wethouder.”
De energie in het rantsoen komt uit snijmais en zelfgeteelde wintergerst, triticale en wintertarwe. “Triticale brengt 8 ton per hectare, gerst 7,5. Tarwe wil het hier de laatste jaren niet goed doen. Die is droogtegevoelig, vooral bij de bloei in mei. De opbrengst bleef de laatste jaren op 5 ton per hectare steken.”
Leonardy gebruikt jaarlijks ongeveer 250 ton eigen granen. Dat is alle triticale en gerst, aangevuld met tarwe. De tarwe die hij niet nodig heeft voor de koeien, verkoopt hij tijdens de oogst. “Afgelopen jaar bracht ze € 214 per ton op.”
De ondernemer handelt weinig. Hij vraagt prijs op bij twee partijen voor het malen van de granen en het te leveren aanvullende voer. “Tot 2022 kocht ik alle voedergrondstoffen in een keer in. Altijd eind augustus, omdat dan het prijspeil het laagst ligt. Sinds ‘Oekraine’ zijn de markten veel volatieler en ben ik overgegaan op aankoop in twee of drie delen om het prijsrisico te verkleinen.” Toch werkt die splitsing van aankoop niet bij alle producten goed uit. “Bij maismeel ging het fout. Ik kocht vorig jaar mei op 29 euro per 100 kilo. Nu zit dat op 22.”
Leonardy pacht ruim 100 hectare bouw- en grasland, tegen een gemiddelde prijs van zo’n € 370 per hectare. “Die pachtprijs is de laatste tien jaar bijna de helft gestegen.” De hoogste prijs betaalt hij nu voor bouwland, € 500 per hectare. Het meeste grasland, alles kunstweide, ligt direct om het bedrijf. Er ligt een blok van 20 hectare bouwland op 9 kilometer afstand. Dat ervaart de melkveehouder niet als bezwaarlijk. “Daar kom je toch relatief weinig. Een transporteur brengt alle mest met een of twee vrachtwagens naar onze eigen container, we rijden het dan zelf uit.” Daarvoor heeft hij twee giertanks, een van 16 en een van 11 kuub. Beide met hydraulische zuigarm. “Op zich was die op de nieuwe, kleinere tank niet nodig, maar de medewerker wilde het wel graag. Dan is het geven en nemen.”
Strakke financiële planning
De Luxemburger plant zijn liquiditeit lang vooruit. “Natuurlijk probeer ik zo goedkoop mogelijk in te kopen. Maar minstens zo belangrijk vind ik dat ik zes maanden vooruit de kostprijs al binnen redelijke grenzen ken. En daarmee ook, binnen enige onzekerheid wegens de melkprijs, de brutomarge.” Die wil hij weten, zodat hij de kasstroom onder controle kan houden. “Ik streef naar minimaal drie, maar liever nog zes melkgeldafrekeningen aan middelen op de lopende rekening.” Arla betaalt elke veertien dagen, dat is dus bij de huidige melkprijzen een bedrag van idealiter € 400.000. “Die ruimte is er nu ruimschoots”, geeft hij met een glimlach toe.
Die strakke planning is niet nodig vanuit financiële druk. De totale financiering is slechts € 1,1 miljoen op een bedrijf met 340 koeien in bijna nieuwe stallen, € 8 miljoen aan waarde van de eigen grond en een productie van ruim 3,6 miljoen kilo melk per jaar. De marge is structureel hoog, mede door de zeer efficiënte voerefficiëntie van 1,60 kilo meetmelk per kilo droge stof. In januari 2024 waren de totale voerkosten, inclusief het eigen ruwvoer tegen marktwaarde, 27 cent per kilo melk. Daarvan waren de krachtvoerkosten 9,8 cent. De overige variabele kosten zitten op 5,3 cent per kilo melk, de vaste kosten zijn 5,9 cent per kilo. De kritische kostprijs blijft daarmee ver onder 35 cent per kilo melk steken. Arla betaalde ruim 53 cent uit. “Over 2022 betaalden we ruim € 300.000 belasting, bij een belastingtarief van 39%.”
Mest is geen issue
Luxemburg kent geen derogatie. Leonardy strooit ongeveer 100 kilo N uit kunstmest bovenop de 170 kilo N uit dierlijke mest die hij uitrijdt. De veehouder moet drijfmest afzetten, ongeveer 1.700 kuub per jaar. De afzetkosten? Nihil. Een naburige oud-melkveehouder die nu akkerbouwer is, haalt die mest gratis op.
Leonardy heeft mestopslag voor zeven maanden. Hij schat in dat de overheid op termijn meer opslag zal eisen. Ook dat is geen probleem. “De afnemer heeft een mestsilo van 3.000 kuub die niet gebruikt wordt. Die is niet overdekt, een overkapping kost 50 mille. Die plaats ik, in ruil voor zekerheid van kosteloze mestafzet voor een periode van tien jaar.” Gezien de Nederlandse mestmarkt is dat een structureel voordeel van € 40.000 per jaar of ruim een cent per kilo melk in de kostprijs.
Grond kopen en ruilen
Verdere groei in melkvee is niet het doel van de Luxemburger. “Ik wil dit bedrijf over vijftien jaar schuldvrij overdoen aan onze kinderen die nu 12, 10 en 9 jaar oud zijn, als die boer willen worden. Zoals het nu draait, is de financiering over drie jaar al afgelost. Als er voor een van de kinderen een bedrijf bijgekocht moet worden, kan dat. Tot die overdracht is goed onderhoud het parool, en als grond te koop komt, slaan we toe.”
Die aankopen gaan op bijzondere wijze. De blijvers in het dorp seinen elkaar in als grond te koop komt. Wie op dat moment de beste financiële positie heeft, is de koper; de anderen bieden niet. Enkele jaren later wordt herverkaveld. “Niemand hecht hier aan ‘opa’s grond’. De grond is al vele malen geruild. En de houding is dan wel ‘geven en nemen’. Als een ruil de ander voordeel biedt en jouw situatie niet verslechtert, is het een goede ruil. De ene keer geef je, de andere keer krijg je”, zegt Leonardy. “En zo handel ik in veel zaken.”