Britse melkveehouders hebben sinds 2010 het celgetal en het aantal koeien met mastitis fors weten te drukken, de melkproductie 13 procent te verhogen en de tussenkalftijd met 30 dagen te verkorten.
De Universiteit van Reading volgt sinds 2010 de belangrijkste data van 500 grote Britse melkveehouders die werken met Holsteins. Van deze bedrijven had in 2010 slechts 26 procent een celgetal lager dan 200.000. In 2023 is dat opgelopen tot 70 procent. Bij 52% van de koeien op deze bedrijven bleef in 2023 de hele lactatie het celgetal onder 200.000. Dat was in 2020 nog maar 35 procent.
Het optreden van mastitis is op 242 van de 500 bedrijven geregistreerd vanaf 2016. Op deze bedrijven kwam in 2016 mastitis 36 keer per jaar voor per 100 koeien. In 2023 was dat verbeterd naar 22 gevallen per 100 koeien per jaar. In de helft van de veestapels bleef 85 procent van de koeien mastitisvrij in de laatst afgesloten lactatie. In 2016 was dat nog 79 procent.
Vruchtbaarheid en productie
Sinds 2010 is de gemiddelde leeftijd bij het eerste afkalven met 89 dagen gedaald tot 804 dagen (26,5 maanden). Opvallend is wel een lichte stijging, met 5 dagen in het laatste jaar. De tussenkalftijd is nu met 394 dagen 30 dagen korter dan in 2010.
De conception rate (percentage geslaagde inseminaties) was in 2024 39%. Dat lag in 2010 nog op 32%. Daarbij zijn wel grote verschillen tussen de bedrijven. De top25% realiseert een conception rate van 45%, het onderste kwart scoort gemiddeld slechts 32%.
De gemiddelde melkproductie zit de laatste vijf jaar rond de 8.700 kg, in 2023 kwam die uit op 8.737 kg. Dat is wel 1000 kg meer dan in 2010. In die periode steeg het vetgehalte van de melk van 3,35% naar 4,26%; het eiwitgehalte van 3,27% naar 3,36%.