Door lage voer-, arbeids- en mechanisatiekosten realiseert Jesper Olsen bijna 9 cent per kilo meetmelk aan kostprijsvoordeel. Hij wil niet naar vergaande automatisering. “Melkrobots vragen kenniswerkers, die zijn schaars en duur.”
De Deen Jesper Olsen is niet bang om stappen te zetten. De zestig koeien uit 2007 zijn er nu 360. Het zullen er volgend jaar ruim 500 zijn. Het areaal is gegroeid van 160 naar 360 hectare, waarvan 35 gehuurd en gepacht. De melkproductie per koe is meer dan verdubbelde sinds 2007. “Mijn vader was niet een echte koeienman, maar deed wel veel dingen goed. Het belangrijkste: hij was scherp op de kosten, realiseerde elk jaar winst en investeerde die winsten in grondaankoop. Dat is wel de basis voor waar ik nu sta.”
Begin deze eeuw was al duidelijk dat Jesper na de landbouwschool ‘ik heb in totaal maar 9 jaar school gehad’ boer zou worden. Zijn vader bouwde daarom in 2007 een nieuwe stal voor 230 melkkoeien. In 2009 kocht Jesper de helft van het bedrijf en richtte hij zich vooral op het melkvee. Hij voerde de productie sterk op. Eerst nog zonder personeel. In 2011 vroeg een kennis of hij geen werk voor hem had. “Ik wilde ook wel eens een weekend vrij zijn. Na wat rekenen kwam ik tot de conclusie dat ik het betalen kon en nam ik hem aan. Dat veranderde uiteindelijk mijn hele idee over arbeid en werken. Ik kreeg ineens tijd vrij om het bedrijf goed te bekijken, zaken aan te pakken en te verbeteren. Dat heeft heel goed uitgewerkt, ik werd er ondernemer door.”
Na de eerste medewerker had Olsen de smaak te pakken en kwamen er meer. Nu zijn er vier vaste personeelsleden: een Deense herdsmanager, een Roemeen, een Oekraïense en een Deense praktikant. “Ik hecht eraan een goede werkplek te bieden. Dat betaalt zich terug in lange dienstverbanden en daardoor goede resultaten. Toevallig is er veel verloop geweest de laatste twee jaar, maar veelal werken de mensen drie tot vijf jaar voor me.”
Dat verloop is terug te vinden in de technische resultaten. De melkkwaliteit verslechterde eind 2021, het celgetal liep op van 140.000 naar 198.000. “Ik heb er de melkroutines op na moeten lopen samen met mijn herdsmanager.” Het celgetal is nu weer bijna op het oude niveau.
In 2014 is de voormalige grupstal gesloopt en een nieuwe stal gebouwd voor het jongvee en de droge koeien. Daarmee ontstond plek voor de huidige 360 koeien. Een uitbreiding met nog eens 150 ligboxen is eind 2021 vergund. Die verlenging van de twee- + drierijige stal uit 2007 wordt gerealiseerd in 2024. “Nadat de vergunning afkwam, stegen de bouwkosten met tientallen procenten mede door de Oekraïne-crisis. Ik besloot te wachten. Dat heeft zich uitbetaald, het prijspeil van bouwmaterialen is weer fors gedaald en bijna op het pré-Oekraïne niveau.”
De Deen raamt de bouwkosten op ongeveer 600.000 euro. Die zal hij uit liquide middelen dekken. “We hebben nog nooit zoveel verdiend als in 2022 en we hebben weinig extra geïnvesteerd.”
Melkrobots op de tafel
Voor de naderende uitbreiding lag de optie op tafel om over te schakelen van de 2×12 rapid exit melkstal naar melkrobots, in meerdere varianten. Maar ze komen er niet. Daarbij speelt het aankoopbedrag van melkrobots geen rol. “De prijs was okee”, stelt de ondernemer. “Maar onze melkstal is up-to-date, modern. Ze kan zonder investeringen nog een jaar of tien mee.” Ook investeren in twee of drie robots alleen voor de groep hoogproductieve koeien viel af. “Ik werk met personeel en wil de systemen zo eenvoudig mogelijk houden. Dan moet je niet naar twee duidelijk verschillende systemen gaan.”
Arbeidsvoorziening speelt geen rol bij de keuze van het melksysteem. Personeel is volgens Jesper in de regio makkelijk aan te trekken. “En desnoods betaal je 10% extra. Melken is ongeschoolde arbeid, voeren ook. Als je overgaat op robots, heb je kenniswerkers nodig. Juist die zijn moeilijk aan te trekken. Daarom liever geen kapitaalvernietiging, blijven werken met eenvoudige systemen en dan maar een man extra op de loonlijst.”
De gemaakte keuze om door te gaan is financieel ook de beste, erkent de melkveehouder. “We kwamen op 3 cent per kilo melk hogere kosten bij robots, deels door kapitaalvernietiging, maar vooral door het moeten aantrekken van duurdere arbeid. Dat is toch snel 150.000 euro per jaar bij 500 koeien.”
Lage voerkosten
Als je de cijfers van het bedrijf bekijkt (zie tabel) dan scoort Olsen op veel vlakken rond het gemiddelde in zijn groep van vergelijkbare bedrijven. Maar op twee punten zijn er echt forse verschillen: de kosten van voeraankopen en de mechanisatie plus arbeidskosten. De kosten van voeraankoop zijn in 2022 blijven steken op 10,7 cent. Het gemiddelde van de Deense EDF-bedrijven was 4,5 cent hoger. “We realiseren die lage kosten op twee manieren. Ten eerste een goede gras- en maisopbrengst. De grasteelt is hier eenvoudig: vier keer per jaar 80 hectare in een keer maaien, schudden en hakselen door de loonwerker.”
Een tweede kostendrukkende factor is de gezamenlijke inkoop van grondstoffen en bedrijfsbenodigdheden met een groep van zestig melkveehouders. Die hebben twee inkopers in dienst die alle markten volgen. Olsen geeft vooraf aan hoeveel hij in een jaar nodig heeft. “Het neemt me veel geregel uit handen, het ontzorgt me. De inkopers volgen de markten beter dan ik zelf ooit zou kunnen. Door de jaren heen biedt het zeker 1 tot 2 cent per kilo melk aan voordeel op inkoopkosten. Niet dat ze er nooit naast zitten, zo ging het eens flink mis met non-gmo soja. Maar zelf beslis je ook wel eens te snel of te laat.” Hij volgt nu de marktontwikkelingen alleen nog om er wat feeling mee te houden.
Het gras wordt bemest met digestaat van een coöperatieve biogasinstallatie. Die haalt een keer per week de verse drijfmest op en betaalt daarvoor € 4,30 per kuub. Olsen krijgt in zijn opslag dan digestaat teruggeleverd. Daarvoor heeft hij 9.000 kuub opslagruimte. “Erg gunstig, want de stikstof in de digestaat werkt veel beter dan die in de drijfmest.” Het uitrijden van de digestaat op het grasland komt voor rekening van de melkveehouder.
Weinig arbeid en goedkope mechanisatie
De kosten van mechanisatie, arbeid en loonwerk vielen in 2022 met 12,3 cent per kilo melk 3,8 cent lager uit dan het gemiddelde van de Deense EDF-bedrijven. De kosten van betaalde arbeid zijn met 3,6 cent per kilo melk bijna 40% lager. Olsen heeft slechts 24 uur per koe nodig, tegen 30 in Denemarken. De inzet van familieleden wordt berekend op 1,5 cent per kilo melk tegen 1 cent op het gemiddelde Deense EDF-bedrijf. “Mijn vader maakt ondanks zijn pensionering nog steeds veel uren, vooral op de trekker.”
28,0 cent per kilo melk kritische kostprijs in 2022
Dat trekkerwerk is vooral akkerbouwmatig. Er is naast 130 hectare snijmais, 80 hectare gras en 20 hectare braak,130 hectare aan akkerbouwgewassen. Daarvan is 70 hectare tarwe en gerst, 30 hectare koolzaad en 30 hectare rogge op matig land. “De grond is hier toch al niet de beste, het is erg droogtegevoelig. Daarom passen we ook rotatie toe: 3 jaar gras, een jaar mais en dan een jaar granen.” De Deen kan alleen de 100 hectare die rond het bedrijf ligt beregenen. De andere grote percelen, veelal aangekocht na 2010, liggen op afstand. “Meestal kopen we percelen van 20 tot 40 hectare.”
In mechanisatie heeft de Deen weinig geïnvesteerd. “We kochten vorig jaar een nieuwe trekker, die was slechts zeven jaar oud. De andere trekkers zijn allemaal al een jaar of twintig. Ze kunnen nog steeds doen wat ik wil, dat is het belangrijkste. Veel werk verzetten voor weinig geld. En het onderhoud doen we zelf.” Ook dat zorgt voor lage kosten. Ondanks de leeftijd van de trekkers kost het onderhoud Olsen slechts 1,2 cent per kilo melk. Dat is een halve cent minder dan gemiddeld.
Lage kritische kostprijs, forse winst
De twee forse plussen in voerkosten, arbeid en mechanisatie leiden tot een voordeel van 8,3 cent per kilo melk. Stevige minnen ontbreken op dit bedrijf. Dat leidt tot een kritische kostprijs in 2022 van 28,0 cent per kilo melk en een break-even prijs (inclusief inkomenstoeslagen) van 29,8 cent. Gemiddeld lagen die op 38,3 en 35,7 cent op de Deense EDF-bedrijven. En die voordelen zijn geen eenmalig iets. In 2021 lag Olsens kritische kostprijs op 27,6 cent en het break-even punt op 28,5 cent. In 2021 lagen ze daar nog eens krap drie cent onder.
Gevoegd bij de opbrengstprijzen (64,9 cent totaal in 2022, 47,7 cent in 2021) is duidelijk dat er goed geld verdiend wordt op dit Deense bedrijf. Een marge van 32,9 cent per kilo melk in 2022, 16,3 cent in 2021. Als je dat vermenigvuldigt met ruim 4 miljoen liter melk, dan is wel duidelijk waar die liquide middelen voor de staluitbreiding vandaan komen. Alhoewel, er wordt ook elk jaar grond aangekocht. “Het doel is 10 tot 20 hectare”. Bij een gemiddelde grondprijs die in Zuid Jutland weer richting 20.000 euro per hectare kruipt, gaat daar gemiddeld elk jaar ook zo maar 3 ton in.
Die investeringen zullen lastiger worden, raamt de Deen. De rente die hij een kredietcoöperatie betaalt is merendeels variabel. Ze was lange tijd rond 0%, was in 2022 2,9% en tikt nu 4,5% aan. Dat is een extra kostenpost van zo’n 2 ton per jaar. “Die ruimte is er, maar je moet er na lange tijd weer rekening mee houden. De stappen moet ik nu beter afwegen, ik wil nooit in problemen komen.”
Wat de stap wordt na de aanstaande uitbreiding is ongewis. Het bedrijf kan groeien tot 800 melkkoeien, maar dan moet de jongveeopfok wel elders gebeuren. “Ik verwacht dat we na de uitbreiding vooral groeien in de akkerbouw. Daar heb ik plezier in, en de herdsmanager en de medewerkers regelen dan de koeien wel. Ik hoef pas echt te kiezen als een van de kinderen over een jaar of tien aangeeft voor melkvee te voelen. Dan is zo’n groeistap nog wel te zetten en dan ligt er al genoeg grond onder het bedrijf voor zo’n uitbreiding.”