Sinds dit jaar is extra GLB-toeslag te verkrijgen met de teelt van eiwitgewassen. Het levert via de zogenoemde eco-regeling zo € 40 of € 100 over alle hectares meer op. De teelt is echter niet gemakkelijk en soms pakken andere keuzes beter uit.
Door punten te scoren binnen de eco-regeling van het nieuwe GLB kunnen veehouders extra toeslag per hectare verkrijgen. Binnen de regeling zijn ruim twintig eco-activiteiten bepaald, zoals het telen van kruidenrijk grasland, het aanleggen van een bufferstrook of het telen van een stikstofbindend gewas. Elke eco-activiteit vertegenwoordigt een bepaalde waarde. Er zijn drie niveaus: brons, zilver en goud, met voor elk niveau een drempelwaarde. Bij brons krijgt de ondernemer € 60 per hectare; bij zilver € 100 en bij goud € 200 per hectare bovenop de standaardpremie. Door deze systematiek kan de teelt van bijvoorbeeld 3 of 4 hectare veldbonen zorgen dat iemand van zilver naar goud springt en dus voor elke hectare € 100 extra krijgt. Dat is dan voor alle hectares onder het bedrijf, dus voor een bedrijf van 60 hectare is dat € 6.000 extra inkomsten per jaar.
Een calculatie is maatwerk, omdat elke bedrijfssituatie anders is. Ook de minimaal in te zaaien hectares zijn afhankelijk van andere gemaakte keuzes binnen het pakket, zoals het type gewas. Zo levert veldbonen meer punten op dan luzerne. Ook eventuele gevolgen voor het rantsoen en andere aankopen of besparingen moeten voor de volledigheid worden meegenomen.
Veehouders zijn terughoudend
Een mogelijkheid binnen de eco-regeling zijn dus stikstofbindende gewassen zoals veldbonen, erwten, klaver of luzerne. Ook bij de keuze voor rustgewassen kunnen teelten zoals granen of koolzaad in beeld komen. Overigens hebben teelten vaak ook voordelen voor de grond, met name in wisselbouw met andere gewassen. Denk aan diepere worteling, stikstofvastlegging of achterblijven van meer organische stof. Een nieuw aspect is het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn vanaf 2023 met 1:4 rustgewassen en vanaf 2027 zelfs 1:3.
De teelt van eiwitgewassen biedt mogelijkheden, maar veehouders zijn nog terughoudend. Dat ziet Arjan Lassche, agro service manager bij KWS. “Dat geldt eigenlijk voor het hele nieuwe GLB. Het is ingewikkeld om keuzes goed in beeld te hebben en zelfs adviseurs weten het soms niet.” De complexheid maakt dat ondernemers geen risico willen lopen op fouten en daarmee in de problemen komen.
Daar komt bij dat in het algemeen eiwitgewassen lastig te telen zijn en opbrengsten nogal eens te optimistisch voorgesteld worden. Dat geldt al in de akkerbouw, laat staan voor veehouders. Voor een succesvolle teelt moet de ondernemer er namelijk bovenop zitten; van het juiste moment van zaaien tot de gewasbescherming en bepalen van het oogstmoment. Ook keuzes voor geschikte percelen, bemesting en grondbewerking kunnen het verschil maken tussen een onder- of bovengemiddelde opbrengst en kwaliteit. Bewaring en verwerking gaan vaak anders dan van gras en snijmais. Ook vraagt het bijna altijd extra arbeid. Dit moeilijke voorjaar met eerst te veel vocht en later droogte maakt de teelt er niet gemakkelijker op, ziet Lassche.
Dat de veehouderij maar matig met dergelijke eiwitgewassen uit de voeten kan, is deels te wijten aan het feit dat een veehouder geen akkerbouwer is. Maar Lassche steekt ook de hand in eigen boezem; door de lage interesse in gewassen als veldbonen en erwten hebben veredelaars de afgelopen decennia weinig energie gestoken in opbrengstverhoging of verbeteren van de teeltmogelijkheden onder Nederlandse omstandigheden. Mede daardoor liggen opbrengsten nog altijd op gelijke niveaus. “Als een veredelaar het budget omhoog schroeft, ontstaan echt wel mogelijkheden. We zijn bezig met het maken van een inhaalslag, maar daar gaat wel tijd overheen.”
Alles bij elkaar verwacht Lassche dat dit jaar maar beperkt van de mogelijkheden die de eco-regeling biedt gebruik wordt gemaakt. “De meesten nemen daarom genoegen met brons of zilver. Zie het maar als een oefenjaar.”
Vaak luzerne en klaver
Naast de teelt van eiwitrijke gewassen zijn er andere mogelijkheden om aan de eisen van de eco-regeling te voldoen. Die zijn echter beperkt, ziet Frank Jeurissen, adviseur melkveehouderij bij Agrifirm. “Opties als kruidenrijk of langjarig grasland zijn er wel, maar worden om allerlei redenen niet snel gekozen.” In de praktijk betekent dit dat veehouders in veruit de meeste gevallen uitkomen bij de teelt van luzerne en klaver. Over het algemeen past luzerne wat beter op klei en klaver wat beter op zand. Overigens heeft een deel van de bedrijven geen mogelijkheden en haalt de drempelwaarde niet om überhaupt aan de regeling mee te kunnen doen. Dat zijn vooral bedrijven met weinig langjarig grasland en/of die niet beweiden.
In theorie kan het telen van een gewas altijd uit, als daarmee de hectaretoeslag stijgt. Stel dat iemand 4 hectare bonen moet telen om van brons naar goud te gaan. Voor een bedrijf van 80 hectare is dat € 8.000 extra inkomsten. Dat betekent € 2.000 per hectare eiwitgewas. Al zou, gechargeerd, de teelt compleet mislukken, dan is dat nog een prima saldo.
Het ligt echter een stuk genuanceerder. Vooral op intensieve bedrijven zijn alternatieve teelten moeilijker rond te rekenen, omdat ze eigen gras of mais verdringen. Deze veehouders kunnen hun hectares niet missen en moeten bij een eiwitteelt mais bijkopen. Dan gaat het voordeel geheel of gedeeltelijk verloren. Bovendien wordt per saldo minder eiwit van een hectare gehaald dan met een goede grasteelt.
Op extensieve bedrijven zijn er meer mogelijkheden en daar ziet Jeurissen ook teelt van bijvoorbeeld veldbonen of erwten als mogelijkheid. Deze kunnen ook samen met graan worden gezaaid. De noodzaak voor maximale eigen drogestofproductie is op die bedrijven wat minder groot en vaak zijn er meer mogelijkheden in de regio voor samenwerking met een akkerbouwer.
Verhogen van grasopbrengsten
In het algemeen mogen melkveehouders meer focussen op het verhogen van de grasopbrengsten. Jeurissen merkt op dat een paar ton droge stof extra per hectare economisch snel opweegt tegen de meeropbrengsten vanuit een eco-regeling. Het kost geen bedrijfsaanpassingen of investeringen. “Dat geldt zeker voor de intensieve bedrijven. Op extensieve bedrijven zijn andere teelten eerder interessant, maar ook daar is de vraag of de veehouder het zelf moet doen of in samenwerking met een akkerbouwer.”
Samenwerken kan voordelen voor beiden bieden, zeker bij de akkerbouwer als het past in zijn bouwplanrotatie. De akkerbouwer kan de volledige teelt overnemen, waarbij afspraken worden gemaakt over teeltkosten of aankoop van product en plaatsing van drijfmest. En als toch ruwvoer moet worden gekocht, is transport van product met een hogere droge stof een stuk goedkoper. Voor de akkerbouwer is de aankomende verplichting tot rustgewassen en 4% braak een extra reden om een samenwerking te zoeken. “Bepalend voor een samenwerking is of beide partijen voordeel kunnen halen en elkaar wat gunnen”, is zijn ervaring.