Doorgaan naar artikel

Droom komt uit voor jonge Deen

Een bedrijf met dik 200 koeien starten zonder zelf van boerenafkomst te zijn, of rijke ouders te hebben? Jesper Toft Bitsch slaagde er in.

De Deen Jesper Toft Bitsch (31) werkte na zijn opleiding als voermanager en bedrijfsleider op diverse melkveebedrijven. Maar het bleef zijn droom om zijn eigen koeien te melken in zijn eigen stal.

Na het afronden van de landbouwschool in 2012 startte Jesper als voermanager op een bedrijf met 500 koeien. Twee jaar later stapte hij over naar een zelfde baan op een bedrijf met 340 koeien en studeerde daarna af als landbouweconoom, daarna werd hij er bedrijfsleider. In 2018 kwam er een bedrijf met 150 hectare te koop in Aulum. “Dat was het begin van het eigen baas als melkveehouder zijn”, zegt Jesper. “Gewapend met een gedetailleerd businessplan was ik in staat om genoeg financiering binnen te halen om de boerderij te kopen en de bedrijfsopzet aan te passen.

Over op biologisch en groeien

Een van de grootste veranderingen die Jesper doorvoerde, was de omschakeling naar biologisch, in de hoop op hogere melkprijzen. De prijs die hij in april 2023 ontvangt is 58 cent per liter.

Jesper begon met 160 koeien op 150 hectare eigendom. Hij zag kans er 25 hectare bij te pachten en bouwde in 2020 een nieuwe stal om meer vee te huisvesten. Sindsdien is het aantal koeien verhoogd tot 220. De nieuwe stal is bijna loodrecht op de oorspronkelijke stal gebouwd en herbergt 112 diepstrooisel-ligboxen, afkalfhokken en een separatieruimte met boxen. Bouwkosten: ruim 425.000 euro.

Het melken gaat met drie Lely A5 melkrobots, twee in de oude stal en één in de nieuwe waar de verse koeien staan. Jesper: “Ik ging bij de begroting uit van 60 melkkoeien per robot. Maar ze kunnen er gemakkelijk 65 aan, dus hebben we het aantal koeien iets verder verhoogd. De gemiddelde productie is nu 12.200 kg per koe en het celgetal is 128.000.”

Alle ligboxen zijn ingestrooid met zand. “Ik heb met diverse soorten strooisel in de boxen gewerkt op de andere bedrijven”, zegt Jesper. “Ik merkte dat zand de diepstrooiselboxen het beste droog houdt. Daarom was het een nobrainer om het ook op mijn boerderij te gebruiken.”

Eiwitgehalte drukken levert geld op

De Deen streeft ernaar alleen lokaal geteelde eiwitten te gebruiken. Dat drukt de CO2-belasting van het bedrijf. “We gebruiken geen soja omdat die geïmporteerd wordt en het niet altijd duidelijk is of ze op een duurzame manier verbouwd is.” Het is ook een van de eisen van afnemer Thiese. Die heeft enkele jaren geleden al besloten dat zijn toeleveranciers moesten stoppen met het gebruik van soja in het voer. “In plaats daarvan gebruiken we lokaal geteeld gras, veldbonen, koolzaadschroot en lupine in ons rantsoen.” Lupine past volgens de veehouder niet zo goed in een vruchtwisseling met veel klaver, gras en mais. “Het laat zich makkelijk telen door naburige akkerbouwers waardoor er geen lange afstanden transport nodig is.”

De biologische melkveehouders waren de eersten die de soja uit faseerden. “De gangbare veehouders beginnen daar nu mee”, aldus Jesper. “Deense zuivelbedrijven accepteren geen ggo-soja meer en niet-ggo-soja is erg duur. Daarom proberen ze soja te vervangen door andere eiwitgewassen.”.

Een van de andere voerdoelen die Jesper nastreeft is om minder dan 17 procent eiwit te gebruiken. Drie jaar geleden stemden de Deense melkveehouders vrijwillig in om het eiwitgehalte te verlagen tot maximaal 17 procent. Destijds zat ongeveer de helft van de bedrijven nog boven die grens. “Het sectordoel is opgesteld om wetgeving te voorkomen. Het doel is om de totale ammoniakemissie te verminderen. Daarmee kan de veehouderij 500 ton ammoniak bijdragen van de 7.000 ton die Denemarken achterloopt ten opzichte van de EU-eisen.”

Het is een doel dat hem eerder geld oplevert dan geld kost. “”Het goede is dat het economische meest optimale niveau 16 procent eiwit is. Veehouders zullen dus over het algemeen geen geld verliezen als ze onder de 17 procent komen.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin