Volgens de berichten van zuivelnl zijn er minder aanwijzingen voor BVD-infecties op BVD-vrije bedrijven. Hoe staat het dan met BVD-infecties op de niet-vrije bedrijven?
Van de niet-melkleverende bedrijven neemt slechts 19% deel aan BVD-bestrijding. Gelukkig de grote meerderheid van de jongvee-opfokbedrijven wel (namelijk 81%). Van de melkveebedrijven had eind 2019 78,6% de BVD vrij- of onverdacht status, dat is 3,9% meer dan in 2018. Dat betekent ook dat ruim 20% van de melkveebedrijven nog niet zo ver is. Het percentage vrije bedrijven met een aanwijzing voor een infectie was 0,6% in het vierde kwartaal van 2019. Dat zijn zo’n 60 bedrijven verdeeld over Nederland die dus mogelijk te maken hebben met BVD-virus-circulatie. Uit inventarisatie van de landen om ons heen en informatie van dierenartsen en veehouders blijkt dat er in 2019 en ook in de eerste maanden van 2020 nog in tenminste 10 provincies in Nederland en vlak over de grens met België en Duitsland BVD-virus circulatie heeft plaatsgevonden.
Met monitoring volgens één van de vier routes komt een eventuele BVD-infectie op melkveebedrijven boven water. Helaas is dit niet het geval voor 80% van de niet-melkleverende bedrijven. Maatregelen om het BVD-virus buiten de deur te houden, zijn daarom minstens zo belangrijk. Te denken valt aan stierkalfjes apart zetten, geen over de draad contact met vee van buurbedrijven, bedrijfskleding, schone materialen, en ga zo maar door. En let goed op met jongvee of droge koeien die elders weiden of jongvee dat terugkomt van jongvee-opfokbedrijven. BVD-vaccinatie is een waardevol hulpmiddel om BVD buiten de deur te houden, maar ook om jongvee en droge koeien te beschermen die elders, bijvoorbeeld in uiterwaarden, weiden.
Vaccinatie gaat prima samen met de meeste routes van het BVD-bestrijdingsprogramma, ook met een levend vaccin. De enige optie die moeilijk of niet te combineren is met vaccinatie, is het tankmelkonderzoek op antistoffen. Omdat vaccinatie nu eenmaal antistoffen geeft en dus bescherming biedt. Je zou je kunnen afvragen of, het onder de huidige omstandigheden met nog steeds BVD-virus-circulatie, een koppel zonder antistoffen verstandig is, want dat betekent ook, dat de dieren niet beschermd zijn. Een eventuele infectie slaat dan veel harder toe met grotere gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren, maar ook bedrijfseconomische impact.
Ervaringen en onderzoeken in het veld laten zien, dat vaccinatie prima te combineren is met het onderzoeken van oorbiopten op BVD-virus en van jongvee in het bloed op antistoffen. Dit kan ook, als de moeders gevaccineerd zijn met een levend vaccin, ongeacht het aantal vaccinaties van de moeder of het stadium van de dracht waarin de moeders zijn gevaccineerd.
Bescherming echt nog wel nodig
Nieuw in het bestrijdingsprogramma is dat indien er onvoldoende dieren aanwezig zijn, er ook dieren vanaf 6 maanden mogen worden getapt. In een andere recente pilotstudie in het veld werden in dieren van 6 tot 8 maanden leeftijd geen antistoffen gevonden, ondanks dat de moeders met een levend vaccin gevaccineerd waren. Alhoewel de kans wel groter wordt om in deze jongere dieren nog antistoffen van de moeder te kunnen vinden. Door het vaccinatie moment goed af te stemmen met de jongveeantistoffen-test en dieren te tappen die zelf nog niet-gevaccineerd zijn, is deze combinatie goed bruikbaar in de praktijk. Als er structureel te weinig jongvee aanwezig is, is de route oorbiopten de aangewezen route.
Rondom vaccinatie bestaan een paar hardnekkige misverstanden. De kosten zouden bijvoorbeeld niet opwegen tegen de voordelen. Iedere veehouder die een BVD infectie op zijn bedrijf heeft gehad zal kunnen vertellen dat hij liever gevaccineerd had, want de bedrijfseconomische schade houdt jaren aan en loopt enorm in de papieren. Ook doen valse geruchten soms de ronde dat vaccins niet veilig zouden zijn of zelfs dragers zouden kunnen veroorzaken. Gelukkig zijn dit slechts geruchten, want de huidige BVD-vaccins zijn uitgebreid getest en onderzocht. Ook met het nieuwere levende BVD-vaccin, Bovela®, zijn al meer dan 14 miljoen dieren gevaccineerd en er is dus al heel veel ervaring mee. Vaccins voorkomen juist het ontstaan van BVD-dragerdieren. En kunnen de koppel beschermen tegen nieuwe BVD-infecties. En dat is geen overbodige luxe, want het virus is echt nog wel aanwezig in Nederland.
Het BVD virus
Soort virus: Pestivirus
Verwante virussen: klassieke varkenspest, Border Disease (schapen)
Zoönose: nee
Diersoorten die gevoelig zijn voor BVD: herkauwers (koeien, schapen, geiten, maar ook wilde evenhoevigen, zoals reeën, herten)
Symptomen BVD:
* Bij een voorbijgaande (of tijdelijke) infectie; luchtwegproblemen, vruchtbaarheidsproblemen, diarree, melkproductie daling.
* Bij drachtige dieren: abortus, misvormde foetussen, geboorte van dragers.
* Dragers hebben een persistente infectie, dat betekent dat zij hun hele leven geïnfecteerd blijven en grote hoeveelheden virus uitscheiden.
Kijk voor meer informatie op bvdzero.nl