Maïs kan, evenals andere akkerbouwgewassen, onder minder optimale omstandigheden zoals bijvoorbeeld bij een gebrek aan nutriënten, door droogte, wateroverlast of door beschadiging, in stress raken en vervolgens door schimmels aangetast worden.
Bij een plant in stress is een verminderde suikerproductie het directe gevolg. Suiker doet dienst als bouwsteen voor de plant (cellulose, hemicellulose, maar ook door verdere verwerking in vetten, aminozuren en lignine) én als energiebron voor de plant, maar ook als energiebron voor de niet-fotosynthetiserende parasieten: de schimmel. Planten zoals mais zijn autotroof, schimmels heterotroof. Planten slagen er dus in hun eigen energie te produceren. Schimmels (net als mens en dier) zijn aangewezen op externe energiebronnen, zijnde (organische) koolhydraten. De weersomstandigheden gedurende het huidige groeiseizoen zijn nu (helaas) juist ideaal voor een schimmelaantasting.
Belangrijk en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt: niet de schimmel is de oorzaak van het feit dat de plant sterft, maar juist het feit dat de plant sterft (gebrek aan suiker – energie) is de reden waarom schimmels zich manifesteren. De schimmel moet op zoek gaan naar een andere energie(suiker)bron. En die vindt de schimmel in de bouwstenen van de celwand onder de vorm van cellulose en hemi-cellulose.
Builenbrand
De schimmelsporen van builenbrand kunnen via wind, neerslag en insecten worden verspreid en de maïsplanten infecteren. Hoge temperaturen, aantasting door de fritvlieg, droogtestress en/of beschadiging door bijvoorbeeld hagel bevorderen de kieming van de sporen. Deze sporen kunnen tot tien jaar in de bodem overleven.
De ernst van de aantasting is onafhankelijk van de frequentie van de maïsteelt. Verliezen in opbrengst en kwaliteit kunnen het gevolg zijn. Meerdere voederproeven hebben aangetoond dat met builenbrandsporen gecontamineerde kuilen geen negatief effect hebben op de gezondheid en de prestaties van rundvee. Terzijde, in Mexico wordt de schimmel voor culinaire gerechten gebruikt. Builenbrand wordt vooral door consequent veredelingswerk sterk teruggedrongen.
Kolffusarium
De voorwaarden voor een infectie met kolffusarium zijn regenrijke, koele zomers en herfstdagen. Kort gezegd: natuurlijke factoren die de bescherming van de kolf doorbreken.
De witachtig-grijze tot roodachtige schimmellaag verschijnt vaak als eerste aan de top van de kolf. Zorgvuldigheid bij het voeren van door kolffusarium aangetaste maïs dient door de mogelijke aanwezigheid van mycotoxinen betracht te worden.
Bladvlekkenziekte
Maïs kan ook aangetast worden door bladschimmels. Met name bladschimmels als Helminthosporium, Kabatiëlla en Phoma zijn bekend. Bij een vroege aantasting (augustus – begin september) kan dit resulteren in opbrengst- en kwaliteitsverlies. Is de schimmelaantasting pas aan het eind van het teeltseizoen zichtbaar, dan blijft de schade vaak beperkt tot een visueel minder mooi gewas. Er is sprake van een zekere rasgevoeligheid voor een of meerdere van deze bladschimmels. Kiezen voor een ras met een bewezen lage gevoeligheid is daarom belangrijk.
Helminthosporium turcicum
Helminthosporium carbonum
Phyllosticta (Phoma) Maydis
Kabatiella zeae (Eye spot)
Rhizoctonia
Schade door Rhizoctonia wordt in maïs steeds meer aangetroffen en begint aanvankelijk door aantasting van de wortels. Als gevolg daarvan komt de water- en nutriëntenvoorziening van de getroffen planten in het gedrang.
Ook de stevigheid heeft daaronder te lijden. Aangetaste wortels sterven af en bij een grote infectiedruk treedt legering op en is opbrengstverlies het gevolg.
Wortel- en stengelrot
Al erg vroeg kunnen verschillende in de bodem levende schimmels de wortels en stengelbasis aantasten. Ook na de mannelijke bloei is nog een aantasting mogelijk. Toenemende bruinkleuring in het onderste stengelgedeelte en een roodachtige verkleuring van de stengelkern gaat gepaard met een verminderende stevigheid van het weefsel.
De steeds slechter wordende stabiliteit kan tot aanzienlijke opbrengstverliezen leiden. Negatieve invloeden op de kwaliteit van de mais en de vorming van toxische stoffen (zearalenon, trichothecenen) zijn eveneens mogelijk. De ernst van de aantasting is niet alleen afhankelijk van de aantastingsdruk, maar ook van de fysiologische constitutie van de plant. Vooral bij droogte en op zandige, lichte bodems treedt deze ziekte in sterkere mate op. Een keuze voor gezond en groenblijvende rassen is hierbij zeer belangrijk.
Kopbrand
Kopbrand is een schimmelziekte (Sphacelotheca reiliana) die op steeds meer plaatsen voorkomt. In de praktijk wordt deze schimmelaantasting niet altijd herkend, omdat deze mogelijk verward wordt met de schimmel die Builenbrand veroorzaakt (Ustilago maydis). De overeenkomst is dat beide schimmels in de grond overblijven, maar de mate van schade bij kopbrand is veel groter. Bij een aantasting met kopbrand worden de kolf en pluim van de maïsplant in sporen omgezet.
Na de bloei worden de ziektesymptomen zichtbaar in de vorm van uitwassen en sporenkapsels. De aantasting is alleen te zien aan de kolf en de pluim van de maïsplant. Sterk aangetaste pluimen hebben een ‘flessenborstel’ aanzicht. Aangetaste kolven zijn kleiner dan gezonde, zijn peervormig en voelen zacht/pluizig aan. Bij een zware aantasting is een voor kopbrand kenmerkende ‘zwarte stofwolk’ van schimmelsporen rond de hakselaar tijdens het hakselen van de maïs waar te nemen. Via deze machine en door de wind worden deze sporen verder op het bewuste, maar ook naar naburige percelen verspreid. De mate van aantasting en daarmee schade is afhankelijk van de (weers)omstandigheden, de schimmeldruk en de gevoeligheid van het gezaaide ras. Gevallen van aantasting van 20% op perceelsniveau tot pleksgewijs zelfs 100% zijn bekend.
Voorkomen is beter dan genezen
Om de aantasting met schimmels in het volgende groeiseizoen zo weinig mogelijk kans te geven, zijn een uitgebalanceerde bemesting, vruchtwisseling, stimulering van de vertering van oogstresten en de keuze voor een maisras waarvan bewezen is dat deze weinig gevoelig is voor schimmels, belangrijke voorwaarden.