Door sterke inspanningen in veredeling ligt de vooruitgang in drogestofopbrengst tussen de 0.8 en 1% per jaar. Dit is bijna volledig te danken de vooruitgang in korrelopbrengst.
De belangrijkste speerpunten/doelstellingen voor KWS in de veredeling van maïs in de Benelux (zie kader) zijn korrelvroegrijpheid, voederwaarde, voederwaardeopbrengst, silomaïsopbrengst en de landbouwkundige eigenschappen.
Korrelvroegrijpheid
Om de maximale opbrengst en optimale energiedichtheid te realiseren is een vroegrijpe kolf noodzakelijk. Een ander belangrijk voordeel is dat een ras met een tijdige afrijping in de kolf eerder geoogst kan worden. Dit betekent dat het vanggewas op tijd gezaaid kan worden en daarmee kan doen wat het moet doen, namelijk reststikstof vangen. Wanneer deze werkwijze gehanteerd wordt met deze rassen, wordt beter voldaan aan de eisen/voorwaarden die onder de nitraatrichtlijn vallen.
Voederwaardeopbrengst
Zetmeel in maïs levert met name glucogene energie voor productie van melk en vlees. De economische gebruikswaarde van zetmeel is helder en resulteert in een besparing op de voerkosten op het bedrijf. Een ras met een hogere korrelopbrengst levert eenvoudigweg een hogere zetmeelopbrengst.
Landbouwkundige eigenschappen
Goede landbouwkundige eigenschappen worden steeds belangrijker. Onder ander als gevolg van de mestwetgeving gaan mestgiften naar beneden en bevat bovendien een kuub mest minder nutriënten dan in vroegere jaren. Dat betekent dat een maïsgewas daardoor eerder ‘in stress’ kan raken. Een gewas in stress is gevoeliger voor een aantasting met schimmels. Selectie op ongevoeligheid voor (schimmel)ziektes is daarom een belangrijk onderdeel van het kweekprogramma. Denk dan met name aan bladschimmels (bladvlekkenziekte), builenbrand, kopbrand en de verschillende Fusarium varianten.
Low input is de toekomst
Sinds meerdere jaren behoren de KWS-hybriden die in de markt verkocht worden tot de zogenaamde low-input rassen. Dat betekent dat er met minder water en nutriënten gelijkwaardige tot hogere opbrengst wordt gerealiseerd. Ook wordt, gelet op de steeds extremere weersomstandigheden tijdens het groeiseizoen, veel energie en geld gestoken in selectie op stevigheid. Denk hierbij dan aan het voorkomen van schade als gevolg van stengelbreuk of (wortel)legering. Ook zijn koude- en droogtetolerantie twee belangrijke speerpunten in de veredeling. De afgelopen vier jaar hebben wel laten zien wat het effect is van koude en/of droogte op de groei en opbrengst van maïs.
Inspanningen beloond door vermelding op de Rassenlijsten
Door sterke inspanningen in veredeling ligt de vooruitgang in drogestofopbrengst tussen de 0.8 en 1% per jaar. Dit is bijna volledig te danken de vooruitgang in korrelopbrengst. Nieuwe vroegrijpe rassen presteren net zo goed, zoniet nog beter dan veel middenvroege rassen die op de Rassenlijst vermeld staan. Dat heeft te maken met het feit dat in de veredeling, zeker bij KWS, de nadruk gelegd wordt op vroegrijpheid in de korrel. De genetische vooruitgang in de vroegrijpe groep van rassen gaat simpelweg sneller. Heel mooie voorbeelden daarvan zijn de KWS rassen op het WUR Rassenbulletin silomaïs ultravroeg – zeer vroeg 2023 en de CSAR Aanbevelende Rassenlijst 2023:
NEVO: ultravroeg – zeer vroeg (FAO 180), zeer geschikt voor een zeer vroege oogst als silomaïs, MKS, CCM en/of droge korrelmaïs en voor zaai op droogtegevoelige grond.
PAPAGENO: zeer vroeg (FAO 200), zeer geschikt voor een zeer vroege oogst als silomaïs met een hoge voederwaarde.
CURACAO: vroeg (FAO 210), zeer geschikt voor de teelt van vroege maïs als silomaïs met een hoge drogestofopbrengst.
EMPORIO: vroeg (FAO 215), zeer geschikt voor een vroege oogst als silomaïs, MKS, CCM en/of droge korrelmaïs met als resultaat een hoge voederwaardeopbrengst.
JOHANINIO: vroeg (FAO 225), zeer geschikt voor de oogst als vroege silomaïs of MKS met als resultaat een hoge drogestof- en voederwaardeopbrengst.
Dit neemt niet weg dat er ook serieuze aandacht besteed wordt aan de veredeling van middenvroege rassen. De speciale aandacht gaat hier uit naar de ontwikkeling van de zogenaamde dubbel dent-maïsrassen. Dent-maïs, ook wel paardentandmaïs genoemd, is nog steviger en heeft een groter opbrengstpotentieel. De planten van deze nieuw ontwikkelde genetica zijn bovendien compacter en daardoor robuuster, maar ook bladrijker en hebben een grote kolf. Een heel mooie nieuwkomer is hier het ras Arturello. Zowel in de eigen proeven alsook op velden van andere onderzoeksinstanties heeft dit ras de hoogste voederwaardeopbrengst weten te realiseren.
ARTURELLO: middenvroeg (FAO 240), zeer geschikt voor een middenvroege oogst als silomaïs, MKS, CCM en/of korrelmaïs en voor zaai op droogtegevoelige grond. Daarnaast is Arturello niet gevoelig voor builenbrand en kopbrand!
Wilt u meer informatie over de nieuwste maïsrassen van KWS? Neem dan contact op met uw regionale adviseur !
Benelux is belangrijk testgebied
KWS streeft, op basis van een uitgebreid veredelingsprogramma, naar het hoogst haalbare saldo voor de teelt van voedermais door ze optimaal te laten presteren onder de condities zoals die in de Benelux gelden. De Benelux heeft vanwege de centrale ligging in Noordwest Europa en het feit dat meerdere klimaatzones over de Benelux liggen, een heel belangrijke rol in dit programma. Maïsrassen die hier worden verkocht, zijn ook eerst gedurende meerdere jaren in de Benelux getest. Daarnaast wordt ook de proefervaring opgedaan in de ons omringende landen meegenomen. Omdat bijvoorbeeld het klimaat in Noord-Nederland sterk overeenkomt met dat in Noord-Duitsland, Denemarken en Engeland, gedijen de maïsrassen die hier beproefd zijn ook heel goed in die landen. Het omgekeerde is uiteraard ook het geval.