Doorgaan naar artikel

950 VEM zegt niks

Een maïskuil en een graskuil kunnen beide 950 VEM bevatten, terwijl iedere veehouder weet dat het voedingstechnisch gezien om totaal verschillende voedermiddelen gaat.

De laatste weken circuleren er met regelmaat berichten in de media die suggereren dat maïs geoogst zonder of met een te kleine kolf toch nog een goede voederwaarde zou hebben. Dit wordt gezegd aan de hand van de VEM-waarde van deze maïs(kuil). De praktijk van vandaag laat zien, dat wanneer er van deze maïs gevoerd wordt en er niet juist en tijdig wordt aangevuld, de melkproductie tegenvalt of zelfs onderuit gaat. Dit is een bevestiging dat de VEM-waarde, van in dit geval maïs, niets zegt over de vraag wat de koe er mee kan. Een maïskuil en een graskuil kunnen beide 950 VEM bevatten, terwijl iedere veehouder weet dat het voedingstechnisch gezien om totaal verschillende voedermiddelen gaat.

Het functioneren van de plant als basis

Om helderheid te kunnen verschaffen is het belangrijk om eerst terug te gaan naar de basis, namelijk het functioneren van de plant. Het gaat in principe over de dynamiek van de koolhydraatsamenstelling of het spel van aandelen aan suiker, celwanden (=NDF / structuur) en eiwit in de drogestof bij gras. Bij maïs draait het hoofdzakelijk om suiker, celwanden en, eigenlijk als vanzelfsprekend, om zetmeel.

Van gras gaat de kwaliteit (VEM) zoals bekend achteruit bij later maaien: dat slaat op het eiwitgehalte dat afneemt en het suikergehalte dat afneemt. Het aandeel vezel (bloeistengel) neemt toe en daarmee ook de structuurwaarde.

Bij maïs neemt, na de bloei, de drogestofopbrengst toe door zetmeelproductie. Dit is uiteraard het geval bij gezonde maïsplanten. Bij een late oogst van gezonde dus niet verdroogde maïs, kunnen zeer vroege rassen nimmer een dezelfde hoge verteerbaarheid laten optekenen als late rassen. Dat is zo omdat bij late oogst de vroegste rassen al dood zijn, dat is zonder suiker zijn en bijgevolg het relatieve aandeel aan NDF in de droge stof hoger is. Het aandeel aan de minder goed verteerbare fractie is dus toegenomen, en dus de totale verteerbaarheid (VCos) en VEM (berekend uit de VCos) afgenomen. Omdat er nu eenmaal 1.000 gram in een kilogram zit, betekent dit praktisch gezien, dat wanneer de maïs door het ontbreken van een fatsoenlijke kolf, weinig zetmeel bevat, er per kilogram droge stof naar verhouding automatisch meer celwanden inzitten. Dit verklaart ook de relatief hoge ruwe celstof waarde van maïskuilen zonder of met te weinig kolf.

Alleen een gezonde restplant is na de bloei in staat om suikers te produceren en deze om te zetten naar zetmeel. Helaas is dit door de droogte op veel percelen dit jaar zeer problematisch geweest en is maïs ‘noodrijp’ geworden oftewel vroegtijdig afgestorven. Daarnaast zijn enigszins gezonde planten zonder of met een te kleine kolf onder veel zonlicht toch in staat om suikers te produceren, die door het ontbreken van een goede kolf niet in zetmeel omgezet konden worden. Dit heeft geresulteerd in tamelijk hoge suikergehaltes in de verse maïs.

In proefverband met een grote variatie in kolfrijpheid bij maïs / of met een grote variatie in doorschietdatum bij gras, speelt het suikergehalte – als zeer dynamische component in de ds – een niet onmiskenbare rol in de verklaring van verteerbaarheidsverschillen tussen rassen en/of mengsels.

Zetmeel voor melkproductie

Suiker is nodig voor de productie van celwanden vóór de bloei (gras en mais), de productie van toekomstig zetmeel na de bloei (bij maïs) en voor het inkuilproces (substraat voor melkzuurbacteriën en snelheid van pH-daling). Dit laatste is ook verklaring voor het gegeven dat na conservering een groot deel van de suikers verbruikt zijn. Dit is terug te zien in de lagere voederwaarde van geconserveerde maïs zonder of met een te kleine kolf. Neem maar eens de proef op de som door van een dergelijk gewas een monster te nemen van ‘verse’ net geoogste maïs en van diezelfde maïs, maar dan na conservering. Dat is waar de praktijk nu over spreekt. Het verschil is verschil in suikergehalte en daarmee het dalen van de VEM-waarde. De overeenkomst is in beide gevallen het ontbreken van zetmeel. De lage zetmeelwaardes in veel maïskuilen van dit seizoen en daarop volgend een daling van de melkgift na het voeren hiervan geeft eens te meer het belang van zetmeel in maïs aan. Zetmeel levert glucogene energie en is melkdrijvend. Zetmeel is de component van de drogestof die zowel 100% verteerbaar is, bij goede afrijping (=korrelrijpheid of fysiologische rijpheid) de nodige bestendigheid brengt, alsook bij vertering de meeste netto-energie levert. Zetmeel is daarmee de belangrijkste nutritionele (=veevoederkundige) component. Zetmeel is ook de duurste energiecomponent van het voeder. Het economisch rendement hangt daarmee ook aan de zetmeelopbrengst vast. Zetmeel moet dus geproduceerd worden, en dat op relatief dure grond. Het economisch rendement = zetmeelopbrengst x zetmeelverteerbaarheid x energetische efficiëntie x eenheidsprijs per kg geproduceerd zetmeel.

Kiezen voor een maïsras met een hoge zetmeelopbrengst

Om dit in de praktijk te realiseren is oogstzekerheid enorm belangrijk. Veredeling van maïs is vooral selecteren op korrelvroegrijpheid en korrelopbrengst of anders gezegd zetmeelopbrengst. Meer korrel geeft meer zetmeel. Meer zetmeel geeft meer energie. Meer energie geeft meer melk. Het doel voor de teler is de hoogst mogelijke opbrengst aan rijpe korrels, ook voor silomaïs. Om dit in de praktijk te realiseren is oogstzekerheid enorm belangrijk. Een modern maïsras dient een goede resistentie te hebben tegen maïskopbrand, builenbrand, over een goede bladvlekkentolerantie te beschikken, minder gevoelig te zijn voor droogte en bovenal stevig te zijn. Dit alles wordt verstaan onder oogstzekerheid. De les uit 2018 is dat, mocht het zich in 2019 herhalen, tijdig geanticipeerd moet worden op droogte en opbrengstderving, daar waar mogelijk, voorkomen moet worden door tijdig te starten met beregenen. Bedenk dat het nu nog steeds veel te droog is en wanneer deze lijn zich in de komende wintermaanden voortzet, de situatie in het nieuwe komende groeiseizoen niet veel beter wordt. Denk de komende maanden dan ook goed na over de te voeren strategie.

Al meer dan 160 jaar veredelt KWS gewassen waaronder maïs, in de gematigde klimaatzones. Maïs is wereldwijd het meest geteelde gewas en heeft een belangrijke positie in het productassortiment van KWS.

KWS Benelux is als onafhankelijk kweekbedrijf marktleider in de Benelux in maïszaden.

De doelstelling is om iedere maïsteler te voorzien van toegevoegde waarde op het landbouwbedrijf in de vorm van goede, op het bedrijf passende, maïsrassen en een professionele teeltbegeleiding. Met trots, passie en de ervaring die is opgedaan in de landbouwpraktijk werken de medewerkers van KWS Benelux dagelijks aan het behalen van deze doelstelling.

KWS hanteert in de Benelux al meer dan 20 jaar een duidelijke visie die volledig conform is aan de goede landbouwpraktijk. Deze visie is gebaseerd op duurzaamheid, vertrouwen en degelijkheid. KWS streeft, op basis van een uitgebreid veredelingsprogramma, naar het hoogst haalbare saldo voor de teelt van voedermaïs.

Meer over KWS

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin