Doorgaan naar artikel

Ken de grassamenstelling in je grasland

Een goed grasbestand is de beste uitgangspositie voor het winnen van voldoende en kwalitatief goed ruwvoer. Dit zijn de belangrijkste handvatten.

Veehouders zouden twee keer per jaar, in het voor- en het najaar, hun grasland moeten beoordelen op de grassamenstelling. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van voederwaarde en opbrengst van graspercelen.

Om grasland te beoordelen is het het beste om in een W-vorm door het perceel te lopen en te kijken welke grassen zich op die route bevinden en in welke verhouding. Daarbij is er de gouden 50/80-regel: is het percentage goede grassen groter dan 80% dan is het prima in orde en is geen actie nodig.

Ligt het percentage goede grassen tussen de 50% en 80% dan is doorzaaien nodig om het percentage goede grassen weer op peil te brengen. Dit geldt alleen als er minder dan 20% kweek in staat.

Dan is, net als bij minder dan 50% goede grassen, meer ingrijpende actie nodig. Doodspuiten en herinzaai is dan het advies. Voor droogteschade gelden andere randvoorwaarden.

Wat te doen bij droogteschade?

De laatste jaren is in Nederlandse graslanden nogal wat droogteschade opgetreden. Om te bepalen of er actie nodig is kan de volgende leidraad worden gevolgd. Als er nog één groene spruit goed gras per vierkante decimeter aanwezig is, hoeft er geen actie te worden ondernomen.
Is de stand te open of te hol, laat dan het perceel doorzaaien. Dat laatste is ook het advies als het gras bruin is, maar de wortels van het gras nog wit. Herinzaai is nodig als niet alleen het gras bruin is, maar ook het wortelstelsel ervan.

Herinzaai gras rendeert snel

Bij te weinig goede grassen lopen opbrengst en kwaliteit van een perceel terug. Het verschil tussen een perceel met minder dan 50% goede grassen en nieuw ingezaaid grasland kan zomaar oplopen tot een opbrengstverschil van 3 ton droge stof per jaar.

Als een kilo droge stof gras een waarde vertegenwoordigt van 15 cent betekent dat € 450 verschil. Dan is de meerwaarde van hogere voederwaarde nog niet eens meegerekend. Het mag duidelijk zijn dat het met een investering in herinzaai al snel gunstig rekenen is.

Goed, matig en slecht gras

Om grasland goed te kunnen beoordelen moet er wel kennis zijn van de verschillende grassen. Er zijn meer dan 1.000 grassoorten waarvan er ruwweg 20 met regelmaat voorkomen in de Nederlandse weiden. “Ook die hoef je niet allemaal te kennen”, geeft Mark de Beer, ruwvoerexpert bij Groeikracht aan.

“Ik hou ervan om dingen plat te slaan”, vertelt hij. “Voor mij is het daarom goed genoeg dat veehouders de belangrijkste goede grassen en matige grassen kunnen herkennen. Dat zijn er maar een paar.” Met de goede grassen worden vooral Engels en Italiaans raaigras, timothee, rietzwenk en festulolium bedoeld.

De meest voorkomende slechte grassen laten zich terugbrengen tot kweek, straatgras, ruwbeemd en gestreepte witbol. Overigens kunnen bij de matige tot goede grassen ook veldbeemd en beemdlangbloem worden geteld. Echter, deze grassen worden nauwelijks nog gezaaid en komen maar weinig voor.

Een uitzondering op de grassen zijn de klaversoorten. Ze horen niet tot de grasachtigen, maar hun aandeel – rode en witte klaver – mag worden opgeteld bij de goede rassen in de beoordeling van de samenstelling van de zode.

Kennis over grassen inhuren

Wanneer veehouders toch twijfelen over hun grassenkennis is het verstandig om deze kennis in te huren. Voor het berekenen van een rantsoen of advies op diergezondheid wordt immers ook kennis ingehuurd. Maar voor een deskundige beoordeling van het grasland gebeurt dat nog te weinig. De Beer: “Terwijl een goede grassamenstelling van het grasland toch de basis vormt in de ruwvoeropbrengst en kwaliteit. Daarmee is het een directe voorloper voor een efficiënte melkproductie.”

Het is ook niet vreemd dat veehouders de grassenkennis wat zijn verloren. De verschillen tussen verschillende grassoorten zijn soms klein. Je moet dit daarom met regelmaat doen om de verschillen te onthouden en te herkennen.

Wie zelf een rondje wil maken over de percelen doet er goed aan zijn grassenkennis weer even bij te spijkeren. In eenvoudige determinatietabellen is via een vaste volgorde al snel onderscheid te maken tussen verschillende soorten.

Bepaal eerst of het gaat om een gras met een gerolde of een gevouwen spruit. Bepaal vervolgens of het gras wel of geen oren heeft die de stengel geheel of gedeeltelijk omsluiten, of het gras behaard of onbehaard is en bepaal als laatste de mate van geribdheid van het blad.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin