Doorgaan naar artikel

Goedkoop maar inefficiënt voeren met gras

Grasbedrijven kunnen goedkoper melken en ruwvoer maken dan bedrijven met veel mais in het rantsoen. Qua CO2-productie doen bedrijven met een gemiddeld aandeel mais het beter.

Foto: Lex Salverda

Grasbedrijven kunnen goedkoper melken en ruwvoer maken dan bedrijven met veel mais in het rantsoen. Qua CO2-productie doen bedrijven met een gemiddeld aandeel mais het beter.

Snijmais is voor een groot deel van de melkveehouders een geliefd voedermiddel dat prima rekent in rantsoenen. Grofweg ligt het gebruik op intensieve bedrijven in het zuiden en oosten hoger dan op de extensieve bedrijven in het noorden en westen van het land. Dat maakt een grote variatie in gebruik; bij sommige ­bestaat het rantsoen voor meer dan de helft uit snijmais terwijl er ook bedrijven zijn die het product niet gebruiken.

Om inzicht te geven hoe het voeren van mais economisch en milieutechnisch uitpakt, is door Rinus Wientjens, adviseur melkveehouderij bij Flynth, een analyse gemaakt van het klantenbestand in 2020. Daarbij zijn zeven groepen gemaakt per aandeel snijmais in het rantsoen. Dat gaat op bedrijfsniveau van niets tot 55% mais.

Minder melk op grasbedrijf

Kijkend naar de achtergrond van de bedrijven dan valt op dat de omvang toeneemt naarmate ze meer snijmais in het rantsoen opnemen. Het grootste verschil wordt echter bij de zuivere grasbedrijven gemaakt; die groep is zo’n kwart miljoen kilo kleiner dan het gemiddelde bedrijf. Deze bedrijven gebruiken gemiddeld bijna 48% gras in het rantsoen, bij de zwaarste maisgebruikers is dat maar ruim 25%.

Niet geheel onverwacht zijn de grasbedrijven een stuk extensiever dan de bedrijven die mais gebruiken. Het verschil tussen de twee uiterste groepen is zo’n 9.000 kilo melk per hectare. Het gemiddelde bedrijf heeft bijna 17.900 kilo melk per hectare.

Qua productie hebben de zuivere gras­bedrijven de minste kilo’s melk per koe; het scheelt bijna 1.000 kilo met de groep die 25 tot 30% mais gebruikt. Verder hebben de grasbedrijven het laagste vetgehalte in de melk en een gemiddeld eiwitgehalte. De ­zware maisgebruikers hebben voor beide de hoogste gehaltes.

Opvallend is de opbrengst aan droge stof van een hectare gras en mais. De grasbedrijven zijn duidelijk in staat meer gras van een hectare te halen; ruim 10.700 kilo droge stof versus circa 8.300 kilo bij de categorieën maisbedrijven met de laagste opbrengst. De maisopbrengst per hectare neemt ook toe naarmate bedrijven meer mais gebruiken, behalve bij de groep grootgebruikers van snijmais; die produceren op hectareniveau dik onder het gemiddelde.

Gras voor 13,3 cent per kilo

In de tabel Goedkoopste eigen droge stof op grasbedrijf zijn voor dezelfde klasse-indeling de economische verschillen in beeld gebracht. De zuivere grasbedrijven hebben met € 32,68 per 100 kilo een fors lagere kritieke melkprijs dan bedrijven die mais voeren. Dat zit vooral vast op lage toegerekende kosten; bijna € 4 verschil tussen de grasbedrijven en ‘maximaal mais’-bedrijven. Maisbedrijven ­kopen naarmate ze meer mais voeren meer ruwvoer aan. De grasbedrijven realiseren verder fors lagere teelt- en bewerkingskosten per hectare. Wat ook meetelt is dat grasbedrijven de hoogste overige saldi en niet-melkgeldopbrengsten hebben. Dat zijn andere bedrijfsinkomsten, maar ook betalingsrechten en beheersvergoedingen.

Bedrijven met veel snijmais gebruiken duurder krachtvoer met meer eiwit. Desondanks laten de krachtvoerkosten een lichte daling zien naarmate bedrijven meer mais gebruiken, wat te danken is aan minder kilo’s brok per 100 kilo melk.

De niet-toegerekende kosten liggen op de maisbedrijven wat lager, wat vooral te verklaren is door een groter omvang en dus meer kilo’s om de kosten over uit te smeren. Onder de streep realiseren de grasbedrijven met € 3,44 per 100 kilo melk veruit de hoogste marge. Dat heeft dus meer te maken met de bedrijfsstructuur dan het aandeel gras en mais.

Kijkend naar de totale droge stofproductie per bedrijf dan produceren bedrijven met het kleinste aandeel snijmais het meeste en bedrijven met het hoogste aandeel mais het minste per bedrijf. Dat zit vooral vast op verschillen in bedrijfsomvang. Afgezet tegen de kosten die bedrijven hiervoor weten de grasbedrijven de goedkoopste droge stof te produceren: 13,3 cent per kilo zijn ze daarvoor kwijt terwijl de categorie met de meeste snijmais 18,1 cent per kilo droge stof kwijt.

Meeste CO2 zonder mais

Tot slot is voor de gras- en maisbedrijven ­gekeken hoe ze op het gebied van duurzaamheid en klimaatkengetallen scoren. Bedrijven met alleen gras of een klein aandeel mais hebben een negatief BEX-voordeel voor stikstof. Pas bij 20 tot 25% snijmais in het rantsoen slaat dat om in een BEX-voordeel. Het betekent dat bedrijven efficiënter voeren met een eiwitbenutting die beter is dan op bedrijven met weinig of geen mais in het rantsoen. Voor fosfor neemt het BEX-voordeel ook toe, maar zijn de verschillen minder groot.

Niet verwonderlijk hebben de grasbedrijven een hoger aandeel eiwit van eigen land en een hoger aandeel blijvend grasland. Ze zitten gemiddeld dik boven de norm van 65% zoals de sector zichzelf heeft opgelegd. Dat bedrijven met mais dit niet halen heeft eerder te maken met hun intensieve bedrijfsstructuur dan het feit dat ze veel mais voeren.

De bedrijven met de laagste CO2-productie zijn te vinden bij de bedrijven met 20 tot 30% snijmais in het rantsoen; de hoogste productie bij bedrijven met geen of tot 15% mais in het rantsoen. Op bedrijven met weinig mais is dat te wijten aan een hoge CO2-productie via voer; die ligt een factor 3 hoger tussen de groepen geen en maximaal mais. Ook CO2 via pensfermentatie is hoger naarmate bedrijven minder mais gebruiken. Het voervoordeel dat bedrijven met veel mais realiseren wordt deels tenietgedaan door meer CO2 via aanvoer van producten en vanuit de stal.

Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, herkent de uitkomsten uit de analyse, maar benadrukt dat verschillen tussen individuele bedrijven groter zijn dan hier berekend. “Daarbij wordt de keuze tussen meer of minder mais vooral bepaald door aspecten als verkaveling en geschiktheid van grond. Bij onvoldoende geschiktheid is de teelt sowieso te duur.” Mais telen brengt immers ook hogere kosten met zich mee en het rendement daarvan verschilt per bedrijf.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin